BMW 4 SERIES GRAN COUPE 2022 Instructieboekjes (in Dutch)

Sluiten
Het
geribbelde
vlak
op
de
handgreep
van
een
gesloten
voertuigportier
met
de
vinger
aanraken
en
blijven
aanraken
zonder
in
de
verzonken handgreep
te
grijpen.
Naast
het
vergrendelen
worden
de
ruiten
en
het glazen
dak
met
zonnebescherming
gesloten.
De
buitenspiegels
worden
ingeklapt
als
ze
bij
het
vergrendelen
niet
werden
ingeklapt.
Bij
ingej
schakelde
alarmlichtinstallatie
worden
de
buitenj
spiegels
niet
ingeklapt.
Achterklep
openen Algemeen
Als
de
achterklep
via
Comfort
Access
wordt
gej
opend,
worden
vergrendelde
portieren
niet
ontj
grendeld.
De
autosleutel
niet
in
de
bagageruimte
leggen om
een
mogelijke
insluiting
van
de
autosleutel
te vermijden.
Veiligheidsvoorschriften
WAARSCHUWING
Bij
de
bediening
van
de
achterklep
kunnen
lij
chaamsdelen
worden
ingeklemd.
Er
bestaat kans
op
letsel.
Bij
het
openen
en
sluiten
eropletten
dat
het
bewegingsgebied
van
de
achterj
klep
vrij
is.
WAARSCHUWING
De
achterklep
zwenkt
uit
bij
het
openen.
Er
bej staat
kans
op
letsel
of
schade.
Bij
het
openen
en
sluiten
erop
letten
dat
het
bewegingsgebied van
de
achterklep
vrij
is.
OPMERKING
Scherpe
of
spitse
voorwerpen
kunnen
tijdens
de
rit
tegen
de
ruiten
en
de
verwarmingsdraden
stoten.
Er
bestaat
gevaar
voor
schade.
Randen
afdekken
en
erop
letten
dat
spitse
voorwerpen
niet
tegen
de
ruiten
stoten.
Openen
Toets
aan
de
buitenzijde
van
de
achterklep
inj
drukken.
Achterklep
contactloos
openen
en
sluiten
Principe De
achterklep
kan
bij
een
meegenomen
autoj
sleutel
contactloos
worden
geopend
en
gesloj ten.
Twee
sensoren
herkennen
een
naar
voren
gerichte
voetbeweging
middenachter
en
de
achj
terklep
wordt
geopend
en
gesloten.
Algemeen
Om
de
achterklep
contactloos
te
kunnen
opej
nen,
moet
de
keuzehendelstand
P
zijn
ingeschaj keld.
Seite
111Openen
en
sluitenBEDIENING111
Online
Edition
for
Part
no.
01405A38A30
-
VI/21

De
autosleutel
niet
in
de
bagageruimte
leggen
om
een
mogelijke
insluiting
van
de
autosleutel
te
vermijden.
Als
de
autosleutel
zich
in
het
detectiegebied
van de
sensoren
bevindt,
kan
de
achterklep
per
onj
geluk
door
een
onbewuste
of
vermeend
herj kende
voetbeweging
worden
geopend
of
gesloj
ten.
Het
detectiegebied
van
de
sensoren
strekt
zich
uit
tot
circa
1,50
m
achter
de
achterzijde
van
de auto.
Als
de
achterklep
contactloos
wordt
geopend, worden
vergrendelde
portieren
niet
ontgrendeld.
De
contactloze
opening
en
sluiting
van
de
achj
terklep
moet
in
de
instellingen
zijn
geactiveerd.
Veiligheidsvoorschriften
WAARSCHUWING
Bij
het
contactloos
bedienen
kunnen
onderdej
len
van
de
auto
worden
geraakt,
bijvoorbeeld het
hete
uitlaatsysteem.
Er
bestaat
kans
op
letj
sel.
Bij
de
voetbeweging
erop
letten
dat
u
stej
vig
staat
en
dat
de
auto
niet
wordt
aangeraakt.
WAARSCHUWING
Bij
de
bediening
van
de
achterklep
kunnen
lij
chaamsdelen
worden
ingeklemd.
Er
bestaat kans
op
letsel.
Bij
het
openen
en
sluiten
eropletten
dat
het
bewegingsgebied
van
de
achterj
klep
vrij
is.
WAARSCHUWING
De
achterklep
zwenkt
uit
bij
het
openen.
Er
bej
staat
kans
op
letsel
of
schade.
Bij
het
openen
en
sluiten
erop
letten
dat
het
bewegingsgebied
van
de
achterklep
vrij
is.
OPMERKING
Scherpe
of
spitse
voorwerpen
kunnen
tijdens de
rit
tegen
de
ruiten
en
de
verwarmingsdradenstoten.
Er
bestaat
gevaar
voor
schade.
Randenafdekken
en
erop
letten
dat
spitse
voorwerpen
niet
tegen
de
ruiten
stoten.
Instellingen
De
contactloze
opening
en
sluiting
van
de
achjterklep
kunnen
worden
in-
en
uitgeschakeld.
1.CAR2.Instellingen3.Portieren/
toegang
tot
de
auto4.Achterklep
Uit
te
voeren
voetbeweging
1.In
het
midden
achter
de
auto
staan,
ongeveer
een
armlengte
van
de
achterzijde
van
de
auto verwijderd.2.Een
voet
in
rijrichting
zo
ver
mogelijk
onder
de
auto
bewegen
en
onmiddellijk
opnieuw
tej
rugtrekken.
Bij
deze
beweging
moet
het
been
door
de
bereiken
van
beide
sensoren
gaan.
Openen
Hieronder
beschreven
voetbeweging
uitvoeren.
Voor
het
openen
van
de
achterklep
gaat
de
alarmlichtinstallatie
knipperen.
Door
de
voetbeweging
te
herhalen,
wordt
de
openingscyclus
gestopt,
door
de
daaropvolj
Seite
112BEDIENINGOpenen
en
sluiten112
Online
Edition
for
Part
no.
01405A38A30
-
VI/21

gende
voetbeweging
wordt
de
achterklep
weer
gesloten.
Sluiten Hieronder
beschreven
voetbeweging
uitvoeren.
De
alarmlichtinstallatie
knippert
en
er
klinkt
eengeluidssignaal.
Door
de
voetbeweging
te
herhalen,
wordt
de sluitcyclus
gestopt,
door
de
daaropvolgende
voetbeweging
wordt
de
achterklep
weer
gej
opend.
Grenzen
van
het
systeem
De
herkenning
van
de
voetbeweging
kan
door
de volgende
externe
omstandigheden
worden
bej
perkt:'xIJs,
sneeuw
of
sneeuwslik
aan
de
achterkant
van
het
voertuig.'xVuil
of
strooizout
aan
de
achterkant
van
het
voertuig.
Door
beweging
in
het
bereik
van
de
sensoren
is een
ongewilde
opening
of
sluiting
van
de
bagaj
geruimte
mogelijk,
bijv.
door
lopend
water
bij
de
voertuigreiniging
of
bij
sterke
regen.
De
voertuigj
sleutel
op
een
voldoende
afstand
van
de
achterj
kant
van
het
voertuig
bewaren
om
een
ongewilde
opening
of
sluiting
van
de
bagageruimte
in
derj
gelijke
gevallen
te
vermijden.
Auto
contactloos
ontgrendelen
en
vergrendelen
Principe
De
auto
wordt
ontgrendeld
wanneer
de
bestuurj
der
met
de
autosleutel
de
vergrendelde
auto
naj
dert.
De
toets
van
de
autosleutel
ingedrukt
houden
tot
de
hardtop
en
de
klep
van
de
hardtopopbergj
ruimte
volledig
zijn
gesloten.
Algemeen
De
auto
wordt
ontgrendeld
wanneer
een
gej machtigde
autosleutel
in
de
ontgrendelingszone
wordt
herkend.
De
ontgrendelingszone
bevindt
zich
in
een
straal
van
ca.
1
m
rond
de
portiergreep.
De
auto
wordt
vergrendeld
als
de
autosleutel
de
vergrendelingszone
verlaat.
De
vergrendelingszone
bevindt
zich
in
een
straal
van
ca.
2
m
rond
de
portiergreep.
Als
de
autosleutel
zich
over
een
langere
periode
in
de
ontgrendelingszone
bevindt
zonder
dat
die
wordt
bewogen,
dan
wordt
de
auto
automatisch
vergrendeld.
Als
bij
het
vergrendelen
een
persoon
op
de
pasj
sagiersstoel
wordt
herkend
en
als
de
veiligheidsj
gordel
van
de
passagier
bij
het
vergrendelen
in
het
gordelslot
steekt:'xHet
voertuig
wordt
vergrendeld,
maar
is
niet
beveiligd
tegen
diefstal.'xDe
klep
van
de
tankdop
blijft
ontgrendeld.
Het
gedrag
van
de
auto
bij
het
contactloos
ontj
grendelen
en
vergrendelen
hangt
af
van
de
volj
gende
instellingen:
'xOf
het
automatisch
ontgrendelen
actief
is.'xOf
het
automatisch
vergrendelen
actief
is.'xOf
alleen
het
bestuurdersportier
en
de
tankj dopklep
of
alle
toegangen
van
de
auto
worj
den
ontgrendeld.
Alleen
bestuurdersportier
en
tankdopklep:
bestuurdersportier
en
tankdopklep
worden
alleen
ontgrendeld,
wanneer
de
bestuurder
de
auto
nadert
aan
bestuurderszijde.
Alle
toegangen
van
de
auto:
de
auto
wordt
onafhankelijk
van
welke
kant
de
bestuurder de
auto
nadert
ontgrendeld.'xOf
het
ontgrendelen
en
vergrendelen
van
deauto
met
een
lichtsignaal
of
geluidsignaal
wordt
bevestigd.'xOf
bij
het
ontgrendelen
de
begroetingsverj
lichting
wordt
ingeschakeld.Seite
113Openen
en
sluitenBEDIENING113
Online
Edition
for
Part
no.
01405A38A30
-
VI/21

'xOf
bij
het
vergrendelen
de
thuiskomverlichjting
wordt
geactiveerd.'xOf
bij
het
ver-
en
ontgrendelen
de
buitenj
spiegels
automatisch
open-
en
dichtgeklapt
worden.
Voorwaarden
voor
een
correcte
werking
'xRijden-stand-by
moet
uitgeschakeld
zijn.'xOntgrendelen:
bij
het
betreden
van
de
ontj
grendelingszone
moeten
de
portieren
en
de achterklep
gesloten
zijn.'xVergrendelen:
bij
het
verlaten
van
de
vergrenj
delingszone
moeten
de
portieren
en
de
achj terklep
gesloten
zijn.'xVoor
het
contactloos
vergrendelen
van
hetvoertuig
mag
er
geen
tweede
voertuigsleutel
binnen
zes
meter
rond
het
voertuig
aanwezig
zijn.'xAls
de
auto
gedurende
meerdere
dagen
in ruststand
stond,
is
de
contactloze
ontgrendej
ling
of
vergrendeling
pas
opnieuw
mogelijk
nadat
er
met
de
auto
werd
gereden.
Storing
De
herkenning
van
de
autosleutel
door
de
auto
kan
o.a.
door
de
volgende
omstandigheden
worj den
verstoord:
'xDe
batterij
van
de
autosleutel
is
leeg.
Batterij
vervangen,
zie
pagina
95.'xStoring
in
de
verbinding
door
zendmasten
of
andere
installaties
met
een
hoog
zendvermoj
gen.'xAfscherming
van
de
autosleutel
door
metalen
voorwerpen.
De
autosleutel
nooit
samen
met
metalen voorwerpen
transporteren.'xStoring
van
de
verbinding
door
mobiele
telej
foons
of
andere
elektronische
apparaten
in de
onmiddellijke
omgeving
van
de
autosleuj
tel.De
autosleutel
nooit
samen
met
elektronij
sche
apparaten
transporteren.
De
herkenning
van
een
vergrendelingsverzoek aan
de
portiergreep
kan
door
vocht
of
sneeuwzijn
verstoord.
Bij
een
storing
de
auto
met
de
toetsen
van
de autosleutel
of
met
de
ge

WAARSCHUWING
De
achterklep
zwenkt
uit
bij
het
openen.
Er
bej staat
kans
op
letsel
of
schade.
Bij
het
openen
en
sluiten
erop
letten
dat
het
bewegingsgebied van
de
achterklep
vrij
is.
OPMERKING
Scherpe
of
spitse
voorwerpen
kunnen
tijdens
de
rit
tegen
de
ruiten
en
de
verwarmingsdraden stoten.
Er
bestaat
gevaar
voor
schade.
Randen
afdekken
en
erop
letten
dat
spitse
voorwerpen
niet
tegen
de
ruiten
stoten.
Achterklep
Openen
Algemeen
Als
het
stopcontact
voor
aanhangwagens
in
gej
bruik
is,
kan
de
achterklep
niet
met
de
autosleuj
tel
en
niet
met
de
knop
in
het
interieur
wordengeopend.
Van
buitenaf'xAuto
ontgrendelen
en
dan
op
de
toets
aan
de
buitenkant
van
de
achterklep
duwen.'xMet
Comfort
Access:
autosleutel
meedragen en
de
toets
aan
de
buitenkant
van
de
achterjklep
indrukken.'xDe
toets
van
de
autosleutel
ca.
1
sej
conde
indrukken.
Zo
nodig
worden
de
portieren
tevens
ontgrenj
deld.
Bij
stilstand
wordt
de
achterklep
automatisch
tot aan
de
ingestelde
openingshoogte
geopend.
Van
binnenuit Bij
een
stilstaand
voertuig
de
toets
in
het
bestuurdersportier
naar
onderen
drukken.
De
achterklep
wordt
tot
de
ingestelde
openingsj
hoogte
geopend.
Afbreken
van
de
openingscyclus
De
openingscyclus
onderbreekt
in
de
volgende
situaties:
'xAls
de
auto
zich
in
beweging
zet.'xDoor
indrukken
van
de
toets
aan
de
binnenj zijde
van
de
achterklep.
Door
nog
eens
tedrukken,
sluit
de
achterklep
weer.'xDoor
indrukken
van
de
toets
aan
de
binnenjzijde
van
de
achterklep.
Door
nog
eens
tedrukken,
sluit
de
achterklep
weer.'xDoor
het
indrukken
van
de
toets
van
de
autojsleutel.
Door
nog
eens
te
drukken,
loopt
de
openingscyclus
verder.Seite
115Openen
en
sluitenBEDIENING115
Online
Edition
for
Part
no.
01405A38A30
-
VI/21

Door
de
toets
ingedrukt
te
houden,
sluit
de
achterklep
weer.'xDoor
het
indrukken
van
of
trekken
aan
de
schakelaar
in
het
bestuurdersportier.
Door
nog
eens
te
drukken,
loopt
de
openingscyj clus
verder.
Sluiten
Van
buitenaf
'xDe
toets



van
de
autosleutel
ingej
drukt
houden
tot
de
achterklep
is
gesloten.
Bij
het
loslaten
van
de
toets
stopt
de
bewej
ging.'x

Toets
aan
de
binnenzijde
van
de
achterklep
indrukken.
Met
Comfort
Access:
'x

Toets
aan
de
binnenzijde
van
de
achj
terklep
indrukken.
Het
voertuig
wordt
vergrendeld
zodra
de
achj
terklep
is
gesloten.
Hiervoor
moet
het
bej stuurdersportier
gesloten
zijn
en
moet
de
auj
tosleutel
zich
buiten
de
auto
binnen
het
bereik
van
de
achterklep
bevinden.
Van
binnenuit
Blijven
drukken
op
de
toets
in
het
bestuurj
dersportier.
Voor
deze
functie
moet
de
autosleutel
zich
in
het interieur
bevinden.
Afbreken
van
de
sluitcyclus
De
sluitcyclus
onderbreekt
in
de
volgende
situj aties:
'xBij
het
abrupt
wegrijden.'xDoor
indrukken
van
de
toets
aan
de
binnenjzijde
van
de
achterklep.
Door
nog
eens
tedrukken,
opent
de
achterklep
weer.'xDoor
indrukken
van
de
toets
aan
de
binnenjzijde
van
de
achterklep.
Door
nog
eens
tedrukken,
opent
de
achterklep
weer.'xDoor
het
loslaten
van
de
toets
in
het
bestuurjdersportier.
Door
nog
eens
te
trekken
en
uitj
getrokken
te
houden,
loopt
de
sluitcyclus
verj
der.'xDoor
de
toets
van
de
autosleutel
los
te
laten. Door
nog
eens
te
drukken
en
ingedrukt
te
houden,
loopt
de
sluitcyclus
verder.
Storing
Veiligheidsaanwijzing
WAARSCHUWING
Bij
het
handmatig
bedienen
van
een
geblokj
keerde
achterklep
kan
deze
onverwacht
loskoj men
uit
de
blokkering.
Er
bestaat
kans
op
letselof
schade.
Geblokkeerde
achterklep
niet
handjmatig
bedienen.
Door
een
servicepartner
vande
fabrikant
of
een
andere
gekwalificeerde
serjvicepartner
of
vakwerkplaats
laten
controleren.
Bij
een
elektrisch
defect
de
ontgrendelde
achterj
klep
langzaam
en
zonder
abrupte
beweging handmatig
bedienen.
Voor
het
definitief
sluiten
de
achterklep
slechts lichtjes
aandrukken.
Het
sluiten
geschiedt
autoj
matisch.
Bagageruimtenoodontgrendelin
g
Aan
handgreep
in
de
bagageruimte
trekken.
Seite
116BEDIENINGOpenen
en
sluiten116
Online
Edition
for
Part
no.
01405A38A30
-
VI/21

De
achterklep
wordt
ontgrendeld.
Parkeerservicemodus
Principe In
de
parkeerservicemodus
is
het
Control
Display
geblokkeerd.
De
bediening
via
iDrive
is
niet
meer mogelijk.
Deze
modus
kan
bijv.
worden
gebruikt
als
de
auto
bij
de
parkeerservice
moet
worden
afgegej ven.
Algemeen In
de
parkeerservicemodus
kunnen
de
instellinjgen
van
de
auto
niet
worden
gewijzigd
via
iDrive.
Persoonlijke
instellingen
kunnen
niet
worden
gej
wijzigd.
Persoonlijke
gegevens
kunnen
niet
worj den
weergegeven.
Bovendien
worden
de
volgende
acties
uitgej
voerd:
'xHet
volume
van
het
audiosysteem
wordt
bej grensd.'xDSC
kan
niet
uitschakeld
worden.
Voorwaarden
voor
een
correcte
werking
'xEr
is
minstens
één
bestuurdersprofiel
aangej maakt.'xEen
bestuurdersprofiel
of
het
gastprofiel
isactief.'xEr
is
aan
minstens
één
bestuurdersprofiel
een
ConnectedDrive-account
toegewezen.
Menu
voor
de
parkeerservicemodus
oproepen
Via
het
uitschakelscherm
Na
het
uitschakelen
van
de
rijden-stand-by
wordt het
uitschakelscherm
weergegeven.
Het
item
voor
de
parkeerservicemodus
in
het
uitschakelj scherm
selecteren.
Via
de
weergavebalk
aan
de
bovenste
rand
van
het
Control
Display1.Controller
naar
boven
kantelen.2.Parkeerservicemodus
Via
de
voertuiginstellingen
1.CAR2.Instellingen3.Algemene
instellingen4.Parkeerservicemodus
Parkeerservicemodus
activeren
Algemeen
Voor
de
activering
van
de
parkeerservicemodus
moet
een
PIN
worden
vastgelegd
om
de
parj
keerservicemodus
op
een
later
moment
te
kunj
nen
deactiveren.
Afhankelijk
van
het
actieve
bestuurdersprofiel verschilt
het
PIN-invoerproces.
Bestuurdersprofiel
met
PIN Voor
het
actieve
bestuurdersprofiel
wordt
een
PIN
ingesteld.
Het
is
niet
nodig
om
een
ander
PIN
in
te
voeren.
Nu
activeren
Bestuurdersprofiel
zonder
PIN Aan
het
bestuurdersprofiel
moet
een
PIN
toegej
wezen
worden.
1.PIN2.PIN
invoeren.3.Nu
activeren
Gastprofiel
Het
actieve
bestuurdersprofiel
is
het
gastprofiel.
Seite
117Openen
en
sluitenBEDIENING117
Online
Edition
for
Part
no.
01405A38A30
-
VI/21

Er
moet
een
PIN
ingevoerd
worden.1.PIN2.PIN
invoeren.3.Nu
activeren
Dat
PIN
kan
eenmalig
worden
gebruikt
om
de
parkeerservicemodus
bij
actief
gastprofiel
te
deactiveren.
Parkeerservicemodus
deactiveren
Algemeen
Op
het
Control
Display
wordt
het
blokkeerj
scherm
van
de
parkeerservicemodus
weergegej ven.
Het
deactiveren
van
de
parkeerservicemodus
is
afhankelijk
van
welk
bestuurdersprofiel
op
het
blokkeerscherm
wordt
geselecteerd.
Bestuurdersprofiel
met
PIN
Ongeacht
welke
bestuurder
de
parkeerservicej modus
geactiveerd
heeft,
kan
een
bestuurderdoor
zijn
of
haar
PIN
in
te
voeren
de
parkeerserjvicemodus
deactiveren.
1.Bestuurdersprofiel
selecteren.2.Het
aan
het
bestuurdersprofiel
toegewezen
PIN
invoeren.
Als
de
gebruiker
het
PIN
is
vergeten,
moet
de
parkeerservicemodus
worden
gedeactiveerd
door
de
toegewezen
ConnectedDrive-toegangsj gegevens
in
te
voeren.
Bestuurdersprofiel
zonder
PIN De
parkeerservicemodus
wordt
door
iemand
anjders
geactiveerd.
Om
de
parkeerservicemoduste
deactiveren,
moet
een
bestuurder
zonder
PIN
de
toegangsgegevens
voor
zijn
ConnectedDrive
account
invoeren.1.Bestuurdersprofiel
selecteren.2.De
aan
het
bestuurdersprofiel
toegewezen ConnectedDrive-toegangsgegevens
invoej
ren.
Gastprofiel
In
het
gastprofiel
is
de
deactivering
van
de
parj
keerservicemodus
alleen
mogelijk,
als
de
parj keerservicemodus
in
het
gastprofiel
geactiveerd
werd.
1.Gastprofiel
selecteren.2.Het
bij
de
activering
vastgelegde
PIN
invoej ren.
Als
de
gebruiker
het
PIN
is
vergeten,
moet
de
parkeerservicemodus
worden
gedeactiveerd
via een
persoonlijk
bestuurdersprofiel.
Instellingen
Algemeen Afhankelijk
van
de
uitrusting
en
landuitvoeringzijn
verschillende
instellingen
voor
het
openen
en
sluiten
mogelijk.
De
instellingen
worden
opgeslagen
voor
het
moj
menteel
gebruikte
bestuurdersprofiel.
Ontgrendelen
en
vergrendelen Portieren
1.CAR2.Instellingen3.Toetstoewijzing
sleutel4.

Symbool
selecteren.5.Gewenste
instelling
selecteren:'xAlleen
bestuurdersportier
Alleen
het
bestuurdersportier
en
de
klep van
de
tankdop
worden
ontgrendeld.
BijSeite
118BEDIENINGOpenen
en
sluiten118
Online
Edition
for
Part
no.
01405A38A30
-
VI/21

het
opnieuw
indrukken
wordt
de
gehele
auto
ontgrendeld.'xAlle
portieren
Gehele
auto
wordt
ontgrendeld.'xComfortabel
instappen
Gehele
auto
wordt
ontgrendeld.
Als
de
toets
van
de
autosleutel
twee
keer
onmiddellijk
na
elkaar
wordt
ingedrukt, wordt
bij
de
aansluitende
opening
van
het
portier
de
ruit
verder
neergelaten.
Bevestigingssignalen
van
de
auto
1.CAR2.Instellingen3.Portieren/
toegang
tot
de
auto4.Gewenste
bevestigingssignalen
deactiveren of
activeren:'xKnipperen
bij
ver-/ontgrendelen
Het
ontgrendelen
wordt
bevestigd
door
tweemaal
knipperen,
het
vergrendelen
door
eenmaal
knipperen.'xMet
alarminstallatie:
Geluidssign.
bij
ver-/ontgrend.
Het
ontgrendelen
wordt
bevestigd
door
twee
geluidssignalen,
het
vergrendelen door
een
geluidssignaal.
Spiegel
automatisch
inklappen
1.CAR2.Instellingen3.Portieren/
toegang
tot
de
auto4.Spiegels
bij
vergrend.
inklappen
Automatisch
ontgrendelen
1.CAR2.Instellingen3.Portieren/
toegang
tot
de
auto4.Gewenste
instelling
selecteren:5.'xOntgrendelen
wanneer
in
P'xNa
einde
rit
ontgrendelenNa
het
beëindigen
van
rijden-stand-bydoor
het
indrukken
van
de
start-/stopknop
wordt
de
vergrendelde
auto
automatisch
ontgrendeld.
Automatisch
vergrendelen
1.CAR2.Instellingen3.Portieren/
toegang
tot
de
auto4.Vergrendelen
na
tijd
Na
een
korte
tijd
wordt
de
auto
automatisch
vergrendeld
als
na
het
ontgrendelen
geen portier
wordt
geopend.
Achterklep
Achterklep
en
portieren
Afhankelijk
van
de
uitvoering
en
landuitvoering wordt
deze
instelling
mogelijk
niet
aangeboden.
1.CAR2.Instellingen3.Toetstoewijzing
sleutel4.

Symbool
selecteren.5.Gewenste
instelling
selecteren:'xAchterklep
Afhankelijk
van
de
uitvoering
wordt
de achterklep
ontgrendeld
of
geopend.'xAchterklep
opent
alleen
als
de
auto
van
tevoren
is
ontgrendeld
De
auto
moet
worden
ontgrendeld
alvoj
rens
de
achterklep
met
de
autosleutel
kan worden
bediend.'xAchterklep
en
portier(en)
Afhankelijk
van
de
uitvoering
wordt
de achterklep
ontgrendeld
of
geopend
en
de
portieren
worden
ontgrendeld.'xAchterkleptoets
vergrendelen
De
bediening
van
de
achterklep
met
de autosleutel
wordt
geblokkeerd.Seite
119Openen
en
sluitenBEDIENING119
Online
Edition
for
Part
no.
01405A38A30
-
VI/21

Openingshoogte
instellen
Er
kan
worden
ingesteld
hoe
ver
de
achterklap
kan
worden
geopend.
Let
er
bij
het
instellen
van
de
openingshoogte
op dat
er
boven
de
achterklep
een
vrije
bewegingsjruimte
van
minstens
10
cm
is.1.CAR2.Instellingen3.Portieren/
toegang
tot
de
auto4.Achterklep5.Openingshoogte6.Houd
de
achterklep
in
de
gaten
en
stel
de
gewenste
openingshoogte
in.
Comfort
Access
Contactloos
vergrendelen
en
ontgrendelen
De
contactloze
vergrendeling
en
ontgrendeling
kunnen
worden
in-
en
uitgeschakeld.
1.CAR2.Instellingen3.Portieren/
toegang
tot
de
auto4.Comfort
Access
Glazen
dak
automatisch
sluiten
1.CAR2.Instellingen3.Portieren/
toegang
tot
de
auto4.Dak
automatisch
sluiten
Als
de
auto
met
geopend
glazen
dak
wordt
geparkeerd,
wordt
het
glazen
dak
automaj
tisch
gesloten
als
het
begint
te
regenen.
Ruststand
na
het
openen
van
de
voorportieren
instellen
1.CAR2.Instellingen3.Portieren/
toegang
tot
de
auto4.Auto
na
openen
portier
uitschakelen
Ruststand,
zie
pagina
49.
Alarminstallatie
Algemeen
De
alarminstallatie
reageert
bij
een
vergrendelde
auto
op
de
volgende
veranderingen:
'xOpenen
van
een
portier,
de
motorkap
of
de
achterklep.'xBewegingen
in
het
interieur.'xVeranderen
van
de
hellingshoek
van
de
auto,
bijvoorbeeld
bij
een
poging
van
diefstal
van de
wielen
of
bij
het
wegslepen.'xOnderbreking
van
de
accuspanning.'xOndeskundig
gebruik
van
de
diagnoseconjtactdoos
OBD.'xAuto
vergrendelen
als
er
een
apparaat
in
dediagnosecontactdoos
OBD
is
aangesloten.
Deze
veranderingen
signaleert
de
alarminstallatie
optisch
en
akoestisch:
'xAkoestisch
alarm:
Afhankelijk
van
de
wettelijke
bepalingen wordt
het
akoestische
alarm
eventueel
onj
derdrukt.'xOptisch
alarm:
Door
knipperen
van
de
alarmlichtinstallatie
en evt.
de
voorlichten.
Het
systeem
niet
wijzigen
om
de
werking
van
de alarminstallatie
te
garanderen.
In-/uitschakelen De
alarminstallatie
wordt
uit-
of
ingeschakeld
zojdra
de
auto
met
de
autosleutel
of
via
ComfortAccess
wordt
ontgrendeld
of
vergrendeld.
Seite
120BEDIENINGOpenen
en
sluiten120
Online
Edition
for
Part
no.
01405A38A30
-
VI/21