BMW 5 SERIES 2018 Instructieboekjes (in Dutch)

Page 191 of 394

RijhulpsystemenUitrustingvandeautoIn dit hoofdstuk worden alle standaard, lands#j
pecifieke en speciale uitrustingen beschreven
die in de modelserie aangeboden worden. Er worden daarom ook uitrustingen beschrevendie in een auto, bijvoorbeeld vanwege de
landspecifieke of gekozen speciale uitrusting
niet beschikbaar zijn. Dat geldt ook voor veilig#j heidsrelevante functies en systemen. Bij ge#j
bruik van deze functies en systemen moeten
de geldende wetten en voorschriften worden
nageleefd.
Handmatige
snelheidsbegrenzer
Algemeen
Met het systeem kan de snelheid vanaf een
waarde van 30 km/h begrensd worden. Bene#j den de ingestelde snelheidslimiet kan zonderbeperkingen worden gereden.
Overzicht
ToetsenopstuurwielToetsFunctieSysteem aan/uitTuimelschakelaar:
Snelheidslimiet wijzigen, zie pa#j
gina 191
Bediening
Inschakelen Toets op het stuurwiel indrukken.
De actuele rijsnelheid wordt overgenomen alssnelheidslimiet.
Bij inschakelen tijdens stilstand wordt bij een lage snelheid 30 km/h als snelheidslimiet inge#j steld.
Markering op de snelheidsmeter wordt op de betreffende snelheid ingesteld.
Bij het inschakelen van de snelheidslimiet
wordt eventueel de dynamische stabiliteits#j
controle DSC ingeschakeld en eventueel om#j
geschakeld naar de rijmodus COMFORT.
Uitschakelen Toets op het stuurwiel indrukken.
Het systeem schakelt zich automatisch uit in
bijvoorbeeld de volgende situaties:'yBij het afzetten van de motor.'yBij het inschakelen van de snelheidsrege#j ling.'yBij het activeren van sommige program#j
ma's met de rijbelevingsschakelaar.
De weergaven verdwijnen.
Onderbreken
Bij ingeschakelde achteruitversnelling of stati#j onair draaiende motor wordt het systeem on#j
derbroken.
Snelheidslimietwijzigen
Seite 191RijhulpsystemenBediening191
Online Edition for Part no. 01402981873 - VI/17

Page 192 of 394

Tuimelschakelaar zo vaak naar boven of bene#jden drukken tot de gewenste snelheidslimiet is
ingesteld.'yDrukken van de tuimelschakelaar tot het drukpunt verhoogt of verlaagt de snel#jheidslimiet telkens met 1 km/h.'yDrukken op de tuimelschakelaar door het
drukpunt heen verandert de snelheidsli#j
miet telkens tot het volgende tiental van de km/h-weergave op de snelheidsmeter.
Als de ingestelde snelheidslimieten wordt be#j
reikt of onbewust wordt overschreden, bijvoor#j
beeld bij bergaf rijden, wordt er niet actief af#j
geremd.
Als er tijdens de rit een snelheidslimiet wordt
ingesteld die onder de rijsnelheid ligt, rolt de
auto uit tot de ingestelde snelheidslimiet.
Auto's met actieve snelheidsregeling, ACC, en
Speed Limit Assist, zie pagina 202: een door
Speed Limit Assist herkende verandering van de snelheidsbeperking kan voor de snelheids#jbegrenzer als nieuwe snelheidslimiet wordenovergenomen.
Overschrijdingvandesnelheidslimiet
Als de rijsnelheid de ingestelde snelheidslimiet
overschrijdt, wordt een waarschuwing gege#j
ven.
De snelheidslimiet kan bewust worden over#j
schreden. In deze situatie wordt geen waar#j
schuwing weergegeven.
Druk het gaspedaal volledig in om de inge#j
stelde snelheidslimiet bewust te overschrijden.
De beperking wordt automatisch weer geacti#j
veerd, zodra de actuele snelheid onder de in#j gestelde snelheidslimiet komt.
Waarschuwingbijoverschrijdingvan
desnelheidslimiet
Optischewaarschuwing Bij het overschrijden van de ingestelde
snelheidslimiet: Het controlelampje in
het instrumentenpaneel knippert zolang er har#j
der wordt gereden dan de ingestelde snel#j
heidslimiet.
Akoestischewaarschuwing'yBij een onbewuste overschrijding van de
ingestelde snelheidslimiet klinkt een ge#j
luidssignaal.'yAls de snelheidslimiet tijdens het rijden on#j der de rijsnelheid komt, is het signaal na
enige tijd te horen.'yAls de snelheidslimiet bewust wordt over#j
schreden door het gaspedaal volledig in te
drukken, is er geen signaal te horen.
Weergaveninhetinstrumentenpaneel
Weergaveopsnelheidsmeter
'yMarkering groen: systeem is
actief.'yMarkering oranje/wit: sys#j
teem is onderbroken.'yGeen markering: systeem is
uitgeschakeld.
Controlelampje
'yControlelampje brandt: het sys#j
teem is ingeschakeld.'yControlelampje knippert: de inge#j
stelde snelheidslimiet wordt over#j schreden.'yControlelampje grijs: het systeem is onder#j
broken.
Statusweergave
De weergave van de ingestelde snel#j
heidslimiet verdwijnt na korte tijd.
Seite 192BedieningRijhulpsystemen192
Online Edition for Part no. 01402981873 - VI/17

Page 193 of 394

Snelheidsregeling
Principe Met dit systeem kan via de toetsen op het
stuurwiel een gewenste snelheid worden inge#j
steld. De gewenste snelheid wordt door het
systeem aangehouden. Daartoe geeft het sys#j teem automatisch gas en remt indien nodig
automatisch.
Algemeen Afhankelijk van de voertuiginstelling kan de ka#j
rakteristiek van de snelheidsregeling op be#j
paalde punten veranderen. Zo is de acceleratie
in de rijmodus ECO PRO bijvoorbeeld minder
snel.
Veiligheidsvoorschriften WAARSCHUWING
Het systeem ontlast u niet van persoon#j
lijke verantwoordelijkheid om de verkeerssitua#j tie juist in te schatten. Wegens systeembeper#jkingen kan het systeem niet in alle
verkeerssituaties zelfstandig op gepaste wijze
reageren. Er bestaat gevaar voor ongevallen.
Rijstijl aan de verkeerssituatie aanpassen. Ver#j
keerssituatie observeren en in de betreffende situaties actief ingrijpen.'

Page 194 of 394

Snelheidsregelingonderbreken
Handmatigonderbreken Bij ingeschakeld systeem toets in#j
drukken.
Automatischonderbreken De werking van het systeem wordt bijv. in de
volgende situaties automatisch onderbroken:'yAls de bestuurder remt.'ySteptronic- versnellingsbak: als uit de keu#j
zehendelstand D naar een andere stand
geschakeld wordt.'yHandgeschakelde versnellingsbak: als de
koppeling enkele seconden ingedrukt wordt of bij niet-ingeschakelde versnelling
losgelaten wordt.'yHandmatig versnellingsbak: als voor de snelheid een te hoge versnelling ingescha#jkeld is.'yAls de dynamische tractiecontrole DTC
wordt geactiveerd of de dynamische stabi#j
liteitscontrole DSC wordt gedeactiveerd.'yAls de Dynamische Stabiliteitscontrole
DSC regelt.'yAls met de rijbelevingsschakelaar SPORT
wordt geactiveerd.
Snelheidinstellen
Snelheidhandhavenenopslaan
Tuimelschakelaar bij onderbroken werkin een#j
maal indrukken.
Bij ingeschakeld systeem wordt de actuele
snelheid gehandhaafd en als gewenste rijsnel#j heid opgeslagen.
De opgeslagen snelheid wordt in de snelheids#j meter en kort in het instrumentenpaneel weer#j
gegeven, zie pagina 195.
De dynamische stabiliteitscontrole DSC wordt
evt. ingeschakeld.
Snelheidwijzigen
Zo vaak op de tuimelschakelaar naar boven ofonder drukken, tot de gewenste rijsnelheid is
ingesteld.
In actieve toestand wordt de weergegeven snelheid opgeslagen en bereikt voor zover deverkeerssituatie dit toelaat.
'yDrukken van de tuimelschakelaar tot hetdrukpunt verhoogt of verlaagt de gewensterijsnelheid telkens met 1 km/h.'yDrukken op de tuimelschakelaar door het
drukpunt heen verandert de gewenste
snelheid telkens tot het volgende tiental
van de km/h-weergave op de snelheidsme#j
ter.
De maximaal instelbare snelheid hangt af
van de auto.'yTuimelschakelaar tot het drukpunt drukken
en ingedrukt houden verhoogt of verlaagt de snelheid zonder op het gaspedaal te
trappen.
Na het loslaten van de tuimelschakelaar
wordt de bereikte snelheid behouden. Ver#j
der drukken dan het drukpunt verhoogt de snelheid nog meer.Seite 194BedieningRijhulpsystemen194
Online Edition for Part no. 01402981873 - VI/17

Page 195 of 394

Snelheidsregelingvoortzetten
Een onderbroken snelheidsregeling kan door
oproepen van de opgeslagen snelheid hervat worden.
Voor het oproepen van de opgeslagen snel#j heid controleren, dat het verschil tussen de ac#j
tuele snelheid en de opgeslagen snelheid niet
te groot is. Anders kan het voertuig ongewenst
afremmen of accelereren.
Bij onderbroken systeem de toets in#j
drukken.
De snelheidsregeling wordt voortgezet met de opgeslagen waarden.
In de volgende gevallen wordt de opgeslagen
snelheidswaarde gewist en kan deze niet meer worden opgeroepen:'yBij het uitschakelen van het systeem.'yBij het uitschakelen van rijden-stand-by.
Weergavenophet
instrumentenpaneel
Weergaveopsnelheidsmeter
'yMarkering groen: systeem is
actief, de markering toont de
gewenste snelheid.'yMarkering oranje/wit: sys#j
teem is onderbroken, de
markering toont de opgesla#j
gen snelheid.'yGeen markering: systeem is uitgeschakeld.
Controlelampje
'yControlelampje groen: het systeem
is actief.'yControlelampje grijs: het systeem
is onderbroken.'yGeen controlelampje: het systeem is uitge#j schakeld.Statusweergave
De weergave van de ingestelde gewen#j
ste snelheid verdwijnt na korte tijd.
WeergaveninhetHead-UpDisplay
Een deel van de informatie over het systeem
kan ook worden weergegeven op het Head-Up
Display.
Het symbool wordt weergegeven als
de ingestelde snelheid bereikt is.
Grenzenvanhetsysteem
De ingestelde snelheid wordt ook bij afdalin#j
gen aangehouden. Op hellingen kan de ge#j wenste snelheid mogelijk niet aangehoudenworden wanneer het motorvermogen niet toe#jreikend is.
In de rijmodus ECO PRO kan het in sommige
gevallen boven of onder de ingestelde snelheid
komen, bijvoorbeeld op hellingen.
Actievesnelheidsregeling
metStop&Go-functieACC
Principe Met dit systeem kan via de toetsen op het
stuurwiel een gewenste snelheid en een af#j stand tot een voorligger worden ingesteld.
Bij vrije weg wordt de gewenste snelheid door
het systeem aangehouden, daartoe accele#j reert of remt de auto automatisch.
Bij een voorligger past het systeem de eigen
snelheid zo aan, dat de ingestelde afstand tot de voorligger aangehouden wordt. De aanpas#j
sing van de snelheid vindt plaats binnen de
mogelijke grenzen.
Algemeen
Om voorliggers te herkennen, zijn in de voor#j
bumper een radarsensor en bij de binnenspie#j
gel een camera aangebracht.Seite 195RijhulpsystemenBediening195
Online Edition for Part no. 01402981873 - VI/17

Page 196 of 394

Afhankelijk van de voertuiginstelling kan de ka#j
rakteristiek van de snelheidsregeling op be#j
paalde punten veranderen. Zo is de acceleratie in de rijmodus ECO PRO bijvoorbeeld minder
snel.
De afstand kan in meerdere stappen ingesteld
worden en is om veiligheidsredenen afhanke#j
lijk van de actuele snelheid.
Als het voorliggende voertuig tot stilstand af#j
remt en na korte tijd weer wegrijdt, kan het systeem dit binnen het gegeven kader volgen.
Veiligheidsvoorschriften WAARSCHUWING
Het systeem ontlast u niet van persoon#j
lijke verantwoordelijkheid om de verkeerssitua#j
tie juist in te schatten. Wegens systeembeper#j kingen kan het systeem niet in alle
verkeerssituaties zelfstandig op gepaste wijze
reageren. Er bestaat gevaar voor ongevallen.
Rijstijl aan de verkeerssituatie aanpassen. Ver#j
keerssituatie observeren en in de betreffende situaties actief ingrijpen.'

Page 197 of 394

Radarsensor
De radarsensor bevindt zich vooraan in de
bumper.
Radarsensor schoon en vrij houden.
Camera
De camera bevindt zich bij de binnenspiegel.
Voorruit voor de binnenspiegel schoon en vrij houden.
Toepassingsgebied
Het optimale toepassingsgebied zijn goed in#j gerichte straten.
De minimaal instelbare snelheid bedraagt
30 km/h.
Bij een snelheid boven 210 km/h.
Na het overschakelen op snelheidsregeling
zonder afstandsregeling kunnen ook hogere gewenste rijsnelheden worden gekozen.
Het systeem kan ook in stilstand worden geac#j tiveerd.
Snelheidsregelingin-/uitschakelenen
onderbreken
Inschakelen Toets op het stuurwiel indrukken.
De controlelampjes in het instrumentenpaneel
branden en de markering op de snelheidsme#j ter wordt op de huidige snelheid gezet.
De snelheidsregeling is actief. De momenteel
gereden snelheid wordt aangehouden en op#j
geslagen als gewenste snelheid.
De dynamische stabiliteitscontrole DSC wordt
evt. ingeschakeld.
Uitschakelen
Bij uitschakelen in stilstand tegelijkertijd de rem indrukken.
Toets op het stuurwiel indrukken.
De weergaven verdwijnen. De opgeslagen ge#j
wenste rijsnelheid wordt gewist.
Handmatigonderbreken Bij geactiveerde toestand toets in het
stuurwiel indrukken.
Bij onderbreken in stilstand tegelijkertijd de
rem indrukken.
Automatischonderbreken De werking van het systeem wordt in de vol#j
gende situaties automatisch onderbroken:'yAls de bestuurder remt.'yWanneer uit de keuzehendelstand D naar een andere stand geschakeld wordt.'yAls de dynamische tractiecontrole DTC
wordt geactiveerd of de dynamische stabi#j
liteitscontrole DSC wordt gedeactiveerd.'yAls de Dynamische Stabiliteitscontrole
DSC regelt.Seite 197RijhulpsystemenBediening197
Online Edition for Part no. 01402981873 - VI/17

Page 198 of 394

'yAls bij stilstaande auto de veiligheidsgordelen het bestuurdersportier worden ge#j
opend.'yAls het systeem reeds lang geen objecten
herkent, bijvoorbeeld op weinig bereden
routes zonder randbegrenzing.'yWanneer het detectiegebied van de radar
verstoord is, bijvoorbeeld door vuil of he#j vige neerslag.'yNa een langere stilstand, wanneer de auto
door het systeem tot stilstand is afgeremd.
Snelheidinstellen
Snelheidhandhavenenopslaan
Tuimelschakelaar bij onderbroken werkin een#j
maal indrukken.
Bij ingeschakeld systeem wordt de actuele
snelheid gehandhaafd en als gewenste rijsnel#j heid opgeslagen.
De opgeslagen snelheid wordt in de snelheids#j meter en kort in het instrumentenpaneel weer#j
gegeven, zie pagina 199.
De dynamische stabiliteitscontrole DSC wordt
evt. ingeschakeld.
Snelheidwijzigen
Zo vaak op de tuimelschakelaar naar boven of onder drukken, tot de gewenste rijsnelheid is
ingesteld.
In actieve toestand wordt de weergegeven snelheid opgeslagen en bereikt voor zover deverkeerssituatie dit toelaat.
'yDrukken van de tuimelschakelaar tot hetdrukpunt verhoogt of verlaagt de gewensterijsnelheid telkens met 1 km/h.'yDrukken op de tuimelschakelaar door het
drukpunt heen verandert de gewenste
snelheid telkens tot het volgende tiental
van de km/h-weergave op de snelheidsme#j
ter.
Tuimelschakelaar in de betreffende stand hou#j den om de betreffende actie te herhalen.
Afstandinstellen
Algemeen
De instelling van de afstand wordt opgeslagen voor het momenteel gebruikte bestuurder#jsprofiel.
Veiligheidsaanwijzing WAARSCHUWING
Het systeem ontslaat u niet van uw eigen
verantwoording. In verband met systeembe#j perkingen kan pas laat afgeremd worden. Erbestaat kans op een ongeval of schade. Ver#jkeerssituatie altijd goed in de gaten houden.De afstand aan de verkeers- en weersomstan#j
digheden aanpassen en de voorgeschreven
Seite 198BedieningRijhulpsystemen198
Online Edition for Part no. 01402981873 - VI/17

Page 199 of 394

veiligheidsafstand eventueel door remmenaanhouden.'

Page 200 of 394

StatusweergaveDe weergave van de ingestelde gewen#j
ste snelheid verdwijnt na korte tijd.
Voertuigafstand De gekozen afstand tot het voorliggende voer#jtuig wordt weergegeven.SymboolBeschrijvingAfstand 1Afstand 2Afstand 3
Komt overeen met circa de
helft van de waarde van de
km/h-weergave in meters. Is na
de eerste keer inschakelen van
het systeem ingesteld.Afstand 4Systeem onderbroken.Geen weergave van de af#j
standsregeling omdat het gas#j
pedaal bediend wordt.HerkendvoertuigSymboolBeschrijvingSymbool groen:
Voorligger gedetecteerd. Het systeem houdt de ingestelde
afstand tot de voorligger aan.
Zodra het herkende voertuig is weggereden, beweegt het voertuigsymbool in de afstands#j
indicatie zich weg.
Om te accelereren, ACC activeren bijvoorbeeld door kort gas te geven of de tuimelschakelaar
in te drukken.
Controle-enwaarschuwingslampjes
SymboolBeschrijvingVoertuigsymbool knippert:
Aan de voorwaarden voor het
gebruik van het systeem wordt
niet meer voldaan.
Het systeem is gedeactiveerd,
maar remt tot de actieve over#j
name door het indrukken van
de rem of het gaspedaal.Voertuigsymbool en afstands#j
balk knipperen rood en er klinkt
een signaal:
Remmen en evt. uitwijken.
WeergaveninhetHead-UpDisplay
Gewenstesnelheid
Een deel van de informatie over het systeem
kan ook worden weergegeven op het Head-Up Display.
Het symbool wordt weergegeven als
de ingestelde snelheid bereikt is.
Seite 200BedieningRijhulpsystemen200
Online Edition for Part no. 01402981873 - VI/17

Page:   < prev 1-10 ... 151-160 161-170 171-180 181-190 191-200 201-210 211-220 221-230 231-240 ... 400 next >