BMW 4 SERIES COUPE 2017 Instructieboekjes (in Dutch)

Page 161 of 285

'yMinimumbreedte van de ruimte: breedte
van de eigen auto plus circa 0,8 m.'yMinimale diepte: lengte eigene auto.
De diepte van dwarsparkeerruimten moet door de bestuurder zelf worden ingeschat.
Op grond van technische grenzen kan het
systeem de diepte van dwarsparkeerruimte slechts bij benadering bepalen.
Bijhetparkeren
'yPortieren en kofferdeksel zijn gesloten.'yParkeerrem is vrijgezet.'yBij inparkeren in parkeerruimten aan de bej
stuurderszijde moet eventueel de betrefj
fende richtingaanwijzer worden gebruikt.
Inschakelenenactiveren
Inschakelenmetdetoets Toets parkeerassistent indrukken.
LED brandt.
De actuele status van het zoeken naar een parj
keerruimte wordt op het Control Display weerj gegeven.
Parkeerassistent wordt automatisch geacj
tiveerd.
Inschakelenmetde
achteruitversnelling
Achteruitversnelling inschakelen.
De actuele status van het zoeken naar een parj
keerruimte wordt op het Control Display weerj
gegeven.
Activeren:
"Parkeerassistent"
WeergaveophetControlDisplay
Systeemgeactiveerd/gedeactiveerdSymj
boolBetekenis Grijs: systeem niet beschikbaar.
Wit: systeem beschikbaar, maar
niet geactiveerd. Systeem geactiveerd.
;oekennaareenparkeerruimteen
statusvanhetsysteem
'ySymbool P, zie pijl, op de autoweergave. Parkeerassistent is geactiveerd en Zoeken
naar parkeerruimte actief.'yGeschikte parkeerruimten worden op het Control Display aan de rand van de weg
naast het autosymbool weergegeven. Bij actieve parkeerassistent worden de gej
schikte parkeerruimten gekleurd geaccenj
tueerd.'yBij eenduidig herkende dwars- of langsparj keerruimten stelt het systeem automatisch
de passende parkeermethode in. Bij parj
keerruimten waarin zowel langs als dwars
kan worden ingeparkeerd, wordt een keuj
zemenu weergegeven. In dit geval de gej wenste parkeermethode handmatig kiezen.'yParkeerprocedure actief.
Besturing is overgenomen.Seite 161RijcomfortBediening161
Online Edition for Part no. 01 40 2 973 389 - VI/16

Page 162 of 285

'yZoeken naar parkeerruimten is bij langjzaam recht vooruitrijden altijd actief, ook bijgedeactiveerd systeem. Bij gedeactiveerd
systeem worden de weergaven op het
Control Display grijs weergegeven.
Inparkerenmetdeparkeerassistent
Inparkeren
1. Parkeerhulptoets indrukken of achj
teruitversnelling inschakelen om de parj
keerassistent in te schakelen, zie paj gina 161. Parkeerassistent eventueel
activeren.
Parkeerassistent is geactiveerd.
2.Met een snelheid tot circa 35 km/h en een
afstand van maximaal 1,5 m langs de rij gej parkeerde voertuigen rijden.
De status van het zoeken naar een parj
keerruimte en mogelijke parkeerruimtes
worden op het Control Display weergegej ven, zie pagina 161.3.Aanwijzingen op het Control Display opvolj
gen.
Om een optimale parkeerstand te bereij
ken, de automatische besturing na het wisj selen van de versnelling bij stilstaande auto
afwachten.
De voltooiing van de parkeerprocedure wordt op het Control Display weergegej
ven.4.De parkeerstand eventueel zelf aanpassen.
Handmatigafbreken
De parkeerassistent kan op elk gewenst mojment worden afgebroken:
'yToets parkeerassistent indrukken.'y "Parkeerassistent" Symbool op het
Control Display selecteren.Automatischafbreken
De werking van systeem wordt in de volgende
situaties automatisch afgebroken:'yBij vasthouden van het stuur of als er zelf
gestuurd wordt.'yBij schakelen naar een versnelling, die niet
met de aanwijzing op het Control Display overeenkomt.'yBij snelheden boven circa 10 km/h.'yEventueel bij besneeuwde of gladde wej
gen.'yZo nodig bij moeilijk te overkomen obstaj
kels, bijvoorbeeld stoepranden.'yBij plotseling verschijnende obstakels.'yAls de Park Distance Control PDC te gej
ringe afstanden weergeeft.'yBij overschrijden van een maximaal aantal
inparkeerpogingen of de inparkeerduur.'yBij deactiveren van DSC.'yBij het omschakelen naar andere functies
op het Control Display.
Er wordt een Check-Control-melding weergej
geven.
Voortzetten Een afgebroken parkeerprocedure kan eventuj
eel worden voortgezet.
Daartoe de parkeerassistent opnieuw activej
ren, zie pagina 161, en de aanwijzingen op het
Control Display opvolgen.
Uitschakelen
Het systeem kan als volgt worden uitgeschaj
keld:
'yToets parkeerassistent indrukken.'yContact uitschakelen.Seite 162BedieningRijcomfort162
Online Edition for Part no. 01 40 2 973 389 - VI/16

Page 163 of 285

Grenzenvanhetsysteem
Veiligheidsaanwijzing WAARSCHUWING
Het systeem kan in verband met de sysj
teemgrenzen onjuist of niet reageren. Er bej
staat kans op een ongeval of schade. De aanj
wijzingen over de grenzen van het systeem in
acht nemen en eventueel actief ingrijpen.'

Page 164 of 285

KlimaatregelingUitrustingvandeautoIn dit hoofdstuk worden alle standaard, landsj
pecifieke en speciale uitrustingen beschreven
die in de modelserie aangeboden worden. Er worden daarom ook uitrustingen beschrevendie in een auto, bijv. vanwege de landspecijfieke of gekozen speciale uitrusting niet bej
schikbaar zijn. Dat geldt ook voor veiligheidsrej
levante functies en systemen. Bij gebruik van
deze functies en systemen moeten de in het land geldende voorschriften worden nagejleefd.
Airconditioning
1Stoelverwarming, links\_ 532Luchtverdeling3Achterruitverwarming4Luchthoeveelheid5AUTO-programma6Temperatuur7Stoelverwarming, rechts\_ 538Koelfunctie9Luchtrecirculatiefunctie10InterieurtemperatuursensorSeite 164BedieningKlimaatregeling164
Online Edition for Part no. 01 40 2 973 389 - VI/16

Page 165 of 285

Aircofunctiesindetail
Systeemin-/uitschakelen Inschakelen
Willekeurige toets indrukken, met uitzondering
van'yAchterruitverwarming.'yStoelverwarming.
Uitschakelen
In de laagste stand toets links indrukjken.
Temperatuur Aan de draaiknop draaien om degewenste temperatuur in te
stellen.
De automatische airconditioning regelt deze
temperatuur zo snel mogelijk, indien nodig met
hoge koel- of verwarmingscapaciteit, en houdt deze dan constant.
Wisselingen tussen verschillende temperaj tuurinstellingen kort achter elkaar voorkomen.De airconditioning met elektronische temperaj
tuurregeling heeft dan niet voldoende tijd om
de ingestelde temperatuur te regelen.
Koelfunctie
De lucht in het interieur wordt gekoeld, gej
droogd en afhankelijk van de temperatuurinj stelling weer verwarmd.
Koeling van het interieur is alleen bij draaiende
motor mogelijk.
Toets indrukken.
De airconditioningsfunctie wordt in- of
uitgeschakeld.
Na het starten van de motor kunnen afhankelijk van de weersomstandigheden de voor- en zijj ruiten korte tijd beslaan.
In het AUTO-programma wordt automatisch
de koelfunctie ingeschakeld.
In de airconditioning ontstaat condenswater,
zie pagina 187, dat onder de auto wegloopt.
AUTO-programma Toets indrukken.
Luchthoeveelheid, luchtverdeling en
temperatuur worden automatisch geregeld.
Afhankelijk van de gekozen temperatuur en van externe invloeden wordt de lucht naar devoorruit, de zijruiten, in de richting van het boj
venlichaam en naar de beenruimte gevoerd.
In het AUTO-programma wordt eveneens auj
tomatisch de koelfunctie, zie pagina 165, ingej
schakeld.
Luchtrecirculatiefunctie
Bij sterk verontreinigde buitenlucht kunt u de toevoer van buitenlucht tijdelijk afsluiten. Delucht in het interieur wordt dan gerecirculeerd.
Toets herhaald indrukken, om eenfunctie op te roepen:'yLED uit: buitenlucht stroomt continu naarbinnen.'yLED aan, luchtrecirculatiefunctie: de toej
voer van buitenlucht is permanent afgesloj ten.
De luchtrecirculatiefunctie schakelt afhankelijkvan de omgevingsomstandigheden na enigetijd automatisch uit, om beslaan van de ruiten
te voorkomen.
Bij continu ingeschakelde luchtrecirculatie verj
slechtert de luchtkwaliteit in de auto en bej
slaan de ruiten steeds meer.
Schakel bij beslagen ruiten de luchtrecirculaj
tiefunctie uit en verhoog evt. de luchttoevoer.
Seite 165KlimaatregelingBediening165
Online Edition for Part no. 01 40 2 973 389 - VI/16

Page 166 of 285

LuchthoeveelheidhandmatigLinker- of rechterzijde van de toets inj
drukken: luchthoeveelheid verkleinen
of vergroten.
De luchthoeveelheid van het aircosysteem wordt evt. tot aan het uitschakelen gereduj ceerd om de accu te ontzien.
Luchtverdelinghandmatig Aan de draaiknop draaien om
het gewenste programma of de
gewenste tussenpositie te sej
lecteren.'y Ruiten.'y Ter hoogte van het bovenlichaam.'y Ruiten, ter hoogte van het bovenlij
chaam en beenruimte.'y Beenruimte.
Ruitenontdooienenontwasemen
Luchtverdeling op ruiten richtenj, luchthoejveelheid en temperatuur verhogen en evt. dekoelfunctie inschakelen.
Achterruitverwarming Toets indrukken.
Achterruitverwarming wordt na enige
tijd automatisch uitgeschakeld.
Microfilter Het microfilter filtert stof en pollen uit de toejgevoerde buitenlucht en luchtrecirculatiefuncj
tie.
Dit filter moet bij het onderhoud, zie paj
gina 233, van uw auto worden vervangen.Uitgebreideairconditioning
1Stoelverwarming, links\_ 532Temperatuur, links3AUTO-programma4DisplaySeite 166BedieningKlimaatregeling166
Online Edition for Part no. 01 40 2 973 389 - VI/16

Page 167 of 285

5Maximaal koelen6Temperatuur, rechts7Stoelverwarming, rechts\_538Koelfunctie9AUC/luchtrecirculatiefunctie10Luchtverdeling, rechts11Luchthoeveelheid, AUTO-intensiteit12Luchtverdeling, links13Achterruitverwarming14Interieurtemperatuursensor n altijd vrijj
houden15Ruiten ontdooien en ontwasemenAircofunctiesindetail
Systeemin-/uitschakelen Inschakelen
Willekeurige toets indrukken, met uitzondering
van'yAchterruitverwarming.'yStoelverwarming.
Uitschakelen
In de laagste stand toets links indrukjken.
Temperatuur Aan de draaiknop draaien om degewenste temperatuur in te
stellen.
De automatische airconditioning regelt deze
temperatuur zo snel mogelijk, indien nodig met
hoge koel- of verwarmingscapaciteit, en houdt deze dan constant.
Wisselingen tussen verschillende temperaj tuurinstellingen kort achter elkaar voorkomen.De airconditioning met elektronische temperaj
tuurregeling heeft dan niet voldoende tijd om
de ingestelde temperatuur te regelen.
Koelfunctie
De lucht in het interieur wordt gekoeld, gej
droogd en afhankelijk van de temperatuurinj stelling weer verwarmd.
Koeling van het interieur is alleen bij draaiende
motor mogelijk.
Toets indrukken.
De airconditioningsfunctie wordt in- of
uitgeschakeld.
Na het starten van de motor kunnen afhankelijk van de weersomstandigheden de voor- en zijj ruiten korte tijd beslaan.
In het AUTO-programma wordt automatisch
de koelfunctie ingeschakeld.
In de airconditioning ontstaat condenswater,
zie pagina 187, dat onder de auto wegloopt.
Maximaalkoelen Toets indrukken.
Het systeem is ingesteld op de laagj
ste temperatuur, de optimale luchthoeveelheid en de luchtrecirculatiestand.
De lucht stroomt uit de uitstroomopeningen ter hoogte van het bovenlichaam. De uitjstroomopeningen daarom openen.
De functie is boven een buitentemperatuur van
ca. 0 

Page 168 of 285

Afhankelijk van de gekozen temperatuur, de inj
tensiteit van het AUTO-programma en van exj terne invloeden wordt de lucht naar de voorj
ruit, de zijruiten, in de richting van het
bovenlichaam en naar de beenruimte gevoerd.
In het AUTO-programma wordt eveneens auj
tomatisch de koelfunctie, zie pagina 167, ingej
schakeld.
Een condenssensor regelt tegelijkertijd het
programma zodanig, dat het beslaan van de ruiten zo veel mogelijk wordt voorkomen.
IntensiteitAUTO-programma
Bij ingeschakeld AUTO-programma kan de auj
tomatische regeling van de intensiteit worden veranderd.
Linker- of rechterzijde van de toets injdrukken: intensiteit verkleinen of verj
groten.
De geselecteerde intensiteit wordt op het disj
play van de automatische airconditioning
weergegeven.
Automatische
luchtrecirculatieregelingAUC/
luchtrecirculatiefunctie
Bij sterk verontreinigde buitenlucht kunt u de
toevoer van buitenlucht tijdelijk afsluiten. De lucht in het interieur wordt dan gerecirculeerd.
Toets herhaald indrukken, om eenfunctie op te roepen:'yLED's uit: buitenlucht stroomt continu naarbinnen.'yLinker LED aan, AUC-werking: een sensor
herkent schadelijke stoffen in de buitenj
lucht en regelt de blokkering automatisch.'yRechter LED aan, luchtrecirculatiefunctie:
de toevoer van buitenlucht is permanent
afgesloten.
De luchtrecirculatiefunctie wordt bij lage buij
tentemperaturen na enige tijd automatisch uitj
geschakeld, om het beslaan van de ruiten te voorkomen.
Bij continu ingeschakelde luchtrecirculatie verj
slechtert de luchtkwaliteit in de auto en bej
slaan de ruiten steeds meer.
Bij het beslaan van de ruiten de luchtrecirculaj
tiefunctie uitschakelen en de AUTO-toets inj drukken, om gebruik te kunnen maken van devoordelen van de condenssensor. Ervoor zorjgen dat er lucht naar de voorruit kan stromen.
Luchthoeveelheidhandmatig Om de luchthoeveelheid handmatig te kunnenregelen, eerst het AUTO-programma uitschajkelen.
Linker- of rechterzijde van de toets inj
drukken: luchthoeveelheid verkleinen
of vergroten.
De geselecteerde luchthoeveelheid wordt op het display van de automatische airconditioj ning weergegeven.
De luchthoeveelheid van de airconditioning
wordt evt. tot aan het uitschakelen gereduj ceerd om de accu te ontzien.
Luchtverdelinghandmatig Toets herhaald indrukken om een proj
gramma te selecteren:'yTer hoogte van het bovenlichaam.'yTer hoogte van het bovenlichaam en de
beenruimte.'yBeenruimte.'yRuiten en beenruimte: alleen bestuurdersj zijde.'yRuiten, ter hoogte van het bovenlichaam
en beenruimte: alleen bestuurderszijde.
Bij het beslaan van de ruiten de AUTO-toets indrukken, om gebruik te kunnen maken van
de voordelen van de condenssensor.
Seite 168BedieningKlimaatregeling168
Online Edition for Part no. 01 40 2 973 389 - VI/16

Page 169 of 285

RuitenontdooienenontwasemenToets indrukken.
IJs en condens verdwijnen snel van de
voorruit en voorste zijruiten.
Richt hiervoor de ventilatieroosters aan de zijj kant c.q. de zijruiten.
Luchthoeveelheid kan bij een actief proj
gramma worden aangepast.
Bij het beslaan van de ruiten ook de koelfuncj tie inschakelen en de AUTO-toets indrukken,
om gebruik te kunnen maken van de voordelen
van de condenssensor.
Achterruitverwarming Toets indrukken.
Achterruitverwarming wordt na enige
tijd automatisch uitgeschakeld.
Micro-/actief-koolstoffilter
Het micro-/actief-koolstoffilter filtert stof, polj
len en gasvormige schadelijke stoffen uit de
toegevoerde buitenlucht en luchtrecirculatiej
functie.
Dit filter moet bij het onderhoud, zie paj gina 233, van de auto worden vervangen.
Ventilatie Ventilatie,voor'yHendel voor aanpassen van de uitstroomj
richting, pijlen 1.'yGekartelde knoppen voor het traploos opej nen en sluiten van de uitstroomopeningen,pijlen 2.'yGekartelde knop voor het vari

Page 170 of 285

Interieurvoorventilatie
Principe De interieurvoorventilatie ventileert het interij
eur en laat de temperatuur in de auto zo nodig
dalen.
Het systeem kan bij iedere buitentemperatuur met twee voorgeselecteerde inschakeltijden ofdirect worden in- en uitgeschakeld. Het blijft
30 minuten ingeschakeld.
Uitstroomopeningen van de ventilatie openen zodat lucht kan uitstromen.
Directin-/uitschakelen
Op het Control Display:1."Instellingen"2."Klimaatbediening"3."Int.voorventilatie activeren"
Symbool op de airconditioning knippert bij
ingeschakeld systeem.
Inschakeltijdinstellen Op het Control Display:
1."Instellingen"2."Klimaatbediening"3."Tijd 1:" of "Tijd 2:"4.Gewenste tijd instellen.
Inschakeltijdinschakelen
Op het Control Display:
1."Instellingen"2."Klimaatbediening"3."Timer 1 activeren" of "Timer 2 activeren"
Symbool op de airconditioning licht op bij
geactiveerde inschakeltijd.
Symbool van de airconditioning met elekj
tronische temperatuurregeling knippert, als het systeem ingeschakeld is.
Het systeem wordt alleen binnen de komende
24 uren ingeschakeld. Daarna moet het opj
nieuw worden geactiveerd.Seite 170BedieningKlimaatregeling170
Online Edition for Part no. 01 40 2 973 389 - VI/16

Page:   < prev 1-10 ... 121-130 131-140 141-150 151-160 161-170 171-180 181-190 191-200 201-210 ... 290 next >