BMW 4 SERIES COUPE 2017 Instructieboekjes (in Dutch)

Page 141 of 285

'ySnel naar stilstaande voertuigen toe rijden.
Er bestaat kans op letsel of levensgevaar. Verj
keerssituatie observeren en in de betreffende situaties actief ingrijpen.'

Page 142 of 285

'yAls door de bestuurder geremd wordt.'yWanneer uit de keuzehendelstand D naareen andere stand geschakeld wordt.'yAls DTC wordt geactiveerd of DSC wordtgedeactiveerd.'yAls DSC regelt.'yAls met de rijbelevingsschakelaar SPORT+wordt geactiveerd.'yAls bij stilstaande auto de veiligheidsgordelen het bestuurdersportier worden gej
opend.'yAls het systeem reeds lang geen objecten
herkent, bijv. op weinig bereden routes
zonder randbegrenzing.'yWanneer het detectiegebied van de radar
verstoord is, bijv. door vuil of hevige neerj
slag.'yNa een langere stilstand, wanneer de auto
door het systeem tot stilstand is afgeremd.
Snelheidinstellen
Snelheidhandhaven,opslaan
Tuimelschakelaar bij onderbroken werkin eenj
maal indrukken.
Bij ingeschakeld systeem wordt de gereden
snelheid gehandhaafd en als gewenste rijsnelj heid opgeslagen.
De opgeslagen snelheid wordt in de snelheidsj meter en kort in het instrumentenpaneel weerj
gegeven, zie pagina 143.
DSC wordt eventueel ingeschakeld.
Snelheidwijzigen
Zo vaak op de tuimelschakelaar naar boven of onder drukken, tot de gewenste rijsnelheid is
ingesteld.
In actieve toestand wordt de weergegeven snelheid opgeslagen en bereikt voor zover deverkeerssituatie dit toelaat.
'yDrukken van de tuimelschakelaar tot hetdrukpunt verhoogt of verlaagt de gewensterijsnelheid telkens met ca. 1 km/h.'yDrukken op de tuimelschakelaar door het
drukpunt heen verhoogt of verlaagt de gej wenste rijsnelheid telkens tot het volgende
tiental van de km/h snelheidsmeter.
Tuimelschakelaar in de betreffende stand houj den om de actie te herhalen.
Afstandinstellen
Veiligheidsaanwijzing WAARSCHUWING
Het systeem ontslaat u niet van uw eigen
verantwoording. In verband met systeembej perkingen kan pas laat afgeremd worden. Erbestaat kans op een ongeval of schade. Verjkeerssituatie altijd goed in de gaten houden.De afstand aan de verkeers- en weersomstanj
digheden aanpassen en de voorgeschreven veiligheidsafstand eventueel door remmenaanhouden.'

Page 143 of 285

AfstandverkleinenToets zo vaak indrukken tot de gej
wenste afstand is ingesteld.
Gekozen afstand, zie pagina 143, wordt op het
instrumentenpaneel weergegeven.
Afstandvergroten Toets zo vaak indrukken tot de gej
wenste afstand is ingesteld.
Gekozen afstand, zie pagina 143, wordt op het
instrumentenpaneel weergegeven.
Snelheidsregelingvoortzetten Algemeen
Een onderbroken snelheidsregeling kan door
oproepen van de opgeslagen snelheid hervat worden.
Voor het oproepen van de opgeslagen snelj heid controleren, dat het verschil tussen de acj
tuele snelheid en de opgeslagen snelheid niet
te groot is. Anders kan het voertuig ongewenst afremmen of accelereren.
In de volgende gevallen wordt de opgeslagen
snelheidswaarde gewist en kan deze niet meer worden opgeroepen:'yBij het uitschakelen van het systeem.'yBij het uitschakelen van het contact.
Opgeslagensnelheidenafstand
oproepen
Met ingeschakeld systeem de toets
indrukken.
Afstandsregelinguit-/inschakelen
Veiligheidsaanwijzing WAARSCHUWING
Het systeem reageert niet op voorligj
gend verkeer, maar houdt de opgeslagen snelj
heid aan. Er bestaat kans op een ongeval of
schade. Gewenste rijsnelheid aan de verkeersj
situatie aanpassen en eventueel remmen.'

Page 144 of 285

AfstandsindicatieAfstand 1Afstand 2Afstand 3
Is na inschakelen van het systeem
automatisch ingesteld. Komt overj
een met ca. de helft van de waarde van de km/h-weergave in meters.Afstand 4Systeem onderbroken of afstandsj
regeling gedeactiveerd omdat het
gaspedaal werd bediend zonder
identificatie voertuig.Afstandsregeling gedeactiveerd,
omdat het gaspedaal werd bediend
met identificatie voertuig.
Herkendvoertuig
Symbool brandt oranje:
Voorligger gedetecteerd.
Roulerende balken: waargenomen voertuig is
weggereden.
ACC accelereert niet. Om te versnellen, ACC
activeren door kort het gaspedaal te bedienen, of door de RES-toets of de tuimelschakelaar in
te drukken.
Controle-enwaarschuwingslampjes Symbool knippert oranje:
Aan de voorwaarden voor het gebruik van het systeem wordt niet meer volj
daan.
Het systeem is gedeactiveerd, maar remt tot de actieve overname door het intrappen van de
rem of het gaspedaal.
Symbool knippert rood en er klinkt een
signaal:
Oproep om in te grijpen door remmen
en evt. uitwijken.
WeergaveninhetHead-UpDisplay
Een deel van de informatie over het systeem
kan ook worden weergegeven op het Head-Up
Display.
Grenzenvanhetsysteem
Detectiegebied
Het detectievermogen van het systeem en het
automatische remvermogen zijn beperkt.
Tweewielers voor de auto worden bijvoorbeeld
mogelijk niet waargenomen.
Vertraging
Het systeem vertraagt niet bij een stilstaand
obstakel op dezelfde rijstrook, bijv. bij een voertuig voor een rood verkeerslicht of aan heteinde van een file.
Het systeem reageert eveneens niet in de volj gende situaties:
'yBij voetgangers of dergelijke langzame verj
keersdeelnemers.'yBij rode verkeerslichten.'yBij stilstaande objecten.Seite 144BedieningRijcomfort144
Online Edition for Part no. 01 40 2 973 389 - VI/16

Page 145 of 285

'yBij kruisend verkeer.'yBij tegemoetkomend verkeer.
Invoegendevoertuigen
Een voorligger wordt pas herkend, als dezezich volledig op de eigen strook bevindt.
Bij het plotseling uitwijken van een voorligger
op uw rijstrook kan het systeem de ingestelde
afstand soms niet meer zelfstandig herstellen.
Dit geldt ook voor grote snelheidsverschillen ten opzichte van voor u rijdende voertuigen,
bijv. bij het snel naderen van een vrachtauto. Het systeem verzoekt u om bij een met zekerj
heid gedetecteerde voorligger in te grijpen
door af te remmen en eventueel uit te wijken.
Plotselingeveranderingvanrijbaan
Als een voertuig voor u achter een stilstaand
voertuig plotseling van rijbaan verandert, moet u zelf reageren, omdat het systeem niet op stiljstaande voertuigen reageert.
Rijdeninbochten
Als de ingestelde snelheid te hoog is voor eenbocht, wordt de snelheid in de bocht iets verj
minderd, maar bochten worden niet van te voj ren herkend. Daarom met aangepaste snelheid
een bocht inrijden.
In scherpe bochten kunnen in verband met het
beperkte detectiegebied van het systeem situj
aties optreden waarbij een voorligger niet of te
laat wordt herkend.
Bij het naderen van een bocht kan het systeem in verband met de kromming van de bochtkortstondig reageren op voertuigen die zich op
de andere rijstrook bevinden. Een eventuele vertraging van de auto door het systeem kan
worden verholpen door kort te accelereren.
Na het loslaten van het gaspedaal is het sysj
teem weer actief en wordt de snelheid weer
automatisch geregeld.
Wegrijden De auto kan bijv. in volgende situaties niet aujtomatisch vertrekken:
'yBij steile hellingen.Seite 145RijcomfortBediening145
Online Edition for Part no. 01 40 2 973 389 - VI/16

Page 146 of 285

'yVoor verhogingen in het wegdek.'yMet een zware aanhanger.
In deze gevallen het gaspedaal bedienen.
Weersomstandigheden
Bij ongunstige weers- of lichtomstandigheden, bijv. bij regen, sneeuwval, smeltende sneeuw,
mist of tegenlicht, kan een verslechterde waarj neming van voertuigen en kortstondige onderjbrekingen van al waargenomen voertuigen opj
treden. Oplettend rijden en zelf reageren op de
heersende verkeerssituatie. Evt. actief ingrijj pen, bijv. door remmen, sturen of uitwijken.
MotorvermogenDe gewenste snelheid wordt ook op neerj
waartse hellingen gehandhaafd. Op opwaartse hellingen kan de snelheid echter afnemen alshet motorvermogen niet toereikend is.
Storing Het systeem kan niet worden geactiveerd alsde radarsensor niet correct is gericht, veroorj
zaakt bijv. door een parkeerschade.
Er wordt een Check-Control-melding weergej
geven als het systeem is uitgevallen.
Snelheidsregeling
Principe
Met dit systeem kan via de toetsen op het
stuurwiel een gewenste snelheid worden ingej
steld. De gewenste snelheid wordt door het
systeem aangehouden. Daartoe geeft het sysj
teem automatisch gas en remt indien nodig
automatisch.
Algemeen
Naargelang de voertuiginstelling kunnen de kenmerken van de snelheidsregeling op bejpaalde punten veranderen.
Veiligheidsvoorschriften
WAARSCHUWING
Het systeem ontlast u niet van persoonj
lijke verantwoordelijkheid om de verkeerssituaj tie juist in te schatten. Wegens systeembeperjkingen kan het systeem niet in alle
verkeerssituaties zelfstandig op gepaste wijze
reageren. Er bestaat gevaar voor ongevallen.
Rijstijl aan de verkeerssituatie aanpassen. Verj
keerssituatie observeren en in de betreffende situaties actief ingrijpen.'

Page 147 of 285

Overzicht
ToetsenopstuurwielToetsFunctieSnelheidsregeling aan/uit, onderbrej
ken, zie pagina 147.snelheid oproepen, snelheidsregej
ling hervatten, zie pagina 148.Tuimelschakelaar: snelheid instelj
len, zie pagina 147.
Snelheidsregelingin-/uitschakelenen
onderbreken
Inschakelen Toets op het stuurwiel indrukken.
Markering op de snelheidsmeter wordt op de actuele snelheid ingesteld.
Snelheidsregeling kan worden gebruikt. DSC wordt eventueel ingeschakeld.
Uitschakelen Toets op het stuurwiel indrukken.
'yBij ingeschakeld systeem: tweemaal inj
drukken.'yBij onderbroken werking: eenmaal indrukj ken.
De weergaven verdwijnen. Opgeslagen gejwenste rijsnelheid wordt gewist.
Handmatigonderbreken Bij geactiveerde toestand toets in het
stuurwiel indrukken.
Automatischonderbreken De werking van het systeem wordt in de volj
gende situaties automatisch onderbroken:
'yAls door de bestuurder geremd wordt.'yAls de koppeling enkele seconden ingej drukt wordt of bij niet-ingeschakelde verj
snelling losgelaten wordt.'yAls voor de snelheid een te hoge versnelj
ling ingeschakeld is.'yWanneer uit de keuzehendelstand D naar een andere stand geschakeld wordt.'yAls DTC wordt geactiveerd of DSC wordtgedeactiveerd.'yAls DSC regelt.'yAls met de rijbelevingsschakelaar SPORT+wordt geactiveerd.
Snelheidinstellen
Snelheidhandhaven,opslaan
Tuimelschakelaar bij onderbroken werkin eenj
maal indrukken.
Bij ingeschakeld systeem wordt de gereden
snelheid gehandhaafd en als gewenste rijsnelj heid opgeslagen.
De opgeslagen snelheid wordt in de snelheidsj meter en kort in het instrumentenpaneel weerj
gegeven, zie pagina 148.
DSC wordt eventueel ingeschakeld.
Seite 147RijcomfortBediening147
Online Edition for Part no. 01 40 2 973 389 - VI/16

Page 148 of 285

Snelheidwijzigen
Zo vaak op de tuimelschakelaar naar boven ofonder drukken, tot de gewenste rijsnelheid is
ingesteld.
In actieve toestand wordt de weergegeven snelheid opgeslagen en bereikt voor zover deverkeerssituatie dit toelaat.
'yDrukken van de tuimelschakelaar tot hetdrukpunt verhoogt of verlaagt de gewensterijsnelheid telkens met ca. 1 km/h.'yDrukken op de tuimelschakelaar door het
drukpunt heen verhoogt of verlaagt de gej wenste rijsnelheid telkens tot het volgende
tiental van de km/h snelheidsmeter.
De maximaal instelbare snelheid hangt af
van de auto.'yTuimelschakelaar tot het drukpunt drukken
en ingedrukt houden verhoogt of verlaagt de snelheid zonder op het gaspedaal te
trappen.
Na het loslaten van de tuimelschakelaar
wordt de bereikte snelheid behouden. Verj
der drukken dan het drukpunt verhoogt de snelheid nog meer.
Snelheidsregelingvoortzetten
Algemeen
Een onderbroken snelheidsregeling kan door
oproepen van de opgeslagen snelheid hervat worden.
Voor het oproepen van de opgeslagen snelj heid controleren, dat het verschil tussen de acj
tuele snelheid en de opgeslagen snelheid niet
te groot is. Anders kan het voertuig ongewenst
afremmen of accelereren.
In de volgende gevallen wordt de opgeslagen snelheidswaarde gewist en kan deze niet meer
worden opgeroepen:'yBij het uitschakelen van het systeem.'yBij het uitschakelen van het contact.
Opgeslagensnelheidoproepen
Toets op het stuurwiel indrukken.
De opgeslagen snelheid wordt opnieuw bereikt en behouden.
Weergavenophet
instrumentenpaneel
Controlelampje Afhankelijk van de uitrusting geeft het
controlelampje op het instrumentenpaj neel aan of het systeem is ingeschaj
keld.
Gewenstesnelheidenopgeslagen
snelheid
'yMarkering brandt groen:
systeem is actief, de markej
ring toont de gewenste snelj
heid.'yMarkering brandt oranje:
systeem is onderbroken, de
markering toont de opgeslaj
gen snelheid.'yMarkering brandt niet: systeem is uitgej
schakeld.
Kortestatusweergave
Gekozen voorkeurssnelheid.
Seite 148BedieningRijcomfort148
Online Edition for Part no. 01 40 2 973 389 - VI/16

Page 149 of 285

Als er geen snelheid wordt weergegeven, is er
op dit moment eventueel niet voldaan aan de
voorwaarden die voor de werking vereist zijn.
WeergaveninhetHead-UpDisplay Een deel van de informatie over het systeem
kan ook worden weergegeven op het Head-Up
Display.
Grenzenvanhetsysteem
Motorvermogen De gewenste snelheid wordt ook op neerj
waartse hellingen gehandhaafd. Op opwaartse hellingen kan de snelheid echter afnemen alshet motorvermogen niet toereikend is.
ParkDistanceControlPDC PrincipePDC helpt bij het inparkeren. Langzaam nadejren van een object achter of, bij overeenkomj
stige uitrusting met PDC v

Page 150 of 285

UltrasonesensorenUltrasone sensoren van de PDC,
bijv. in de bumpers.
Voorwaardenvooreencorrecte werking
Om de correcte werking te waarborgen:'ySensoren niet afdekken, bijvoorbeeld metstickers, fietsendragers enz.'ySensoren schoon en vrij houden.
In-/uitschakelen
Automatischinschakelen
Het systeem schakelt in de volgende situaties
automatisch in:
'yWanneer bij draaiende motor keuzehendelj
stand R wordt ingeschakeld.
Bovendien schakelt de achteruitrijcamera
in.'yBij uitvoering met parkeerassistent v

Page:   < prev 1-10 ... 101-110 111-120 121-130 131-140 141-150 151-160 161-170 171-180 181-190 ... 290 next >