BMW 5 SERIES 2017 Instructieboekjes (in Dutch)

Page 291 of 379

Bij veel tankstations is reductiemiddel via een
speciale pomp verkrijgbaar. Reductiemiddel bij voorkeur via een pomp bijvullen.
Als geen pomp beschikbaar is, kan reductiej middel via een verpakking bijgevuld worden.
Reductiemiddel is in verschillende verpakkinj
gen verkrijgbaar. Bij voorkeur de door BMW
aanbevolen speciale fles gebruiken. Met deze fles en de speciale adapter kan reductiemiddel
eenvoudig bijgevuld worden.
Bijvulhoeveelheid
Bij het zichtbaar worden van de reserve-weerj gave minstens 5 liter bijvullen.
Bijvulhoeveelheidweergeven
De exacte bijvulhoeveelheid wordt weergegej
ven op het Control Display.
Via iDrive:1."Mijn auto"2."Autostatus"3."AdBlue"
Tankvoorreductiemiddel
De tankdop voor het reductiemiddel bevindt zich naast de tankdop van de brandstoftank.
Reductiemiddelviadepompbijvullen1.Tankdopklep openen, zie pagina 286.2.Tankdop voor reductiemiddel tegen de
klok in draaien en verwijderen.3.Met het vulpistool minimaal de aanbevolen
bijvulhoeveelheid, zie pagina 291, bijvullen.
De tank is vol wanneer het vulpistool voor
de eerste keer afslaat.4.Tankdop aanbrengen en in de richting van
de klok draaien.5.Tankdopklep sluiten.
Reductiemiddelmeteenflesbijvullen
1.Tankdopklep openen, zie pagina 286.2.Tankdop voor reductiemiddel tegen de
klok in draaien en verwijderen.Seite 291BrandstofMobiliteit291
Online Edition for Part no. 01402978679 - II/17

Page 292 of 379

3.Fles aanbrengen en tot de aanslag
rechtsom draaien.4.Fles omlaagdrukken.
De tank van de auto wordt gevuld. De tank is gevuld als de vulstand zich niet
meer wijzigt. Het overmatig vullen is niet
mogelijk.5.Fles terugtrekken en losschroeven.6.Tankdop aanbrengen en in de richting van
de klok draaien.7.Tankdopklep sluiten.Vullenmetverkeerdevloeistof
Algemeen
Als er met een verkeerde vloeistof wordt gej
vuld, wordt een Check-Control-melding aanj
gegeven.
Na het vullen met een verkeerde vloeistof conj tact opnemen met een Service Partner van de fabrikant of een andere gekwalificeerde Serjvice Partner of een specialist.
Veiligheidsaanwijzing WAARSCHUWING
Na het bijvullen van een verkeerde vloeij
stof kan het systeem oververhit raken en ontj branden. Er bestaat brandgevaar en kans opletsel. Alleen vloeistoffen bijvullen die voor de
tank bedoeld zijn. Na het vullen met een verj keerde vloeistof niet de motor starten.'

Page 293 of 379

2.Start-stop-toets indrukken en rijden-
stand-by inschakelen.
Flessenverwijderen
Flessen voor AdBlue door een Service
Partner van de fabrikant of een andere
gekwalificeerde Service Partner of spej
cialist laten afvoeren of op een verzamelpunt afgeven.
Lege flessen alleen bij het huisvuil gooien inj
dien de plaatselijke voorschriften dit toestaan.
Seite 293BrandstofMobiliteit293
Online Edition for Part no. 01402978679 - II/17

Page 294 of 379

WielenenbandenUitrustingvandeautoIn dit hoofdstuk worden alle standaard, landsj
pecifieke en speciale uitrustingen beschreven
die in de modelserie aangeboden worden. Er worden daarom ook uitrustingen beschrevendie in een auto, bijvoorbeeld vanwege de
landspecifieke of gekozen speciale uitrusting
niet beschikbaar zijn. Dat geldt ook voor veiligj heidsrelevante functies en systemen. Bij gej
bruik van deze functies en systemen moeten
de geldende wetten en voorschriften worden
nageleefd.
Bandenspanning Algemeen
De conditie van de banden en de bandenspanj
ning zijn van invloed op:'yLevensduur van de banden.'yRijveiligheid.'yRijcomfort.
Veiligheidsaanwijzing
WAARSCHUWING
Een band met een geringe bandenspanj
ning of spanningsverlies heeft een negatieve
invloed op de rijeigenschappen, bijv. het stuur-
en remgedrag. Er bestaat gevaar voor ongevalj
len. De bandenspanning regelmatig controlej
ren en zo nodig corrigeren: minstens tweemaal
per maand en voor een lange rit.'

Page 295 of 379

type als geschikt aangemerkte bandenmaten
en aanbevolen bandenmerken.
Meer informatie over wielen en banden kan bij een Service Partner van de fabrikant of een anjdere gekwalificeerde Service Partner of specij
alist worden opgevraagd.
Bandenprofiel Zomerbanden
Profieldiepte mag niet minder zijn dan 3 mm.
Bij een bandprofieldiepte van minder dan
3 mm bestaat groot gevaar voor aquaplaning.
Winterbanden Diepte van het bandenprofiel mag niet minderzijn dan 4 mm.
Bij een profieldiepte van minder dan 4 mm zijn
de prestasties onder winterse omstandighej den beperkt.
Minimaleprofieldiepte
Slijtagemarkeringen zijn verdeeld over de omj
trek van de band en hebben de wettelijke minij
male hoogte van 1,6 mm.
De slijtagemarkeringen zijn op de zijkant van de band met TWI, Tread Wear Indicator, gej
markeerd.
Bandbeschadiging
Algemeen
De banden regelmatig op beschadigingen, inj
gedrongen voorwerpen en slijtage controleren.
Aanwijzingen voor bandenbeschadiging of
overige defecten aan de auto:'yOngebruikelijke trillingen tijdens het rijden.'yOngebruikelijk rijgedrag, zoals sterk naar links of rechts trekken.
Beschadigingen kunnen bijvoorbeeld veroorjzaakt worden door over stoepranden heen te
rijden, schade aan de weg e.d.
Veiligheidsvoorschriften WAARSCHUWING
Bij beschadigde banden kan de bandenj
spanning afnemen, waardoor de controle over
de auto verloren kan gaan. Er bestaat gevaar
voor ongevallen. Indien een beschadiging van
de band wordt vermoed tijdens het rijden dij
rect snelheid minderen en stoppen. Wielen en banden laten controleren. Daartoe voorzichtig
naar een Service Partner van de fabrikant of
een andere gekwalificeerde Service Partner of
specialist rijden. De auto indien nodig daarj
heen laten slepen of transporteren.'

Page 296 of 379

kels indien mogelijk vermijden of er langzaamen voorzichtig over rijden.'

Page 297 of 379

CoverbandenWAARSCHUWING
Coverbanden kunnen verschillende
bandonderlagen bezitten. Naarmate de leeftijd toeneemt kan de houdbaarheid beperkt zijn. Er
bestaat gevaar voor ongevallen. Geen coverj banden gebruiken.'

Page 298 of 379

Aanduiding
RSC-codering op de zijwand van de band.Vervangenvanbandenmet
noodloopeigenschappen
Voor uw eigen veiligheid alleen banden met
noodloopeigenschappen gebruiken. Ingeval
van pech staat geen Noodwiel ter beschikking.
Meer informatie is bij een Service Partner van de fabrikant of een andere gekwalificeerde
Service Partner of specialist verkrijgbaar.
Bandenpechverhelpen
Veiligheidsmaatregelen
'yAuto zo ver mogelijk uit de buurt van de verkeersstroom en op een vaste onderj
grond parkeren.'yAlarmknipperlichten inschakelen.'yAuto beveiligen tegen wegrollen, daarvoor de parkeerrem vastzetten.'yStuurwielvergrendeling laten vastklikken in
rechtuitstand van de wielen.'yAlle inzittenden laten uitstappen en buiten
het gevarengebied brengen, bijv. achter de
vangrails.'yEventueel gevarendriehoek op de juiste afj stand neerzetten.MobilitySystem
Principe
Met het Mobility System kan beperkte schade
aan een band kortstondig worden afgedicht,
zodat verder kan worden gereden. Daartoe wordt een vloeibaar afdichtmiddel in de banj
den gepompt dat bij het uitharden de beschaj diging van binnenuit afdicht.
De compressor kan gebruikt worden om de
bandenspanning te controleren.
Algemeen'yAanwijzingen voor de toepassing van hetMobility System op de compressor en het
afdichtmiddelhouder in acht nemen.'yBij beschadiging van de band vanaf een grootte van 4 mm werkt het gebruik vanhet Mobility System mogelijk niet.'yContact opnemen met een Service Partnervan de fabrikant of een andere gekwalifijceerde Service Partner of specialist als deband niet rijklaar kan worden gemaakt.'yVreemde voorwerpen die in de band zijnterechtgekomen, zo mogelijk laten zitten.'yStickers voor de snelheidsbegrenzing van
de afdichtmiddelhouder lostrekken en op het stuurwiel plakken.'yDoor de toepassing van afdichtmiddel kan
de RDC-wielelektronica beschadigd raken. In dit geval de elektronica bij volgende gej
legenheid laten vervangen.Seite 298MobiliteitWielenenbanden298
Online Edition for Part no. 01402978679 - II/17

Page 299 of 379

Overzicht
Locatie
De mobility set bevindt zich in het linker opj
bergvak van de bagageruimte.
Afdichtmiddelreservoir
'yAfdichtmiddelreservoir, pijl 1.'yVulslang, pijl 2.
Houdbaarheidsdatum op afdichtmiddelhouder
controleren.
Compressor
1Ontgrendeling afdichtmiddelhouder2Bevestiging voor afdichtmiddelhouder3Weergave van bandenspanning4Bandenspanning verlagen5Aan/uit-schakelaar6Compressor7Stekker/bedrading voor contactdoos8Verbindingsslang
AfdichtmiddelindebandbrengenVeiligheidsvoorschriften GEVAAR
Bij een geblokkeerde uitlaatpijp of onvolj
doende ventilatie kunnen uitlaatgassen in de auto binnendringen, die schadelijk voor de gej
zondheid zijn. De uitlaatgassen bevatten kleur- en reukloze schadelijke stoffen. In gesloten
ruimten kunnen de uitlaatgassen zich ook buij
ten de auto ophopen. Er bestaat levensgevaar. De uitlaatpijp vrijhouden en voor voldoende
ventilatie zorgen.'

Page 300 of 379

2.Vulslang volledig uit opbergruimte van deafdichtmiddelhouder trekken. Slang niet
buigen.3.Afdichtmiddelhouder hoorbaar vastklikken in de bevestiging van de behuizing van de
compressor.4.Vulslang van afdichtmiddelhouder op het bandventiel van het defecte wiel schroej
ven.5.Bij een uitgeschakelde compressor de
stekker in de contactdoos in het interieur
van de auto aanbrengen.6.Bij ingeschakelde gereedheid of draaiende
motor de compressor inschakelen.
Compressor maximaal 10 minuten aan laten
staan om de lekkage met afdichtmiddel te vulj len en een bandenspanning van circa 2,5 bar te
verkrijgen.
Bij het aanbrengen van het afdichtmiddel kan de bandenspanning tijdelijk oplopen tot circa
5 bar. Compressor in deze fase niet uitschakej
len.
Bandenspanningcontrolerenen
corrigeren
Controleren
1.Compressor uitschakelen.2.Bandenspanning op de bandenspanningsj indicatie aflezen.
Om door te kunnen rijden moet er minstens
een bandenspanning van 2 bar bereikt zijn.
Seite 300MobiliteitWielenenbanden300
Online Edition for Part no. 01402978679 - II/17

Page:   < prev 1-10 ... 251-260 261-270 271-280 281-290 291-300 301-310 311-320 321-330 331-340 ... 380 next >