BMW 3 SERIES 2021 Instructieboekjes (in Dutch)

OverzichtToetsen
op
stuurwielToetsFunctieSnelheidsregeling
aan/uit.Snelheidsregeling
met
laatste
instelj
ling
voortzetten.Snelheidsregeling
onderbreken.Huidige
snelheid
opslaan.
Speed
Limit
Assist:
voorgestelde
snelheid
handmatig
overnemen.Tuimelschakelaar:
Snelheid
instellen.
Snelheidsregeling
in-/
uitschakelen
Inschakelen Afhankelijk
van
de
uitrusting
op
de
overj
eenkomstige
toets
op
het
stuurwiel
drukken.
De
controlelampjes
op
het
instrumentenpaneel branden
en
de
markering
op
de
snelheidsmeter wordt
op
de
huidige
snelheid
gezet.
De
snelheidsregeling
is
actief.
De
momenteel
gereden
snelheid
wordt
aangehouden
en
opgej slagen
als
gewenste
snelheid.
De
dynamische
stabiliteitscontrole
DSC
wordt
evt.
ingeschakeld.
Uitschakelen
Afhankelijk
van
de
uitrusting
op
de
overjeenkomstige
toets
op
het
stuurwiel
drukken.
De
weergaven
verdwijnen.
De
opgeslagen
gej
wenste
rijsnelheid
wordt
gewist.
Snelheidsregeling
onderbreken Handmatig
onderbreken Bij
ingeschakeld
systeem
toets
indrukjken.
Automatisch
onderbreken De
werking
van
het
systeem
wordt
bijv.
in
de
volj
gende
situaties
automatisch
onderbroken:'xAls
de
bestuurder
remt.'xHandgeschakelde
versnellingsbak:
als
de
koppeling
enkele
seconden
ingetrapt
wordt
of
bij
niet-ingeschakelde
versnelling
losgelaj
ten
wordt.'xHandgeschakelde
versnellingsbak:
als
voor de
snelheid
een
te
hoge
versnelling
ingejschakeld
is.'xSteptronic
transmissie:
als
uit
de
keuzehenj
delstand
D
naar
een
andere
stand
geschaj keld
wordt.'xAls
de
Dynamic
Traction
Control
DTC
wordtgeactiveerd
of
de
dynamische
stabiliteitsrej
geling
DSC
wordt
gedeactiveerd.'xAls
de
dynamische
stabiliteitsregeling
DSC
regelt.Seite
251RijhulpsystemenBEDIENING251
Online
Edition
for
Part
no.
01405A1EBB1
-
X/20

Snelheid
instellen
Snelheid
handhaven
en
opslaan
Schakelaar
in
onderbroken
toestand
één
keer
naar
boven
of
onder
duwen.
Bij
ingeschakeld
systeem
wordt
de
actuele
snelj heid
gehandhaafd
en
als
gewenste
rijsnelheid
opgeslagen.
De
opgeslagen
snelheid
wordt
op
de
snelheidsj
meter
weergegeven.
De
dynamische
stabiliteitscontrole
DSC
wordt
evt.
ingeschakeld.
De
snelheid
kan
ook
door
toetsbediening
worden
opgeslagen.
Toets
indrukken.
Snelheid
wijzigen
Zo
vaak
op
de
tuimelschakelaar
naar
boven
of
onderen
drukken,
tot
de
gewenste
rijsnelheid
is ingesteld.
In
actieve
toestand
wordt
de
weergegeven
snelj
heid
opgeslagen
en
bereikt
voor
zover
de
verj
keerssituatie
dit
toelaat.
'xDrukken
van
de
tuimelschakelaar
tot
het drukpunt
verhoogt
of
verlaagt
de
gewenste
rijsnelheid
telkens
met
1
km/h.'xDrukken
op
de
tuimelschakelaar
door
het
drukpunt
heen
verandert
de
gewenste
snelj
heid
telkens
tot
het
volgende
tiental
van
de
km/h-weergave
op
de
snelheidsmeter.
De
maximaal
instelbare
snelheid
hangt
af
van
de
auto.'xDe
tuimelschakelaar
tot
het
drukpunt
drukken en
ingedrukt
houden:
de
auto
versnelt
of
verjtraagt
zonder
op
het
rijpedaal
te
trappen.
Na
het
loslaten
van
de
tuimelschakelaar
wordt
de
bereikte
snelheid
behouden.
Verder
drukken
dan
het
drukpunt
verhoogt
de
snelj
heid
nog
meer.
Snelheidsregeling
voortzetten
Een
onderbroken
snelheidsregeling
kan
door
opjroepen
van
de
opgeslagen
snelheid
hervat
worjden.
Voor
het
oproepen
van
de
opgeslagen
snelheid
controleren,
dat
het
verschil
tussen
de
actuele
snelheid
en
de
opgeslagen
snelheid
niet
te
groot is.
Anders
kan
de
auto
ongewenst
afremmen
of
accelereren.
Bij
onderbroken
systeem
de
toets
injdrukken.
De
snelheidsregeling
wordt
voortgezet
met
de opgeslagen
waarden.
In
de
volgende
gevallen
wordt
de
opgeslagen snelheidswaarde
gewist
en
kan
deze
niet
meer
worden
opgeroepen:
'xBij
het
uitschakelen
van
het
systeem.'xBij
het
uitschakelen
van
rijden-stand-by.Seite
252BEDIENINGRijhulpsystemen252
Online
Edition
for
Part
no.
01405A1EBB1
-
X/20

Weergaven
in
het
instrumentenpaneel
Weergave
op
snelheidsmeter'xMarkering
groen:
systeem
is
actief,
de
markering
toont
de
gewenste
snelheid.'xGrijze
markering:
systeem
is
onderbroken,
de
markering
toont
de
opgeslagen
snelheid.'xGeen
markering:
systeem
is
uitgeschakeld.
Controlelampje
'xControlelampje
groen:
het
systeem
is
actief.'xControlelampje
grijs:
het
systeem
is
onderbroken.'xGeen
controlelampje:
het
systeem
is
uitgej schakeld.
Weergaven
in
het
Head-Up
Display
Een
deel
van
de
informatie
over
het
systeem
kanook
worden
weergegeven
op
het
Head-Up
Disj
play.
Het
symbool
wordt
weergegeven
als
de
ingestelde
snelheid
bereikt
is.
Grenzen
van
het
systeem De
ingestelde
snelheid
wordt
ook
bij
afdalingen
aangehouden.
Op
hellingen
kan
de
gewenste snelheid
mogelijk
niet
aangehouden
wordenwanneer
het
aandrijfvermogen
niet
toereikend
is.
In
de
rijmodus
ECO
PRO
kan
de
rijsnelheid
in sommige
gevallen
boven
of
onder
de
ingestelde
snelheid
komen,
bijvoorbeeld
op
hellingen.
Active
Cruise
Control
met
Stop
&
Go-functie
ACC
Principe Met
dit
systeem
kan
via
de
toetsen
op
het
stuurj
wiel
een
gewenste
snelheid
en
een
afstand
tot een
voorligger
worden
ingesteld.
Bij
vrije
weg
wordt
de
gewenste
snelheid
door het
systeem
aangehouden.
De
auto
versnelt
ofremt
automatisch.
Bij
een
voorligger
past
het
systeem
de
eigen snelheid
zo
aan,
dat
de
ingestelde
afstand
tot
de
voorligger
aangehouden
wordt.
De
aanpassing
van
de
snelheid
vindt
plaats
binnen
de
mogelijke
grenzen.
Algemeen
Afhankelijk
van
de
voertuiginstelling
kan
de
kaj
rakteristiek
van
de
snelheidsregeling
op
bej
paalde
punten
veranderen.
Zo
is
de
acceleratie
in
de
rijmodus
ECO
PRO
bijvoorbeeld
minder
snel.
De
afstand
kan
in
meerdere
stappen
ingesteld
worden
en
is
om
veiligheidsredenen
afhankelijk van
de
actuele
snelheid.
Als
het
voorliggende
voertuig
tot
stilstand
afremt
en
na
korte
tijd
weer
wegrijdt,
kan
het
systeem dit
binnen
het
gegeven
kader
volgen.
Veiligheidsvoorschriften
WAARSCHUWING
Het
systeem
ontlast
u
niet
van
persoonlijke
verj
antwoordelijkheid
om
de
verkeerssituatie
juist
in
te
schatten.
Wegens
systeembeperkingen kan
het
systeem
niet
in
alle
verkeerssituaties
zelfstandig
op
gepaste
wijze
reageren.
Er
bej
staat
gevaar
voor
ongevallen.
Rijstijl
aan
de
verj keerssituatie
aanpassen.
Verkeerssituatie
obj
serveren
en
in
de
betreffende
situaties
actief ingrijpen.
Seite
253RijhulpsystemenBEDIENING253
Online
Edition
for
Part
no.
01405A1EBB1
-
X/20

WAARSCHUWING
Een
onbeveiligd
voertuig
kan
vanzelf
in
bewej ging
komen
en
wegrollen.
Er
bestaat
gevaar
voor
ongevallen.
De
auto
voor
het
verlaten
tej gen
wegrollen
beveiligen.
Om
ervoor
te
zorgen
dat
de
auto
tegen
wegrolj len
beveiligd
is,
het
volgende
in
acht
nemen:
'xParkeerrem
bedienen.'xOp
hellingen
de
voorwielen
in
de
richting
van
de
stoeprand
draaien.'xOp
hellingen
de
auto
extra
beveiligen,
bijj
voorbeeld
met
een
wielkeg.
WAARSCHUWING
De
ingestelde
snelheid
kan
abusievelijk
verj
keerd
ingesteld
of
opgeroepen
worden.
Er
bej
staat
gevaar
voor
ongevallen.
Ingestelde
snelj
heid
aan
de
verkeerssituatie
aanpassen. Verkeerssituatie
observeren
en
in
de
betrefj
fende
situaties
actief
ingrijpen.
WAARSCHUWING
Gevaar
voor
ongevallen
door
te
grote
snelj
heidsverschillen
t.o.v.
andere
voertuigen,
bijj voorbeeld
in
de
volgende
situaties:
'xSnel
van
achteren
naderen
van
een
langj
zaam
rijdend
voertuig.'xPlotseling
uitwijkend
voertuig
naar
de
eij
gen
rijbaan.'xSnel
naar
stilstaande
voertuigen
toe
rijden.
Er
bestaat
kans
op
letsel
of
levensgevaar.
Verj
keerssituatie
observeren
en
in
de
betreffende
situaties
actief
ingrijpen.
Overzicht
Toetsen
op
stuurwielToetsFunctieMet
Steering
&
Lane
Control
Assisj
tant:
Snelheidsregeling
aan/uit.Met
Steering
&
Lane
Control
Assisj
tant:
Functie
selecteren.Zonder
Steering
&
Lane
Control
Asj
sistant:
Snelheidsregeling
aan/uit.Huidige
snelheid
opslaan.
Speed
Limit
Assist:
voorgestelde
snelheid
handmatig
overnemen.Met
Steering
&
Lane
Control
Assisj
tant:
Snelheidsregeling
onderbreken.
Snelheidsregeling
met
laatste
instelj
ling
voortzetten.Zonder
Steering
&
Lane
Control
Asj
sistant:
Snelheidsregeling
met
laatste
instelj
ling
voortzetten.Zonder
Steering
&
Lane
Control
Asj
sistant:
Snelheidsregeling
onderbreken.Afstand
vergroten.
Afstandsregeling
in-/uitschakelen.Afstand
verkleinen.
Afstandsregeling
in-/uitschakelen.Tuimelschakelaar:
Snelheid
instellen.Seite
254BEDIENINGRijhulpsystemen254
Online
Edition
for
Part
no.
01405A1EBB1
-
X/20

Sensoren
Het
systeem
wordt
via
de
volgende
sensoren
aangestuurd:'xCamerass
achter
de
voorruit.'xFrontradarsensor.
Meer
informatie:
Sensoren
van
het
voertuig,
zie
pagina
43.
Toepassingsgebied Het
optimale
toepassingsgebied
zijn
goed
ingej
richte
straten.
De
minimaal
instelbare
snelheid
bedraagt
30
km/h.
De
maximaal
instelbare
snelheid
is
begrensd
en
bijv.
afhankelijk
van
de
auto
en
de
uitrusting.
Na
het
overschakelen
op
snelheidsregeling
zonj
der
afstandsregeling
kunnen
ook
hogere
gewenj
ste
rijsnelheden
worden
gekozen.
Het
systeem
kan
ook
in
stilstand
worden
geactij
veerd.
Snelheidsregeling
in-/
uitschakelen
en
onderbreken
Met
stuur-
en
rijstrookassistent:
Assisted
Driving
Mode
Algemeen Met
de
knop
kan
de
ingestelde
functiein-
en
uitgeschakeld
worden.
Met
de
knop
kan
de
prioritaire
functie
worden
ingesteld.
Functie
instellen Druk
als
het
systeem
actief
is
zo
vaakop
de
toets,
tot
in
de
functielijst
de
gej
wenste
functie
geselecteerd
is.
De
taakbalk
voor Assisted
Driving
Mode
wordt
onderaan
op
het
inj
strumentenpaneel
weergegeven.
SymboolFunctieSnelheidsregeling
met
afstandsrej
geling.Afhankelijk
van
de
uitvoering,
snelj
heidsregeling
met
afstandsregeling
en
Steering
&
Lane
Control
Assisj
tant.
De
geselecteerde
functie
wordt
groen
weergej geven.
De
instelling
wordt
opgeslagen
voor
het
momenj
teel
gebruikte
bestuurdersprofiel.
Inschakelen
Met
stuur-
en
spoorassistent:
1.

Toets
op
het
stuurwiel
indrukken.2.

Evt.
snelheidsregeling
instellen.
Zonder
stuur-
en
spoorassistent:
Toets
op
het
stuurwiel
indrukken.
De
controlelampjes
op
het
instrumentenpaneel
branden
en
de
markering
op
de
snelheidsmeter
wordt
op
de
huidige
snelheid
gezet.
De
snelheidsregeling
is
actief.
De
momenteel
gereden
snelheid
wordt
aangehouden
en
opgej slagen
als
gewenste
snelheid.
De
dynamische
stabiliteitscontrole
DSC
wordt
evt.
ingeschakeld.
Uitschakelen
Bij
uitschakelen
in
stilstand
tegelijkertijd
de
rem
intrappen.
Toets
op
het
stuurwiel
indrukken:
Met
Steering
&
Lane
Control
Assistant.
Seite
255RijhulpsystemenBEDIENING255
Online
Edition
for
Part
no.
01405A1EBB1
-
X/20

Zonder
Steering
&
Lane
Control
Assisj
tant.
De
weergaven
verdwijnen.
De
opgeslagen
gej
wenste
rijsnelheid
wordt
gewist.
Handmatig
onderbreken Bij
geactiveerde
toestand
de
toets
op
het
stuurj
wiel
indrukken:
Met
Steering
&
Lane
Control
Assistant.
Zonder
Steering
&
Lane
Control
Assisj
tant.
Bij
onderbreken
in
stilstand
tegelijkertijd
de
rem intrappen.
Automatisch
onderbreken De
werking
van
het
systeem
wordt
in
de
volj
gende
situaties
automatisch
onderbroken:'xAls
de
bestuurder
remt.'xWanneer
uit
de
keuzehendelstand
D
naar
een andere
stand
geschakeld
wordt.'xAls
de
dynamische
tractiecontrole
DTC
wordt
geactiveerd
of
de
dynamische
stabiliteitsconj trole
DSC
wordt
gedeactiveerd.'xAls
de
Dynamische
Stabiliteitscontrole
DSC
regelt.'xAls
bij
stilstaande
auto
de
veiligheidsgordel
en
het
bestuurdersportier
worden
geopend.'xAls
het
systeem
reeds
lang
geen
objecten herkent,
bijvoorbeeld
op
weinig
bereden
roujtes
zonder
randbegrenzing.'xWanneer
het
detectiegebied
van
de
radar
verstoord
is,
bijvoorbeeld
door
vuil
of
hevige
neerslag.'xNa
een
langere
stilstand,
wanneer
de
auto
door
het
systeem
tot
stilstand
is
afgeremd.Snelheid
instellen
Snelheid
handhaven
en
opslaan
Schakelaar
in
onderbroken
toestand
één
keer
naar
boven
of
onder
duwen.
Het
systeem
wordt
geactiveerd.
De
huidige
snelheid
wordt
behouden
en
als
gej
wenste
snelheid
opgeslagen.
De
opgeslagen
snelheid
wordt
op
de
snelheidsj
meter
weergegeven.
De
dynamische
stabiliteitscontrole
DSC
wordt
evt.
ingeschakeld.
De
snelheid
kan
ook
door
toetsbediening
worden
opgeslagen.
Toets
indrukken.
Snelheid
wijzigen
Zo
vaak
op
de
tuimelschakelaar
naar
boven
of
onderen
drukken,
tot
de
gewenste
rijsnelheid
is ingesteld.
In
actieve
toestand
wordt
de
weergegeven
snelj
heid
opgeslagen
en
bereikt
voor
zover
de
verj
keerssituatie
dit
toelaat.
Seite
256BEDIENINGRijhulpsystemen256
Online
Edition
for
Part
no.
01405A1EBB1
-
X/20

'xDrukken
van
de
tuimelschakelaar
tot
hetdrukpunt
verhoogt
of
verlaagt
de
gewenste
rijsnelheid
telkens
met
1
km/h.'xDrukken
op
de
tuimelschakelaar
door
het
drukpunt
heen
verandert
de
gewenste
snelj
heid
telkens
tot
het
volgende
tiental
van
de
km/h-weergave
op
de
snelheidsmeter.
Tuimelschakelaar
in
de
betreffende
stand
houj den
om
de
betreffende
actie
te
herhalen.
Afstand
instellen
Algemeen
De
instelling
van
de
afstand
wordt
opgeslagen voor
het
momenteel
gebruikte
bestuurdersproj
fiel.
Veiligheidsaanwijzing
WAARSCHUWING
Het
systeem
ontslaat
u
niet
van
uw
eigen
verj
antwoording.
In
verband
met
systeembeperkinj
gen
kan
pas
laat
afgeremd
worden.
Er
bestaat
kans
op
een
ongeval
of
schade.
Verkeerssituaj tie
altijd
goed
in
de
gaten
houden.
De
afstandaan
de
verkeers-
en
weersomstandighedenaanpassen
en
de
voorgeschreven
veiligheidsafjstand
eventueel
door
remmen
aanhouden.
Afstand
verkleinen
Toets
zo
vaak
indrukken
tot
de
gewenjste
afstand
is
ingesteld.
Gekozen
afstand
wordt
op
het
instrumentenpaj
neel
weergegeven.
Afstand
vergroten Toets
zo
vaak
indrukken
tot
de
gewenj
ste
afstand
is
ingesteld.
Gekozen
afstand
wordt
op
het
instrumentenpaj neel
weergegeven.
Afstand
automatisch
aanpassen
Afhankelijk
van
de
uitvoering
en
de
landuitvoejring:
het
systeem
kan
zodanig
worden
ingestelddat
de
afstand
binnen
het
ingestelde
afstandsnijveau
overeenkomstig
de
verkeerssituatie
of
de
omgevingsomstandigheden,
bijv.
slecht
zicht,
automatisch
wordt
aangepast.
De
aanpassing
van
de
afstand
wordt
in
de
weerj
gave
in
het
instrumentenpaneel
weergegeven.1.CAR2.Instellingen3.Bestuurdersassistent4.Evt.
Rijden5.Snelheidsassistent6.Afstand
situatief
aanpassen
Snelheidsregeling
voortzetten
Een
onderbroken
snelheidsregeling
kan
door
opjroepen
van
de
opgeslagen
snelheid
hervat
worjden.
Voor
het
oproepen
van
de
opgeslagen
snelheid
controleren,
dat
het
verschil
tussen
de
actuele
snelheid
en
de
opgeslagen
snelheid
niet
te
groot is.
Anders
kan
de
auto
ongewenst
afremmen
of
accelereren.
Bij
een
onderbroken
systeem
de
toets
op
het stuurwiel
indrukken:
Met
Steering
&
Lane
Control
Assistant.
Zonder
Steering
&
Lane
Control
Assisj
tant.
De
snelheidsregeling
wordt
voortgezet
met
de
opgeslagen
waarden.
In
de
volgende
gevallen
wordt
de
opgeslagen snelheidswaarde
gewist
en
kan
deze
niet
meer
worden
opgeroepen:
'xBij
het
uitschakelen
van
het
systeem.'xBij
het
uitschakelen
van
rijden-stand-by.Seite
257RijhulpsystemenBEDIENING257
Online
Edition
for
Part
no.
01405A1EBB1
-
X/20

Omschakelen
tussen
snelheidsregeling
met/zonder
afstandsregeling
Veiligheidsaanwijzing
WAARSCHUWING
Het
systeem
reageert
niet
op
voorliggend
verj keer,
maar
houdt
de
opgeslagen
snelheid
aan.Er
bestaat
kans
op
een
ongeval
of
schade.
Gej
wenste
rijsnelheid
aan
de
verkeerssituatie
aanjpassen
en
eventueel
remmen.
Modus
van
de
snelheidsregeling
omschakelen
Snelheidsregeling
zonder
afstandsregeling
uit-en
inschakelen:
'x

Toets
ingedrukt
houden.'x

Toets
ingedrukt
houden.
Met
Steering
&
Lane
Control
Assistant:
afstandsj
regeling
inschakelen:
Toets
indrukken.
Zonder
Steering
&
Lane
Control
Assistant:
afj
standsregeling
inschakelen:
'x

Toets
indrukken.'x

Toets
indrukken.
Na
het
omschakelen
wordt
een
Check-Control-
melding
weergegeven.
Weergaven
in
het
instrumentenpaneel
Algemeen
Afhankelijk
van
de
uitvoering
kunnen
de
weergaj
ven
op
het
instrumentenpaneel
verschillen.
Weergave
op
snelheidsmeter'xMarkering
groen:
systeem
is
actief,
de
markering
toont
de
gewenste
snelheid.'xGrijze
markering:
systeem
is
onderbroken,
de
markering
toont
de
opgeslagen
snelheid.'xGeen
markering:
systeem
is
uitgeschakeld.
Voertuigafstand
De
gekozen
afstand
tot
het
voorliggende
voerj tuig
wordt
weergegeven.
SymboolBeschrijvingAfstand
1.Afstand
2.Afstand
3.
Komt
overeen
met
circa
de
helft
van
de
waarde
van
de
km/h-
weergave
in
meters.
Is
na
de
eerste
keer
inschakelen
van
het
systeem
ingesteld.Afstand
4.Geen
weergave
van
de
afj
standsregeling
aangezien
het
rijj
pedaal
wordt
ingetrapt.Seite
258BEDIENINGRijhulpsystemen258
Online
Edition
for
Part
no.
01405A1EBB1
-
X/20

Herkend
voertuigSymboolBeschrijvingSymbool
groen:
Voorligger
gedetecteerd.
Wanneer
de
afstand
tot
het
herkende
voertuig
vergroot,
beweegt
het
voertuigsymbool
in
de
afj
standsindicatie
zich
weg.
Evt.
zelf
vertrekken,
bijv.
door
bediening
van
het rijpedaal
of
de
tuimelschakelaar.
Controle-
en
waarschuwingslampjes
SymboolBeschrijvingAutosymbool
wit:
Geen
weergave
van
de
afj
standsregeling
aangezien
het
rijj
pedaal
wordt
ingetrapt.Symbool
groen:
Voorligger
gedetecteerd.
Het
voertuigsymbool
verdwijnt
wanneer
geen
voorliggend
voerj
tuig
wordt
herkend.
Autosymbool
knippert
groen:
De
voorliggende
auto
is
vertrokj
ken.Symbool
grijs:
Systeem
onderbroken.SymboolBeschrijvingHet
symbool
knippert
grijs:
Aan
de
voorwaarden
voor
het
gebruik
van
het
systeem
wordt
niet
meer
voldaan.
Het
systeem
is
gedeactiveerd,
maar
remt
tot
de
actieve
overj
name
door
het
intrappen
van
de
rem
of
het
rijpedaal.Het
voertuigsymbool
knippert
rood
en
er
weerklinkt
een
sigj
naal:
Remmen
en
evt.
uitwijken.
Alternatieve
weergaven
SymboolBeschrijvingControlelampje
groen:
het
sysj
teem
is
actief.
Geen
controlelampje:
het
sysj
teem
is
uitgeschakeld.Voertuigsymbool
knippert:
Aan
de
voorwaarden
voor
het
gebruik
van
het
systeem
wordt
niet
meer
voldaan.
Het
systeem
is
gedeactiveerd,
maar
remt
tot
de
actieve
overj
name
door
het
intrappen
van
de
rem
of
het
rijpedaal.Voertuigsymbool
en
afstandsj
balk
knipperen
rood
en
er
klinkt
een
signaal:
Remmen
en
evt.
uitwijken.Systeem
onderbroken.Seite
259RijhulpsystemenBEDIENING259
Online
Edition
for
Part
no.
01405A1EBB1
-
X/20

Weergaven
in
het
Head-Up
Display
Gewenste
snelheid
Een
deel
van
de
informatie
over
het
systeem
kan ook
worden
weergegeven
op
het
Head-Up
Disjplay.
Het
symbool
wordt
weergegeven
als
de
ingestelde
snelheid
bereikt
is.
Afstandsinformatie Het
symbool
wordt
weergegeven,
als
de
afstand
tot
de
auto
die
voor
u
rijdt
te
gej
ring
is.
De
afstandsinformatie
is
in
de
volgende
gevallen
actief:'xActive
Cruise
Control
uitgeschakeld.'xWeergave
in
het
Head-Up
Display
geselecj teerd.
Head-Up
Display,
zie
pagina
191.'xAfstand
te
kort.'xSnelheid
boven
circa
70
km/h.
Inhalen
vermijden
De
functie
biedt
ondersteuning
om
op
snelwej gen
een
onbedoeld
inhaalmanoeuvre
te
vermijjden.
Afhankelijk
van
de
uitvoering
en
de
landuitvoej ring
kan
het
systeem
zodanig
worden
ingesteld
dat
inhalen
op
de
tragere
rijstrook
wordt
vermej
den.
De
instelling
geldt
voor
snelheden
boven
80
km/h.
Als
de
ingestelde
snelheid
duidelijk
hoger
ligt dan
de
snelheid
op
de
rijstrook
ernaast,
kan
het ook
bij
een
ingeschakelde
functie
tot
een
inhaalj
manoeuvre
komen.
Bij
snelheden
boven
80
km/h
worden
voertuigen
op
snelwegen
alleen
met
een
aangepaste
verj
schilsnelheid
ingehaald.
De
bestuurder
kan
door
het
intrappen
van
het
rijj pedaal
altijd
inhalen
of
accelereren.
Functie
in-/uitschakelen:1.CAR2.Instellingen3.Bestuurdersassistent4.Evt.
Rijden5.Snelheidsassistent6.'xLinks
inhalen
vermijden'xRechts
inhalen
vermijden
Grenzen
van
het
systeem
Systeembeperkingen
van
de
sensoren
Meer
informatie:
'xCamerass,
zie
pagina
43.'xRadarsensoren,
zie
pagina
44.
Detectiegebied
Het
detectievermogen
van
het
systeem
en
het
automatische
remvermogen
zijn
beperkt.
Tweewielers
worden
bijvoorbeeld
mogelijk
niet
waargenomen.
Vertraging Het
systeem
vertraagt
niet
in
de
volgende
situj
aties:
'xBij
voetgangers
of
dergelijke
langzame
verj
keersdeelnemers.Seite
260BEDIENINGRijhulpsystemen260
Online
Edition
for
Part
no.
01405A1EBB1
-
X/20