BMW 5 SERIES 2017 Instructieboekjes (in Dutch)

Page 191 of 379

Snelheidsregelingonderbreken
Handmatigonderbreken Bij ingeschakeld systeem toets inj
drukken.
Automatischonderbreken De werking van het systeem wordt bijv. in de
volgende situaties automatisch onderbroken:'yAls de bestuurder remt.'ySteptronic- versnellingsbak: als uit de keuj
zehendelstand D naar een andere stand
geschakeld wordt.'yHandgeschakelde versnellingsbak: als de
koppeling enkele seconden ingedrukt wordt of bij niet-ingeschakelde versnelling
losgelaten wordt.'yHandmatig versnellingsbak: als voor de snelheid een te hoge versnelling ingeschajkeld is.'yAls DTC wordt geactiveerd of DSC wordtgedeactiveerd.'yAls DSC regelt.'yAls met de rijbelevingsschakelaar SPORT
wordt geactiveerd.
Snelheidinstellen
Snelheidhandhavenenopslaan
Tuimelschakelaar bij onderbroken werkin eenj
maal indrukken.
Bij ingeschakeld systeem wordt de actuele
snelheid gehandhaafd en als gewenste rijsnelj heid opgeslagen.
De opgeslagen snelheid wordt in de snelheidsj meter en kort in het instrumentenpaneel weerj
gegeven, zie pagina 192.
DSC wordt eventueel ingeschakeld.
Snelheidwijzigen
Zo vaak op de tuimelschakelaar naar boven of onder drukken, tot de gewenste rijsnelheid is
ingesteld.
In actieve toestand wordt de weergegeven snelheid opgeslagen en bereikt voor zover deverkeerssituatie dit toelaat.
'yDrukken van de tuimelschakelaar tot hetdrukpunt verhoogt of verlaagt de gewensterijsnelheid telkens met 1 km/h.'yDrukken op de tuimelschakelaar door het
drukpunt heen verandert de gewenste
snelheid telkens tot het volgende tiental
van de km/h-weergave op de snelheidsmej
ter.
De maximaal instelbare snelheid hangt af
van de auto.'yTuimelschakelaar tot het drukpunt drukken
en ingedrukt houden verhoogt of verlaagt de snelheid zonder op het gaspedaal te
trappen.
Na het loslaten van de tuimelschakelaar
wordt de bereikte snelheid behouden. Verj
der drukken dan het drukpunt verhoogt de snelheid nog meer.Seite 191RijhulpsystemenBediening191
Online Edition for Part no. 01402978679 - II/17

Page 192 of 379

Snelheidsregelingvoortzetten
Een onderbroken snelheidsregeling kan door
oproepen van de opgeslagen snelheid hervat worden.
Voor het oproepen van de opgeslagen snelj heid controleren, dat het verschil tussen de acj
tuele snelheid en de opgeslagen snelheid niet
te groot is. Anders kan het voertuig ongewenst
afremmen of accelereren.
Bij onderbroken systeem de toets inj
drukken.
De snelheidsregeling wordt voortgezet met de opgeslagen waarden.
In de volgende gevallen wordt de opgeslagen
snelheidswaarde gewist en kan deze niet meer worden opgeroepen:'yBij het uitschakelen van het systeem.'yBij het uitschakelen van rijden-stand-by.
Weergavenophet
instrumentenpaneel
Weergaveopsnelheidsmeter
'yMarkering groen: systeem is
actief, de markering toont de
gewenste snelheid.'yMarkering oranje/wit: sysj
teem is onderbroken, de
markering toont de opgeslaj
gen snelheid.'yGeen markering: systeem is uitgeschakeld.
Controlelampje
'yControlelampje groen: het systeem
is actief.'yControlelampje grijs: het systeem
is onderbroken.'yGeen controlelampje: het systeem is uitgej schakeld.Statusweergave
De weergave van de ingestelde gewenj
ste snelheid verdwijnt na korte tijd.
WeergaveninhetHead-UpDisplay
Een deel van de informatie over het systeem
kan ook worden weergegeven op het Head-Up
Display.
Het symbool wordt weergegeven als
de ingestelde snelheid bereikt is.
Grenzenvanhetsysteem
De ingestelde snelheid wordt ook bij afdalinj
gen aangehouden. Op hellingen kan de gej wenste snelheid mogelijk niet aangehoudenworden wanneer het motorvermogen niet toejreikend is.
In de rijmodus ECO PRO kan het in sommige
gevallen boven of onder de ingestelde snelheid
komen, bijvoorbeeld op hellingen.
Actievesnelheidsregeling
metStop&Go-functie,ACC
Principe
Met dit systeem kan via de toetsen op het
stuurwiel een gewenste snelheid en een afj
stand tot een voorligger worden ingesteld.
Bij vrije weg wordt de gewenste snelheid door
het systeem aangehouden, daartoe accelej
reert of remt de auto automatisch.
Bij een voorligger past het systeem de eigen
snelheid zo aan, dat de ingestelde afstand tot
de voorligger aangehouden wordt. De aanpasj
sing van de snelheid vindt plaats binnen de
mogelijke grenzen.
Algemeen Om voorliggers te herkennen, zijn in de voorj
bumper een radarsensor en bij de binnenspiej
gel een camera aangebracht.Seite 192BedieningRijhulpsystemen192
Online Edition for Part no. 01402978679 - II/17

Page 193 of 379

Afhankelijk van de voertuiginstelling kan de kaj
rakteristiek van de snelheidsregeling op bej
paalde punten veranderen. Zo is de acceleratie in de rijmodus ECO PRO bijvoorbeeld minder
snel.
De afstand kan in meerdere stappen ingesteld
worden en is om veiligheidsredenen afhankej
lijk van de actuele snelheid.
Als het voorliggende voertuig tot stilstand afj
remt en na korte tijd weer wegrijdt, kan het systeem dit binnen het gegeven kader volgen.
Veiligheidsvoorschriften WAARSCHUWING
Het systeem ontlast u niet van persoonj
lijke verantwoordelijkheid om de verkeerssituaj
tie juist in te schatten. Wegens systeembeperj kingen kan het systeem niet in alle
verkeerssituaties zelfstandig op gepaste wijze
reageren. Er bestaat gevaar voor ongevallen.
Rijstijl aan de verkeerssituatie aanpassen. Verj
keerssituatie observeren en in de betreffende situaties actief ingrijpen.'

Page 194 of 379

Radarsensor
De radarsensor bevindt zich vooraan in de
bumper.
Radarsensor schoon en vrij houden.
Camera
De camera bevindt zich bij de binnenspiegel.
Voorruit voor de binnenspiegel schoon en vrij houden.
Toepassingsgebied
Het optimale toepassingsgebied zijn goed inj gerichte straten.
De minimaal instelbare snelheid bedraagt
30 km/h.
Bij een snelheid boven 210 km/h.
Na het overschakelen op snelheidsregeling
zonder afstandsregeling kunnen ook hogere gewenste rijsnelheden worden gekozen.
Het systeem kan ook in stilstand worden geacj tiveerd.
Snelheidsregelingin-/uitschakelenen
onderbreken
Inschakelen Toets op het stuurwiel indrukken.
De controlelampjes in het instrumentenpaneel
branden en de markering op de snelheidsmej ter wordt op de huidige snelheid gezet.
De snelheidsregeling is actief. De momenteel
gereden snelheid wordt aangehouden en opj
geslagen als gewenste snelheid.
DSC wordt eventueel ingeschakeld.
Uitschakelen Bij uitschakelen in stilstand tegelijkertijd derem indrukken.
Toets op het stuurwiel indrukken.
De weergaven verdwijnen. De opgeslagen gej
wenste rijsnelheid wordt gewist.
Handmatigonderbreken Bij geactiveerde toestand toets in het
stuurwiel indrukken.
Bij onderbreken in stilstand tegelijkertijd de
rem indrukken.
AutomatischonderbrekenDe werking van het systeem wordt in de voljgende situaties automatisch onderbroken:'yAls de bestuurder remt.'yWanneer uit de keuzehendelstand D naareen andere stand geschakeld wordt.'yAls DTC wordt geactiveerd of DSC wordtgedeactiveerd.'yAls DSC regelt.'yAls bij stilstaande auto de veiligheidsgordelen het bestuurdersportier worden gej
opend.Seite 194BedieningRijhulpsystemen194
Online Edition for Part no. 01402978679 - II/17

Page 195 of 379

'yAls het systeem reeds lang geen objecten
herkent, bijvoorbeeld op weinig bereden
routes zonder randbegrenzing.'yWanneer het detectiegebied van de radar
verstoord is, bijvoorbeeld door vuil of hej vige neerslag.'yNa een langere stilstand, wanneer de auto
door het systeem tot stilstand is afgeremd.
Snelheidinstellen
Snelheidhandhavenenopslaan
Tuimelschakelaar bij onderbroken werkin eenj
maal indrukken.
Bij ingeschakeld systeem wordt de actuele
snelheid gehandhaafd en als gewenste rijsnelj heid opgeslagen.
De opgeslagen snelheid wordt in de snelheidsj meter en kort in het instrumentenpaneel weerj
gegeven, zie pagina 196.
DSC wordt eventueel ingeschakeld.
Snelheidwijzigen
Zo vaak op de tuimelschakelaar naar boven of onder drukken, tot de gewenste rijsnelheid is
ingesteld.
In actieve toestand wordt de weergegeven snelheid opgeslagen en bereikt voor zover deverkeerssituatie dit toelaat.
'yDrukken van de tuimelschakelaar tot hetdrukpunt verhoogt of verlaagt de gewensterijsnelheid telkens met 1 km/h.'yDrukken op de tuimelschakelaar door het
drukpunt heen verandert de gewenste
snelheid telkens tot het volgende tiental
van de km/h-weergave op de snelheidsmej
ter.
Tuimelschakelaar in de betreffende stand houj den om de betreffende actie te herhalen.
Afstandinstellen
Algemeen
De instelling van de afstand wordt opgeslagen voor het momenteel gebruikte bestuurderjsprofiel.
Veiligheidsaanwijzing WAARSCHUWING
Het systeem ontslaat u niet van uw eigen
verantwoording. In verband met systeembej perkingen kan pas laat afgeremd worden. Erbestaat kans op een ongeval of schade. Verjkeerssituatie altijd goed in de gaten houden.De afstand aan de verkeers- en weersomstanj
digheden aanpassen en de voorgeschreven
Seite 195RijhulpsystemenBediening195
Online Edition for Part no. 01402978679 - II/17

Page 196 of 379

veiligheidsafstand eventueel door remmenaanhouden.'

Page 197 of 379

StatusweergaveDe weergave van de ingestelde gewenj
ste snelheid verdwijnt na korte tijd.
Voertuigafstand De gekozen afstand tot het voorliggende voerjtuig wordt weergegeven.SymboolBeschrijvingAfstand 1Afstand 2Afstand 3
Komt overeen met circa de
helft van de waarde van de
km/h-weergave in meters. Is na
de eerste keer inschakelen van
het systeem ingesteld.Afstand 4Systeem onderbroken.Geen weergave van de afj
standsregeling omdat het gasj
pedaal bediend wordt.HerkendvoertuigSymboolBeschrijvingSymbool groen:
Voorligger gedetecteerd. Het systeem houdt de ingestelde
afstand tot de voorligger aan.
Zodra het herkende voertuig is weggereden, beweegt het voertuigsymbool in de afstandsj
indicatie zich weg.
Om te accelereren, ACC activeren bijvoorbeeld door kort gas te geven of de tuimelschakelaar
in te drukken.
Controle-enwaarschuwingslampjes
SymboolBeschrijvingVoertuigsymbool knippert:
Aan de voorwaarden voor het
gebruik van het systeem wordt
niet meer voldaan.
Het systeem is gedeactiveerd,
maar remt tot de actieve overj
name door het intrappen van
de rem of het gaspedaal.Voertuigsymbool en afstandsj
balk knipperen rood en er klinkt
een signaal:
Oproep om in te grijpen door
remmen en evt. uitwijken.
WeergaveninhetHead-UpDisplay
Gewenstesnelheid
Een deel van de informatie over het systeem
kan ook worden weergegeven op het Head-Up Display.
Het symbool wordt weergegeven als
de ingestelde snelheid bereikt is.
Seite 197RijhulpsystemenBediening197
Online Edition for Part no. 01402978679 - II/17

Page 198 of 379

AfstandsinformatieHet symbool wordt weergegeven, als
de afstand tot de auto die voor u rijdt te
gering is.
De afstandsinformatie is in de volgende gevalj
len actief:'yActieve snelheidsregeling uitgeschakeld.'yWeergave in het Head-Up Display geselecj
teerd, zie pagina 137.'yAfstand te kort.'ySnelheid boven circa 70 km/h.
Grenzenvanhetsysteem
Detectiegebied
Het detectievermogen van het systeem en het
automatische remvermogen zijn beperkt.
Tweewielers worden bijv. mogelijk niet waarj genomen.
VertragingHet systeem vertraagt niet in de volgende situj
aties:
'yBij voetgangers of dergelijke langzame verj
keersdeelnemers.'yBij rode verkeerslichten.'yBij kruisend verkeer.'yBij tegemoetkomend verkeer.Invoegendevoertuigen
Een voorligger wordt pas herkend, als deze zich volledig op de eigen strook bevindt.
Bij het plotseling uitwijken van een voorligger
op uw rijstrook kan het systeem de ingestelde
afstand soms niet meer zelfstandig herstellen.
De gekozen afstand kan onder omstandighej
den ook bij grote snelheidsverschillen ten opj
zichte van voor u rijdende auto's niet hersteld
worden, bijvoorbeeld bij het snel naderen van
een vrachtauto. Het systeem verzoekt u om bij een met zekerheid gedetecteerde voorligger in
te grijpen door af te remmen en eventueel uit
te wijken.
Rijdeninbochten
Als de ingestelde snelheid te hoog is voor een bocht, wordt de snelheid in de bocht iets verj
minderd, maar bochten worden niet van te voj ren herkend. Daarom met aangepaste snelheid
een bocht inrijden.
Het systeem heeft een beperkt detectiegej
bied. In scherpe bochten kunnen situaties opj
treden waarbij een voorligger niet of te laat wordt herkend.
Seite 198BedieningRijhulpsystemen198
Online Edition for Part no. 01402978679 - II/17

Page 199 of 379

Bij het naderen van een bocht kan het systeemin verband met de kromming van de bochtkortstondig reageren op voertuigen die zich op
de andere rijstrook bevinden. Een eventuele vertraging van de auto door het systeem kan
worden verholpen door kort te accelereren. Na
het loslaten van het gaspedaal is het systeem
weer actief en wordt de snelheid weer automaj
tisch geregeld.
Wegrijden
De auto kan bijvoorbeeld in volgende situaties
niet automatisch wegrijden:
'yBij steile hellingen.'yVoor verhogingen in het wegdek.'yMet een zware aanhangwagen.
In deze gevallen het gaspedaal bedienen.
Weersomstandigheden
Bij ongunstige weers- of lichtomstandigheden kunnen de volgende beperkingen optreden:
'ySlechtere herkenning van voertuigen.'yKortstondige onderbreking bij reeds herj
kende voertuigen.
Voorbeelden voor weers- of lichtomstandighej
den:
'yRegen.'ySneeuwval.'ySmeltende sneeuw.'yMist.'yTegenlicht.Oplettend rijden en zelf reageren op de heerj sende verkeerssituatie. Evt. actief ingrijpen,
bijvoorbeeld door remmen, sturen of uitwijken.
Motorvermogen
De ingestelde snelheid wordt ook bij afdalinj
gen aangehouden. Op hellingen kan de gej wenste snelheid mogelijk niet aangehoudenworden wanneer het motorvermogen niet toej
reikend is.
In de rijmodus ECO PRO kan de auto in somj mige gevallen doelgericht boven of onder de
ingestelde snelheid komen, bijvoorbeeld op
hellingen.
StoringHet systeem kan niet worden geactiveerd alsde radarsensor niet correct is gericht, veroorjzaakt bijvoorbeeld door een parkeerschade.
Er wordt een Check-Control-melding weergej
geven als het systeem is uitgevallen.
Het systeem door een Service Partner van de
fabrikant of een andere gekwalificeerde Serj
vice Partner of specialist laten controleren.
De functie voor het herkennen en reageren bij
het naar stilstaande voertuigen toe rijden kan
in de volgende situaties beperkt zijn:'yTijdens de kalibratieprocedure van de caj
mera direct na aflevering van de auto.'yBij uitval of verontreiniging van de camera.
Er wordt een Check-Control-melding
weergegeven.
SpeedLimitAssist
Principe Als de systemen in de auto, bijvoorbeeld
Speed Limit Info, een wijziging van de snelj
heidsbegrenzing langs de route herkennen,
dan wordt deze nieuwe snelheidswaarde voor de actieve snelheidsregeling, ACC, voorgej
steld over te nemen als nieuwe gewenste snelj
heid. Om de snelheidswaarde te kunnen overj
Seite 199RijhulpsystemenBediening199
Online Edition for Part no. 01402978679 - II/17

Page 200 of 379

nemen moet de snelheidsregeling zijngeactiveerd.
Bij geactiveerde handmatige snelheidsbegrenj zer, zie pagina 188, wordt de nieuwe snelj
heidswaarde voorgesteld over te nemen als
snelheidslimiet.
Veiligheidsvoorschriften WAARSCHUWING
Het systeem ontlast u niet van persoonj
lijke verantwoordelijkheid om de verkeerssituaj tie juist in te schatten. Wegens systeembeperjkingen kan het systeem niet in alle
verkeerssituaties zelfstandig op gepaste wijze
reageren. Er bestaat gevaar voor ongevallen.
Rijstijl aan de verkeerssituatie aanpassen. Verj
keerssituatie observeren en in de betreffende situaties actief ingrijpen.'

Page:   < prev 1-10 ... 151-160 161-170 171-180 181-190 191-200 201-210 211-220 221-230 231-240 ... 380 next >