BMW 5 SERIES 2018 Instructieboekjes (in Dutch)

Page 231 of 394

Achteruituitparkeren
Uitparkeren Bij het achteruitrijden rijdt de auto rechtuit,zonder te sturen, naar achteren.1.Evt. display van BMW displaysleutel, ziepagina 58,inschakelen en displayvergren#j
deling opheffen.2.Auto ontgrendelen.3.Op de BMW displaysleutel omschakelen naar het menu: "Op afst. parkeren"4. De toets aan de zijkant van de BMW dis#j
playsleutel gedurende de hele inparkeer#j
procedure ingedrukt houden.5.Wachten tot rijden-stand-by op het display weergegeven wordt. Eventueel tekstmel#j
dingen in acht nemen.6."ENGINE START": button aanraken. De motor wordt gestart.7.Om het uitparkeren te starten: Op het dis#jplay het pijlsymbool voor achteruitrijdenaanraken.
Toets ingedrukt houden: de auto ver#j
plaatst zich zolang de toets wordt inge#j
drukt. De toets bij obstakels in het rijg#j
edeelte loslaten, om de auto te kunnen
stoppen.
8.Aan het einde van het uitparkeren de toets
aan de kant van de BMW Display sleutel
loslaten. De auto stopt.9."ENGINE STOP": button aanraken. De mo#j
tor wordt afgezet.
De parkeerrem wordt ingeschakeld en de
rijden-stand-by uitgeschakeld.
Zo nodig de auto vergrendelen.
Parkeerprocedureafbreken,
onderbreken,voortzetten
Parkeerprocedure afbreken of onderbreken:

De toets loslaten. De auto stopt met een nood#j
stop.
Parkeerprocedure voortzetten: Binnen
30 seconden toets opnieuw indrukken.
MeldingenopdeBMWdisplaysleutel Het symbool duidt op meldingen van
het systeem.
Grenzenvanhetsysteem
Veiligheidsaanwijzing WAARSCHUWING
Het systeem kan door beperkingen van
het systeem niet, te laat, onjuist of ongegrond
reageren. Er bestaat kans op een ongeval of
schade. De aanwijzingen over de grenzen van
het systeem in acht nemen en eventueel actief
ingrijpen.'

Page 232 of 394

Functiebeperkingenalsgevolgvan
radiografischestoringen
Bij radiografische storingen kunnen bij het par#j
keren met de BMW displaysleutel functiebe#j
perkingen optreden, zie pagina 61.
Grenzenvandeultrasoonmeting
Het waarnemen van objecten kan worden be#j perkt door de grenzen van de natuurkundige
ultrasone meting, zoals bij de volgende om#j standigheden:'yBij kleine kinderen en dieren.'yBij personen met bepaalde kleding, bij#j
voorbeeld een dikke jas.'yBij externe storing van het ultrasone sig#j
naal, bijvoorbeeld door voorbijrijdende
voertuigen of lawaaiige machines.'yBij vuile, bevroren, beschadigde of ver#j stelde sensoren.'yBij bepaalde weersomstandigheden, bijv.
hoge luchtvochtigheid, regen, sneeuwval, extreme hitte, of sterke wind.'yBij aanhangwagentrekstangen en -koppe#jlingen van andere voertuigen.'yBij dunne of wigvormige voorwerpen.'yBij bewegende objecten.'yBij hoger gelegen en uitstekende objecten,
bijvoorbeeld muuruitsparingen.'yBij objecten met hoeken, randen en gladde vlakken.'yBij objecten met een dunne oppervlakte of
structuur, bijvoorbeeld hekken.'yBij objecten met poreuze oppervlakken.'yBij kleine en lage objecten, bijvoorbeeld kisten.'yBij obstakels en personen aan de rand vande rijbaan.'yBij zachte of met schuimstof omhulde ob#jstakels.'yBij planten of struiken.'yReeds weergegeven, lage objecten, bij#jvoorbeeld stoepranden, kunnen in hetdode bereik van de sensoren komen voor#j
dat of nadat reeds een ononderbroken ge#j
luidssignaal klinkt.'yHet systeem houdt geen rekening met uit#j stekende lading.
Er kunnen eventueel parkeerruimten wordenherkend, die daartoe niet geschikt zijn, of ge#j
schikte parkeerruimten worden niet herkend.
Waarschuwingkruisend
verkeer
Principe
Twee radarsensoren in de achterbumper be#j
waken de verkeerssituatie in een ruime boog
achter de auto.
Bij onoverzichtelijke uitritten of bij het uitpar#j keren uit dwarsparkeerruimten worden van de
zijkant naderende verkeersdeelnemers vroeger door het systeem herkend dan dat dit vanuit de
bestuurdersstoel mogelijk is.
Het systeem geeft het naderen van andere
verkeersdeelnemers aan.
Op het Control Display wordt de betreffende
weergave opgeroepen, eventueel klinkt een
geluidssignaal en het lampje in de buitenspie#j
gel knippert.
Bij een overeenkomstige uitvoering wordt ook
de verkeerssituatie v

Page 233 of 394

VeiligheidsaanwijzingWAARSCHUWING
Het systeem ontlast u niet van persoon#j
lijke verantwoordelijkheid om de zichtomstan#j
digheden en de verkeerssituatie juist in te
schatten. Er bestaat gevaar voor ongevallen.
Rijstijl aan de verkeerssituatie aanpassen. Ver#j
keerssituatie observeren en in de betreffende situaties actief ingrijpen.'

Page 234 of 394

'yBij actieve stuur- en spoorassistent: Bij
overschrijding van een bepaalde afstand.'yBij een actieve parkeerprocedure van de
parkeerassistent.
Waarschuwing
Lampjeinbuitenspiegel
Het lampje in de buitenspiegel knippert als de
achterste sensoren een voertuig herkennen en de eigen auto achteruit beweegt.
WeergaveophetdisplayvandePark
DistanceControlPDC
Het betreffende randgebied op het PDC-dis#j
play knippert rood als de sensoren een voer#j
tuig herkennen.
Weergaveophetcameradisplay
Het betreffende randgebied, pijl 1, op het ca#j
meradisplay knippert rood als de sensoren een
voertuig herkennen.
Gele lijnen, pijl 2, markeren de bumper van de eigen auto.
Akoestischewaarschuwing
Naast de optische weergave klinkt er een
waarschuwingssignaal als de eigen auto in de betreffende richting beweegt.
Grenzenvanhetsysteem De werking kan in de volgende voorbeeldsitua#jties beperkt zijn:
'yAls de snelheid van het naderende voertuig
zeer hoog is.'yBij dichte mist en hevige regen of sneeuw#j val.'yIn scherpe bochten.'yAls de bumper vuil, met ijs of een sticker of
iets dergelijks bedekt is.'yBij uitstekende lading.'yAls kruisende objecten zeer langzaam be#j
wegen.'yAls zich in het gezichtsveld van de senso#j ren andere objecten bevinden die het krui#j
sende verkeer aan het gezicht onttrekken.
Als de aanhangwagencontactdoos bezet is,
bijvoorbeeld bij het rijden met een aanhangwa#j gen of fietsendrager, is de waarschuwing krui#jsend verkeer niet beschikbaar voor het gebied
achter de auto.
Seite 234BedieningRijhulpsystemen234
Online Edition for Part no. 01402981873 - VI/17

Page 235 of 394

RijcomfortUitrustingvandeauto
In dit hoofdstuk worden alle standaard, lands#j
pecifieke en speciale uitrustingen beschreven
die in de modelserie aangeboden worden. Er worden daarom ook uitrustingen beschrevendie in een auto, bijvoorbeeld vanwege de
landspecifieke of gekozen speciale uitrusting
niet beschikbaar zijn. Dat geldt ook voor veilig#j heidsrelevante functies en systemen. Bij ge#j
bruik van deze functies en systemen moeten
de geldende wetten en voorschriften worden
nageleefd.
Dynamische
schokdempercontrole
PrincipeHet systeem reduceert ongewenste bewegin#j
gen van de auto bij een dynamische rijstijl of
een oneffen wegdek.
Afhankelijk van de toestand van het wegdek en
van de rijstijl worden daardoor de rijdynamiek en het rijcomfort vergroot.
Algemeen
Het systeem biedt verschillende schokdempe#j
rafstemmingen.
De schokdemperafstemmingen zijn gekoppeld aan de verschillende rijmodi van de rijbele#j vingsschakelaar, zie pagina 121.RijmodusSchokdemperafstemmingCOMFORT
ECO PROGebalanceerdSPORT
SPORT PLUSStugAdaptivedrive
Principe Adaptive Drive is een actief geregeld onder#j
stel. Het systeem verhoogt het rijcomfort en
minimaliseert tegelijkertijd het overhellen in
bochten.
Algemeen
Voor de actieve regeling wordt de beschikbare informatie, bijv. uit het navigatiesysteem of derijstijlanalyse, gebruikt.
Met deze informatie wordt, met name in de rij#j
modus ADAPTIVE, zie pagina 122, de aanstu#j
ring van de dynamische schokdemperregeling
en de aansturing van de actieve stabilisatie te#j gen overhellen, zie pagina 235, beïnvloed.
Hierdoor worden zowel de wendbaarheid als
het comfort van de auto verhoogd.
Actievestabilisatietegen
overhellen
Principe Het systeem reduceert het overhellen van de
carrosserie, zoals dat optreedt bij snel rijden in
bochten of bij snelle uitwijkmanoeuvres.
Het overhellen van de auto wordt tegengegaan door permanente aanpassing van de instelling
bij de voor- en achteras. De auto wordt daar#j door voortdurend gestabiliseerd.
Wendbaarheid en rijcomfort worden in alle rij#j
omstandigheden verbeterd.
Algemeen
Het systeem biedt verschillende afstemmin#j gen.Seite 235RijcomfortBediening235
Online Edition for Part no. 01402981873 - VI/17

Page 236 of 394

De afstemmingen zijn gekoppeld aan de ver#j
schillende rijmodi van de rijbelevingsschake#j laar, zie pagina 121.RijmodusAfstemmingCOMFORT
ECO PROComfortabelSPORT
SPORT PLUSStug
AdaptieveM-wielophanging
Principe Adaptive Drive is een actief geregeld onder#j
stel. Het systeem reduceert ongewenste be#j
wegingen van de auto bij een dynamische rijst#j
ijl of een oneffen wegdek.
Afhankelijk van de toestand van het wegdek en
van de rijstijl worden daardoor de rijdynamiek
en het rijcomfort vergroot.
Algemeen
Het systeem biedt verschillende schokdempe#j
rafstemmingen.
Deze zijn gekoppeld aan de verschillende rij#j modi van de rijbelevingsschakelaar, zie pa#j gina 121.
RijmodusSchokdemperafstem#j
mingSPORTStugSPORT PLUSSportief strakCOMFORT/ECO
PROGebalanceerdMDynamicProfessional
Principe
M Dynamic Professional is een actief geregeld
sportonderstel. Het systeem verhoogt het rij#j comfort en minimaliseert tegelijkertijd het
overhellen in bochten.
M Dynamic Professional omvat de volgende
systemen:'yVerlaagd sportonderstel.'yDynamische schokdempercontrole.'yActieve stabilisatie tegen overhellen.'yIntegraal-actieve besturing.
Algemeen
Voor de actieve regeling wordt de beschikbare informatie, bijv. uit het navigatiesysteem of de rijstijlanalyse, gebruikt.
Met deze informatie wordt, met name in de rij#j
modus ADAPTIVE, zie pagina 122, de aanstu#j
ring van de dynamische schokdemperregeling,
de aansturing van de actieve stabilisatie tegen overhellen, zie pagina 235, evenals de aanstu#j
ring van de integraal-actieve besturing beïn#j
vloed. Hierdoor worden zowel de wendbaar#j
heid als het comfort van de auto verhoogd.
Seite 236BedieningRijcomfort236
Online Edition for Part no. 01402981873 - VI/17

Page 237 of 394

KlimaatregelingUitrustingvandeautoIn dit hoofdstuk worden alle standaard, lands#j
pecifieke en speciale uitrustingen beschreven
die in de modelserie aangeboden worden. Er worden daarom ook uitrustingen beschrevendie in een auto, bijvoorbeeld vanwege de
landspecifieke of gekozen speciale uitrusting
niet beschikbaar zijn. Dat geldt ook voor veilig#j heidsrelevante functies en systemen. Bij ge#j
bruik van deze functies en systemen moeten
de geldende wetten en voorschriften worden
nageleefd.
Luchtkwaliteitinhet
interieur
De luchtkwaliteit in de auto wordt verbeterddoor een emissiegecontroleerd interieur, mi#jcrofilter en klimaatsysteem voor regeling vande temperatuur, luchthoeveelheid en luchtre#jcirculatiefunctie.
Daarnaast komen afhankelijk van de uitvoering
functies zoals micro-/actief koolfilter, ionisatie,
parfumering, airconditioning met automatische
luchtcirculatiefunctie (AUC) en standventilatie.Airconditioning
Overzicht
Toetsenindeauto
Airconditioningsfuncties
ToetsFunctieTemperatuur, zie pagina 238.Aircofunctie, zie pagina 238.Maximaal koelen, zie pa#j
gina 239.AUTO-programma, zie pa#j
gina 239.Luchtrecirculatiefunctie, zie
pagina 240.Luchthoeveelheid handmatig,
zie pagina 240.Luchtverdeling, handmatig, zie
pagina 240.SYNC-programma, zie pa#j
gina 240.Seite 237KlimaatregelingBediening237
Online Edition for Part no. 01402981873 - VI/17

Page 238 of 394

ToetsFunctieRuit ontdooien en ontwase#j
men, zie pagina 241.Achterruitverwarming, zie pa#j
gina 241.Actieve stoelventilatie, zie pa#j
gina 94.Stoelverwarming, zie pa#j
gina 93.Menu airco oproepen.
Aircofunctiesindetail
In-/uitschakelen
Inschakelen
Willekeurige toets indrukken, met volgende uitzonderingen:
'yAchterruitverwarming.'yLinker toetszijde Luchthoeveelheid.'ySYNC-programma.'yStoelverwarming.'yStoelventilatie.
Uitschakelen
Bij uitvoering met uitgebreide airconditioning:
'yCompleet systeem: Toets aan de bestuurderszijdelinks ingedrukt houden, tot het
systeem wordt uitgeschakeld.'yOp de passagierszijde:
Toets aan de passagierszijde linksingedrukt houden.
Temperatuur
Principe
De geïntegreerde verwarmings- en airconditi#j
oningsregeling regelt de ingestelde tempera#j
tuur zo snel mogelijk, indien nodig met het
hoogste koel- of verwarmingsvermogen, en
houdt deze dan constant.
Instellen Aan de draaiknop draaien om de
gewenste temperatuur in te
stellen.
Wisselingen tussen verschil#j
lende temperatuurinstellingen
kort achter elkaar voorkomen. De airconditio#j ning met elektronische temperatuurregeling
heeft dan niet voldoende tijd om de ingestelde temperatuur te regelen.
Koelfunctie
Principe
De lucht in het interieur wordt gekoeld, ge#j
droogd en afhankelijk van de temperatuurin#j stelling weer verwarmd.
De koeling van het interieur is alleen bij inge#j
schakelde rijden-stand-by mogelijk.
In-/uitschakelen Toets indrukken.
LED licht bij ingeschakelde koelfunc#j
tie.
De koelfunctie is bij draaiende motor ingescha#j keld.
Na het activeren van de rijden-stand-by kun#j nen afhankelijk van de weersomstandigheden
de voor- en zijruiten korte tijd beslaan.
In het AUTO-programma wordt automatisch
de koelfunctie ingeschakeld.
In de airconditioning ontstaat condenswater,
dat onder de auto wegloopt.Seite 238BedieningKlimaatregeling238
Online Edition for Part no. 01402981873 - VI/17

Page 239 of 394

Maximaalkoelen
Principe
Het systeem is bij ingeschakelde rijden-stand-
by ingesteld op de laagste temperatuur, de op#j
timale luchthoeveelheid en de luchtrecircula#j
tiestand.
Algemeen
De functie is beschikbaar boven een buiten#j
temperatuur van circa 0 #

Page 240 of 394

Via iDrive:1."Mijn auto"2."Auto instellingen"3."Klimaatcomfort"4.Evt. "Luchtkwaliteit"5."Automatische recirculatie"
Bij het beslaan van de ruiten de luchtrecircula#j
tiefunctie uitschakelen of de ruiten ontwase#j
men, zie pagina 241.
Luchtrecirculatiefunctie
Principe
Bij sterk verontreinigde buitenlucht kunt u de
toevoer van buitenlucht tijdelijk afsluiten. De lucht in het interieur wordt dan gerecirculeerd.
Bediening Toets herhaald indrukken, om eenfunctie op te roepen:
'yLED uit: buitenlucht stroomt continu naarbinnen.'yLED aan: de toevoer van buitenlucht is per#jmanent afgesloten.
Bij continu ingeschakelde luchtrecirculatie ver#j
slechtert de luchtkwaliteit in de auto en be#j
slaan de ruiten steeds meer.
Bij het beslaan van de ruiten de luchtrecircula#j
tiefunctie uitschakelen of de ruiten ontwase#j
men, zie pagina 241.
Luchthoeveelheidhandmatigregelen Principe
De luchthoeveelheid voor de klimaatregeling
kan handmatig ingesteld worden.
Algemeen
Om de luchthoeveelheid handmatig te kunnen
regelen, eerst het AUTO-programma uitscha#j
kelen.
Bediening
Linker- of rechterzijde van de toets in#jdrukken: luchthoeveelheid verkleinen
of vergroten.
De geselecteerde luchthoeveelheid wordt op
het display van de automatische airconditio#j
ning weergegeven.
De luchthoeveelheid van de airconditioning
wordt eventueel tot aan het uitschakelen gere#j
duceerd om de accu te ontzien.
Luchtverdelinghandmatigregelen
Principe
De luchtverdeling voor de klimaatregeling kan handmatig ingesteld worden.
Bediening Toets herhaald indrukken om een pro#j
gramma te selecteren:'yRuiten, ter hoogte van het bovenlichaam
en beenruimte.'yTer hoogte van het bovenlichaam en de
beenruimte.'yBeenruimte.'yRuiten en beenruimte.'yRuiten: alleen aan de bestuurderszijde.'yRuiten en bovenlichaam.'yTer hoogte van het bovenlichaam.
De geselecteerde luchtverdeling wordt op het
display van de airconditioning weergegeven.
Bij het beslaan van de ruiten de ruiten ontwa#jsemen, zie pagina 241.
SYNC-programma
Principe
Afhankelijk van de uitrusting kunnen de vol#j
gende instellingen aan de bestuurderszijde
worden overgebracht naar de passagierszijde en naar achterin:
Seite 240BedieningKlimaatregeling240
Online Edition for Part no. 01402981873 - VI/17

Page:   < prev 1-10 ... 191-200 201-210 211-220 221-230 231-240 241-250 251-260 261-270 271-280 ... 400 next >