BMW 3 SERIES 2022 Instructieboekjes (in Dutch)

ActiverenDruk
op
de
toets
op
het
lichtschakelaarj
element.
De
LED
in
de
toets
brandt. Het
controlelampje
in
het
instrumentenj
paneel
brandt
bij
ingeschakeld
dimlicht.
Grenzen
van
het
systeem Het
inschatten
van
de
verlichting
valt,
ondanks
de
automatische
verlichtingsregeling,
onder
de
verantwoording
van
de
bestuurder.
De
sensoren
kunnen
bijvoorbeeld
mist
of
nevelig weer
niet
herkennen.
Schakel
het
licht
in
dergej
lijke
situaties
handmatig
in.
Stads-,
dim-
en parkeerlicht
Algemeen
De
buitenverlichting
wordt
na
enige
tijd
automaj tisch
uitgeschakeld
als
bij
uitgeschakeld
rijden- stand-by
het
bestuurdersportier
wordt
geopend.
Stadslicht
Algemeen
Het
stadslicht
kan
alleen
bij
lage
snelheden
ingej schakeld
worden.
Inschakelen Druk
op
de
toets
op
het
lichtschakelaarjelement.
Het
controlelampje
in
het
instrumentenj
paneel
gaat
branden.
De
auto
is
rondom
verlicht.
Stadslicht
niet
gedurende
een
langere
tijd
ingej schakeld
laten,
anders
wordt
de
accu
ontladen
en
kan
de
rijden-stand-by
eventueel
niet
meer
worden
ingeschakeld.
Uitschakelen Druk
op
de
toets
op
het
lichtschakelaarjelement
of
schakel
het
rijden-stand-by
in.
Na
het
inschakelen
van
het
rijden-stand-by
wordt
de
automatische
verlichtingsregeling
geactij
veerd.
Dimlicht Inschakelen Druk
op
de
toets
op
het
lichtschakelaarj
element.
Het
dimlicht
brandt
bij
ingeschakelde
rijden- stand-by.
Het
controlelampje
in
het
instrumentenj
paneel
gaat
branden.
Om
het
dimlicht
al
bij
ingeschakelde
gereedheid in
te
schakelen,
nogmaals
op
de
toets
drukken.
Uitschakelen Afhankelijk
van
de
landuitvoering
kan
het
dimlicht
bij
lage
snelheden
worden
uitgeschakeld.
Druk
op
de
toets
op
het
lichtschakelaarj
element.
Parkeerlicht Bij
het
parkeren
van
de
auto
kan
aan
één
kanthet
parkeerlicht
worden
ingeschakeld.ToetsFunctieParkeerlicht,
rechts
aan.Parkeerlicht,
links
aan.
Parkeerlicht
uitschakelen:
Seite
201VerlichtingBEDIENING201
Online
Edition
for
Part
no.
01405A48653
-
X/21

Druk
op
de
toets
op
het
lichtschakelaarjelement
of
schakel
het
rijden-stand-by
in.
Begroetingsverlichting
Principe
De
buitenverlichting
wordt
bij
de
nadering
van het
voertuig
of
bij
de
ontgrendeling
automatisch
ingeschakeld.
Algemeen Afhankelijk
van
de
uitrusting
kan
de
buitenverjlichting
van
de
auto
individueel
worden
ingesteld.
Begroetingsverlichting
activeren/deactiveren
1.CAR2.Instellingen3.Buitenverlichting4.Afhankelijk
van
de
uitvoering
de
gewenste
inj
stelling
selecteren:'xBegroeting
en
afscheid
Bij
het
ontgrendelen
van
de
auto
worden
enkele
verlichtingsfuncties
heel
even
inj geschakeld.'xVerlichting
portierhandgrepen
De
portiergrepen
en
de
bodem
voor
de
portieren
worden
gedurende
een
bej
perkte
tijd
verlicht.'xBodemverlichting
Het
gebied
naast
de
auto
wordt
geduj
rende
een
beperkte
tijd
verlicht.Bodemverlichting
De
lichtbron
bevindt
zich
op
de
aangegeven
poj sitie.
Lichtbron
schoon
en
vrij
houden.
Thuiskomverlichting
Principe Voor
de
verlichting
van
de
omgeving
van
het
voertuig
na
het
verlaten
van
het
voertuig
kan
de buitenverlichting
voor
een
bepaalde
tijd
wordeningeschakeld.
Thuiskomverlichting
inschakelen Na
het
uitschakelen
van
de
rijden-stand-by
de
knipperlichthendel
kort
naar
voren
drukken.
Duur
instellen
1.CAR2.Instellingen3.Buitenverlichting4.Thuiskomverl.5.Gewenste
instelling
selecteren.6.OK
Dagrijlicht
Algemeen
Het
dagrijlicht
brandt
bij
ingeschakelde
rijden-
stand-by.
Seite
202BEDIENINGVerlichting202
Online
Edition
for
Part
no.
01405A48653
-
X/21

Bij
een
ingeschakeld
dagrijlicht
achter
brandt
het
controlelampje
op
het
instruj
mentenpaneel.
Dagrijverlichting
activeren/
deactiveren
In
sommige
landen
is
een
dagrijlicht
verplicht,
daarom
kan
het
dagrijlicht
vooraan
evt.
niet
worj den
gedeactiveerd.1.CAR2.Instellingen3.Buitenverlichting4.Afhankelijk
van
de
landuitvoering:
Dagrijlicht
of
Dagrijlicht
achter
Dynamische
ECO-
verlichtingsfunctie
Algemeen
Afhankelijk
van
snelheid
en
afstand
tot
de
voorj ligger
wordt
de
helderheid
van
het
dimlicht
verj laagd.
Activeren Druk
op
de
toets
op
het
lichtschakelaarj
element.
De
LED
in
de
toets
brandt.
De
rijmodus
ECO
PRO
activeren.
Meer
informatie:
ECO
PRO,
zie
pagina
159.
Adaptieve verlichtingsfuncties
Principe
Adaptieve
verlichtingsfuncties
zorgen
voor
een dynamische
verlichting
van
de
weg.
Algemeen
Afhankelijk
van
de
uitvoering
bestaan
de
adapj tieve
verlichtingsfuncties
uit
één
of
meerdere systemen:'xAdaptieve
bochtverlichting.'xVariabele
lichtverdeling.'xHoekverlichting.'xRotondeverlichting.
Activeren
Druk
op
de
toets
op
het
lichtschakelaarj
element.
De
LED
in
de
toets
brandt.
De
adaptieve
verlichtingsfuncties
zijn
bij
ingej
schakelde
rijden-stand-by
actief.
Adaptieve
bochtverlichting
Algemeen
Afhankelijk
van
de
stuuruitslag
en
van
andere
paj
rameters
volgt
het
voorlichtenlicht
het
verloop van
de
weg.
Om
het
tegemoetkomend
verkeer
niet
te
verblinj den,
draait
de
adaptieve
bochtverlichting
bij
stiljstand
niet
naar
de
tegemoetkomende
baan.
Afhankelijk
van
de
uitvoering:
wanneer
de
kopj
lampen
worden
veranderd,
is
de
adaptieve bochtverlichting
evt.
slechts
beperkt
beschikjbaar.
Meer
informatie:
Rechts-/linksrijdend
verkeer,
zie
pagina
206.
Anticiperende
bochtverlichting Het
licht
van
de
voorlichten
zwenkt
al
voor
het
injrijden
of
uitrijden
van
een
bocht
in
de
volgenderijrichting.
S-bochtverlichting Als
de
auto
door
S-bochten
rijdt,
wordt
het
licht
van
de
voorlichten
zo
recht
mogelijk
gehouden.
Seite
203VerlichtingBEDIENING203
Online
Edition
for
Part
no.
01405A48653
-
X/21

Haarspeldbochtverlichting
Voordat
de
auto
een
haarspeldbocht
inrijdt, wordt
ook
de
hoekverlichting
ingeschakeld.
Variabele
lichtverdeling
Principe De
variabele
lichtverdeling
maakt
een
betere
verjlichting
van
de
rijbaan
mogelijk.
Algemeen
De
lichtverdeling
wordt
automatisch
aan
de
snelj
heid
aangepast.
Bij
uitrusting
met
navigatiesysteem
wordt
de lichtverdeling
afhankelijk
van
de
navigatiegegej vens
en
de
snelheid
aangepast.
Stadslicht Het
verlichtingsbereik
van
het
dimlicht
wordt
uitj
gebreid
aan
de
zijkanten.
Snelwegverlichting De
reikwijdte
van
het
dimlicht
wordt
vergroot.
Hoekverlichting
Principe
In
scherpe
bochten,
bijvoorbeeld
haarspeldbochj
ten,
of
bij
het
afslaan
wordt
tot
een
bepaald
snelj heidsbereik
een
hoekverlichting
ingeschakeld
datde
binnenbocht
verlicht.
Algemeen
De
hoekverlichting
wordt
afhankelijk
van
de
stuuruitslag
of
evt.
richtingaanwijzer
automatisch ingeschakeld.
Bij
het
achteruitrijden
wordt
de
hoekverlichting eventueel
onafhankelijk
van
de
stuuruitslag
autoj
matisch
ingeschakeld.
Rotondeverlichting
Kort
voor
het
oprijden
van
de
rotonde
wordt
de hoekverlichting
aan
beide
zijden
ingeschakeld.De
rand
van
de
weg
wordt
beter
verlicht.
Kort
nahet
verlaten
van
een
rotonde
wordt
de
hoekverj
lichting
aan
beide
zijden
weer
uitgeschakeld.
Adaptieve koplampverstelling
De
adaptieve
koplampverstelling
compenseert
versnellingen
en
remacties
en
beladingstoestanj den
van
het
voertuig
om
het
tegenliggende
verjkeer
niet
te
verblinden.
Grootlichtassistent
Principe De
grootlichtassistent
herkent
vroegtijdig
andereverkeersdeelnemers
en
schakelt
afhankelijk
van
de
verkeerssituatie
het
grootlicht
automatisch
in
of
uit.
Algemeen
De
grootlichtassistent
zorgt
ervoor
dat
het
grootj
licht
wordt
ingeschakeld
als
de
verkeerssituatie
dit
toelaat.
Bij
lage
snelheden
wordt
het
grootj
licht
door
het
systeem
niet
ingeschakeld.
Het
systeem
reageert
op
de
verlichting
van
tej
genliggers
en
voorliggers
alsook
op
de
omgej
vingsverlichting,
bijvoorbeeld
in
de
bebouwde
kom.
Het
grootlicht
kan
altijd
handmatig
worden
in-
en
uitgeschakeld.
Bij
een
uitvoering
met
Selective
Beam
wordt
het
grootlicht
bij
tegenliggers
of
voorliggers
niet
uitj
geschakeld
Alleen
de
gedeeltes
die
het
tegej
moetkomend
of
voorliggend
verkeer
kunnen
verj
blinden,
worden
uitgeschakeld.
In
dit
geval
blijft
het
blauwe
controlelampje
gewoon
branden.
Seite
204BEDIENINGVerlichting204
Online
Edition
for
Part
no.
01405A48653
-
X/21

Als
de
koplampen
worden
veranderd,
is
degrootlichtassistent
eventueel
slechts
beperkt
bej
schikbaar.
Meer
informatie:
Rechts-/linksrijdend
verkeer,
zie
pagina
206.
Grootlichtassistent
activeren1.

Druk
op
de
toets
op
het
lichtschakelj
aarelement.
De
LED
in
de
toets
brandt.2.Toets
op
de
richtingaanwijzerschakelaar
inj
drukken.
Bij
ingeschakeld
dimlicht
brandt
het
conj
trolelampje
in
het
instrumentenpaneel.
De
verandering
tussen
dimlicht
en
grootlicht
wordt
automatisch
uitgevoerd.
Het
blauwe
controlelampje
in
het
instruj
mentenpaneel
brandt,
als
het
grootlicht
door
het
systeem
wordt
ingeschakeld.
Bij
ritonderbreking
met
geactiveerde
grootlichtj
assistent:
als
de
rit
wordt
voortgezet,
wordt
de
grootlichtassistent
verder
geactiveerd.
Bij
het
handmatig
in-
en
uitschakelen
van
het
dimlicht
wordt
de
grootlichtassistent
gedeactij
veerd.
Om
de
grootlichtassistent
opnieuw
te
activeren,
de
toets
op
de
richtingaanwijzerschakelaar
inj
drukken.
Grootlichtassistent
deactiveren
Toets
op
de
richtingaanwijzerschakelaar
indrukj ken.
Grenzen
van
het
systeem De
grootlichtassistent
kan
de
persoonlijke
beslisj
sing
over
het
gebruik
van
het
grootlicht
niet
verj
vangen.
In
situaties
waarin
dit
nodig
is
daarom
handmatig
het
grootlicht
uitschakelen.
In
de
volgende
situaties
werkt
het
systeem
niet of
slechts
beperkt
en
kan
een
persoonlijke
hanj
deling
nodig
zijn:
'xBij
extreem
ongunstige
weersomstandighej den
zoals
dichte
mist
of
hevige
neerslag.'xBij
de
waarneming
van
verkeersdeelnemers
met
slechte
eigen
verlichting,
zoals
voetganj
gers,
fietsers,
ruiters,
karren,
bij
trein-
of
scheepsverkeer
nabij
de
weg
of
bij
wildoverj steekplaatsen.'xIn
scherpe
bochten,
op
steile
hellingen,
bijkruisend
verkeer
of
half
verdekt
tegemoetkojmend
verkeer
op
de
snelweg.'xIn
slecht
verlichte
dorpen
of
bij
sterk
reflectejrende
borden.'xAls
de
voorruit
in
het
gebied
voor
de
binnenjspiegel
beslagen,
verontreinigd
of
door
sticj
kers,
vignetten
enz.
bedekt
is.Seite
205VerlichtingBEDIENING205
Online
Edition
for
Part
no.
01405A48653
-
X/21

Laser-grootlicht
Principe
De
lichtbundel
van
het
grootlicht
wordt
vergroot
en
zorgt
voor
een
betere
verlichting
van
de
rijj baan.
Algemeen Bij
ingeschakeld
grootlicht
wordt
vanaf
een
sneljheid
van
circa
60
km/h
naast
het
LED-grootlichtautomatisch
het
laser-grootlicht
in
de
voorlichteningeschakeld.
Afhankelijk
van
de
landuitvoering
is
meer
inforj
matie
te
vinden
op
de
lasersticker
van
de
voorj lichten.
Mistlicht
Mistlampen Principe
De
mistlampen
zorgen
samen
met
het
dimlicht voor
een
bredere
verlichting
van
de
weg.
Voorwaarden
voor
een
correcte
werking
'xDimlicht
is
ingeschakeld.'xAfhankelijk
van
de
landuitvoering:
stadslicht
is
ingeschakeld.
Mistlampen
in-/uitschakelen
Toets
indrukken.
Het
groene
controlelampje
op
het
instruj
mentenpaneel
brandt
als
de
mistlampen
zijn
ingeschakeld.
Als
de
automatische
verlichtingsregeling
is
ingej
schakeld,
wordt
het
dimlicht
bij
het
inschakelen van
de
mistlampen
automatisch
ingeschakeld.
Mistachterverlichting
Voorwaarden
voor
een
correcte werking
Voor
het
inschakelen
van
de
mistachterverlichj
ting
moeten
het
dimlicht
of
de
mistlampen
ingej
schakeld
zijn.
Mistachterverlichting
in-/
uitschakelen
Toets
indrukken.
Bij
ingeschakeld
mistachterverlichting
brandt
het
gele
controlelampje
in
het
inj
strumentenpaneel.
Als
de
automatische
verlichtingsregeling
is
ingej
schakeld,
wordt
het
dimlicht
bij
het
inschakelen
van
de
mistachterverlichting
automatisch
ingej schakeld.
Voormistlicht PrincipeDe
lichtspreiding
van
het
dimlicht
wordt
eventuj
eel
afhankelijk
van
de
rijsnelheid
aangepast
bij mist.
Voorwaarden
voor
een
correcte
werking'xAutomatische
verlichtingsregeling
is
actief.'xMistachterverlichting
of
mistlampen
zijn
ingej schakeld.
Rechts-/linksrijdend
verkeer
Algemeen
Bij
rijden
in
landen
waarin
niet
aan
dezelfde
kant
van
de
weg
wordt
gereden
als
in
het
land
van
toelating,
dienen
de
volgende
maatregelen
te
Seite
206BEDIENINGVerlichting206
Online
Edition
for
Part
no.
01405A48653
-
X/21

worden
genomen
om
verblinding
door
de
voorjlichten
te
voorkomen.
Voorlichten
omschakelen1.CAR2.Instellingen3.Buitenverlichting4.Rechts-/linksrijdend
verkeer5.Gewenste
instelling
selecteren.
Grenzen
van
het
systeem De
grootlichtassistent
is
eventueel
alleen
beperktbeschikbaar.
De
adaptieve
verlichtingsfuncties
zijn
mogelijk
alj leen
beperkt
beschikbaar.
Instrumentenverlichting
Voorwaarden
voor
een
correcte
werking
Voor
de
instelling
van
de
lichtsterkte
moet
hetstads-
of
dimlicht
ingeschakeld
zijn.
Helderheid
instellen De
lichtsterkte
kan
met
de
gekarjtelde
knop
worden
ingesteld.
Interieurverlichting
Algemeen Afhankelijk
van
de
uitvoering
worden
interieurj
verlichting,
beenruimteverlichting,
instapverlichj ting,
sfeerverlichting
en
luidsprekerverlichting
auj
tomatisch
gestuurd.
Overzicht
Toetsen
in
de
auto
Interieurverlichting
Leeslampjes
Interieurlicht
inschakelen/
uitschakelen
Toets
indrukken.
Permanent
uitschakelen:
toets
circa
3
seconden ingedrukt
houden.
De
interieurverlichting
achterin
kan
onafhankelijk
worden
in-
en
uitgeschakeld.
De
toets
bevindt
zich
in
de
dakhemel
achterin.
Leeslampjes
inschakelen/
uitschakelen
Toets
indrukken.
Afhankelijk
van
de
uitrusting
bevinden
de
leesj
lampjes
zich
voor-
en
achterin
naast
de
interieurj
verlichting.
Sfeerverlichting
Algemeen
Afhankelijk
van
de
uitvoering
kan
de
verlichting
in het
interieur
voor
enkele
lampen
worden
ingej
steld.
Seite
207VerlichtingBEDIENING207
Online
Edition
for
Part
no.
01405A48653
-
X/21

Ambiance
verlichting
activeren/
deactiveren1.CAR2.Instellingen3.Interieurverlichting4.Ambianceverlichting
Ambiance
verlichting
inschakelen/uitschakelen
De
sfeerverlichting
wordt
ingeschakeld
bij
hetontgrendelen
van
de
auto
en
uitgeschakeld
bijhet
vergrendelen
van
de
auto.
Als
de
sfeerverlichting
via
iDrive
werd
gedeactij
veerd,
wordt
hij
niet
ingeschakeld
bij
het
ontj grendelen
van
de
auto.
Kleur
selecteren
1.CAR2.Instellingen3.Interieurverlichting4.Kleur5.Gewenste
instelling
selecteren.
Helderheid
instellen
1.CAR2.Instellingen3.Interieurverlichting4.Helderheid5.Gewenste
instelling
selecteren.
Dynamisch
licht
Bepaalde
acties,
bijv.
binnenkomende
oproepen
of
geopend
portier,
worden
door
lichteffecten
weergegeven.
1.CAR2.Instellingen3.Interieurverlichting4.Dynamisch
licht5.Gewenste
instelling
selecteren.Gedimd
bij
het
rijden
De
verlichting
in
het
interieur
wordt
voor
enkelelampen
tijdens
het
rijden
in
het
donker
gedimd.1.CAR2.Instellingen3.Interieurverlichting4.Gedimd
tijdens
nachtritSeite
208BEDIENINGVerlichting208
Online
Edition
for
Part
no.
01405A48653
-
X/21

VeiligheidUitrusting
van
de
auto
In
dit
hoofdstuk
worden
alle
standaard,
landspejcifieke
en
speciale
uitrustingen
beschreven
die
inde
modelserie
aangeboden
worden.
Daarom
worden
er
ook
uitrustingen
en
functies
beschrej
ven
die
niet
in
een
voertuig
beschikbaar
zijn,
bijv. omwille
van
de
geselecteerde
speciale
opties
of
landuitvoering.
Dat
geldt
ook
voor
veiligheidsrelej vante
functies
en
systemen.
Bij
gebruik
van
deze
functies
en
systemen
moeten
de
geldende
wetj
ten
en
voorschriften
worden
nageleefd.
Airbags
1Frontairbag,
bestuurder2Frontairbag,
passagier3Hoofdairbag4Zij-airbag5Knie-airbagFrontairbags
De
frontairbags
beschermen
de
bestuurder
en
de
passagier
bij
een
frontale
aanrijding
waarbij
de beschermende
werking
van
de
veiligheidsgorjdels
alleen
niet
meer
voldoende
is.Zij-airbag
De
zij-airbag
beschermt
het
lichaam
in
het
zijdej
lingse
borst-
en
bekkengebied
in
geval
van
een zijdelingse
botsing.Seite
209VeiligheidBEDIENING209
Online
Edition
for
Part
no.
01405A48653
-
X/21

HoofdairbagDe
hoofdairbag
beschermt
het
hoofd
in
gevalvan
een
zijdelingse
botsing.
Knie-airbag
Afhankelijk
van
de
landuitvoering:
De
knieairbag
beschermt
de
benen
in
geval
van
een
frontale
botsing.
Beschermende
werking
Algemeen
Airbags
worden
niet
bij
elke
botsing
ingeschaj keld,
bijv.
niet
bij
lichtere
ongevallen.
Aanwijzingen
voor
een
optimale
beschermende
werking
van
de
airbags
WAARSCHUWING
Bij
een
verkeerde
zitpositie
of
als
het
activej
ringsgebied
van
de
airbag
wordt
belemmerd,
kan
het
airbagsysteem
niet
zoals
bedoeld
bej
schermen
en
kan
het
activeren
extra
letsel
verj
oorzaken.
Er
bestaat
kans
op
letsel
of
levensj
gevaar.
De
aanwijzingen
voor
een
optimale
beschermende
werking
van
het
airbagsysteem
in
acht
nemen.
'xAfstand
tot
de
airbags
houden.'xStuurwiel
altijd
aan
de
stuurwielrand
vasthouj
den.
Handen
in
de
3-uur-
en
9-uur-stand,
om
het
risico
van
verwonding
van
handen
of
arj men
bij
het
activeren
van
de
airbag
zo
klein
mogelijk
te
houden.'xDe
stoel
en
het
stuurwiel
zodanig
instellen dat
het
stuurwiel
diagonaal
kan
worden
gej
grepen.
De
instellingen
zodanig
kiezen
dat
bij
het
grijpen
de
schouder
op
de
rugleuning
ligt
en
een
zo
groot
mogelijke
afstand
van
het bovenlichaam
tot
het
stuurwiel
wordt
behouj
den.'xErop
letten
dat
de
voorpassagier
correct
zit, d.w.z.
de
voeten
of
benen
in
de
beenruimte
en
niet
tegen
het
dashboard.'xErop
letten
dat
inzittenden
het
hoofd
van
de
zij-airbag
verwijderd
houden.'xTussen
airbags
en
personen
mogen
zich
geen
andere
personen,
dieren
of
voorwerpen bevinden.'xDashboard
en
voorruit
aan
passagierszijde
vrijhouden,
d.w.z.
niet
met
folie
of
bekledinj
gen
afdekken
en
geen
houders
voor
bijvoorj
beeld
navigatiesysteem
of
mobiele
telefoon aanbrengen.'xDe
afdekkingen
van
de
airbags
niet
beplakjken,
bekleden
of
op
een
andere
manier
wijzij
gen.'xAfdekking
van
de
frontairbag
aan
passagiersj
zijde
niet
als
opbergvak
gebruiken.'xGeen
hoezen,
kussens
of
andere
voorwerpen
op
de
voorstoelen
aanbrengen
die
niet
specij aal
voor
stoelen
met
ge