BMW 7 SERIES 2017 Instructieboekjes (in Dutch)

Page 121 of 379

Algemeen
Schakelprocedure De schakelprocedure wordt alleen bij een pasj
send toerental en een passende snelheid uitj
gevoerd.
Naardehandbedieningwisselen
In keuzehendelstand S wordt na bediening van
een schakelpaddel permanent naar de handj
bediening gewisseld.
In keuzehendelstand D wordt na bediening van
een schakelpaddel kortstondig naar de handj
bediening gewisseld.
Naardeautomatischestandwisselen
In keuzehendelstand D wordt teruggeschakeld
naar de automatische bediening, wanneer in
de handbediening gedurende een bepaalde
tijd voorzichtig wordt gereden, niet wordt gej accelereerd en niet via de schakelpaddelswordt geschakeld.
Wisselen naar de automatische bediening is
als volgt mogelijk:'yLang aan rechter schakelpaddel trekken.'yNaast het kort aan de rechter schakelpadj del trekken, tevens kort aan de linker schaj
kelpaddel trekken.
SteptronicSportversnellingsbak
Afhankelijk van de versnellingsbakuitvoering
kan door gelijktijdig bedienen van de kickdown en de linker schakelpaddel naar de laagst mojgelijke versnelling teruggeschakeld worden. Bij
kort wisselen via de schakelpaddels van keuj
zehendelstand D naar de handbediening is dit
niet mogelijk.
Schakelen'yOpschakelen: kort aan de rechter schakelj
paddel trekken.'yTerugschakelen: kort aan de linker schaj
kelpaddel trekken.'yDoor lang aan de linker schakelpaddel te
trekken kan naar de laagst mogelijke verj
snelling worden teruggeschakeld.
Op het instrumentenpaneel wordt kort de gej
kozen versnelling en vervolgens de ingeschaj
kelde versnelling weergegeven.
Weergaveninhetinstrumentenpaneel De keuzehendelstand wordtweergegeven, bijv. P.
Parkeervergrendelingelektronisch ontgrendelen
Algemeen
De parkeervergrendeling elektronisch ontgrenj
delen om de auto uit de gevarenzone te maj
noeuvreren.
Ontgrendeling is alleen mogelijk wanneer de
startmotor de motor kan doordraaien.
Voor het ontgrendelen van de parkeervergrenj
deling de parkeerrem aantrekken, om te verj
hinderen dat de auto wegrolt.
Seite 121RijdenBediening121
Online Edition for Part no. 0140 2 976 265 - X/16

Page 122 of 379

KeuzehendelstandNinschakelen1.De rem indrukken en ingedrukt houden.2.Start/stop-knop indrukken. De starter moethoorbaar aanslaan. Start/stop-knop ingejdrukt houden.3.Met de vrije hand de toets op de keuzej
hendel indrukken, pijl 1, en de keuzehendel
naar keuzehendelstand N drukken en vastj
houden, pijl N, tot de keuzehendelstand N op het instrumentenpaneel wordt weergejven.
Er wordt een Check-Control-melding
weergegeven.4.Start/Stop-knop en keuzehendel loslaten.5.Rem loslaten zodra de startmotor stopt.6.De auto uit de gevarenzone manoeuvreren en vervolgens tegen wegrollen beveiligen.
Meer informatie, zie hoofdstuk Aanslepen/
wegslepen, zie pagina 333.
LaunchControl
Principe Launch Control maakt bij droge omgevingsjomstandigheden een optimale acceleratie op
stroef wegdek mogelijk.
Algemeen
Het gebruik van Launch Control leidt tot vroegj
tijdige slijtage van onderdelen, omdat deze
functie een zeer hoge belasting voor de auto
vormt.
Launch Control niet tijdens het inrijden, zie paj gina 268, gebruiken.
Bij het wegrijden met Launch Control niet stuj
ren.
Voorwaardenvooreencorrecte
werking
Launch Control is beschikbaar bij bedrijfsj
warme motor, dus na een ononderbroken rit
van minstens 10 km.
WegrijdenmetLaunchControl1.Rijden-stand-by inschakelen.2. Toets indrukken.
Het instrumentenpaneel geeft TRACTION weer en het controlelampje voor DSC OFF
gaat aan.3.Keuzehendelstand S inschakelen.4.Met de linkervoet krachtig het rempedaal indrukken.5.Gaspedaal tot voorbij de weerstand van devolgasstand indrukken en ingetrapt houj
den, kickdown.
Op het instrumentenpaneel verschijnt een
vlagsymbool.6.Het wegrijtoerental wordt geregeld. Binnen 3 seconden de rem loslaten.
Opnieuwgebruikenbinneneenrit
Na het gebruik van Launch Control moet de
versnellingsbak circa 5 minuten afkoelen, voorj
dat Launch Control opnieuw kan worden gej
bruikt. Launch Control stelt zich bij het opj
nieuw gebruiken op de
omgevingsomstandigheden in.
NahetgebruikvanLaunchControl Ter ondersteuning van de rijstabiliteit de dynajmische stabiliteitscontrole DSC zo spoedigmogelijk weer inschakelen.
Seite 122BedieningRijden122
Online Edition for Part no. 0140 2 976 265 - X/16

Page 123 of 379

Grenzenvanhetsysteem
Een geoefende bestuurder kan in de modus
DSC OFF mogelijk betere acceleratiewaarden
realiseren.
Rijbelevingsschakelaar
Principe De rijbelevingsschakelaar beïnvloedt de rijdyj
namiek-eigenschappen van de auto. Via verj
schillende rijmodi kan de auto afhankelijk van
de situatie worden aangepast.
Algemeen
De volgende systemen worden beïnvloed:'yMotorkarakteristiek.'ySteptronic versnellingsbak.'yDynamische schokdempercontrole.'yLuchtvering.'yActieve stabilisatie tegen overhellen.'yIntegraal-actieve besturing.'yWeergave op het instrumentenpaneel.'ySnelheidsregeling.'yRugleuningbreedte bij comfortstoelen.
Bij het inschakelen van rijden-stand-by wordt automatisch de rijmodus COMFORT geselecj
teerd.
Overzicht
Weergavenophet
instrumentenpaneel
De geselecteerde rijmodus
wordt op het instrumentenpaj
neel weergegeven.
RijmodiToetsRijmodusConfiguratieSPORTINDIVIDUALCOMFORTPLUSECO PROINDIVIDUALADAPTIVE
Rijmodiindetail
COMFORT
Principe
Gebalanceerde afstemming tussen dynamisch
en zuinig rijden.
Inschakelen Toets zo vaak indrukken tot in het inj
strumentenpaneel COMFORT wordt
weergegeven.
COMFORTPLUS
Principe
Op comfort gerichte afstemming voor optimaal
reiscomfort.
Inschakelen Toets zo vaak indrukken tot in het inj
strumentenpaneel COMFORT PLUS
wordt weergegeven.
Seite 123RijdenBediening123
Online Edition for Part no. 0140 2 976 265 - X/16

Page 124 of 379

SPORTPrincipe
Dynamische afstemming voor een grotere wendbaarheid.
Inschakelen Toets zo vaak indrukken tot in het injstrumentenpaneel SPORT wordt
weergegeven.
SPORTINDIVIDUAL
Principe
In de rijmodus SPORT INDIVIDUAL kunnen inj
dividuele instellingen uitgevoerd worden.
Configureren
Via iDrive:1."Mijn auto"2."Auto instellingen"3.Evt. "Rijbelevingsschakelaar"4."SPORT INDIVIDUAL configureren"5.Gewenste instelling selecteren.
De instelling wordt opgeslagen voor het moj menteel gebruikte bestuurdersprofiel.
SPORT INDIVIDUAL op standaardinstelling tej
rugzetten:
"Terugzetten op SPORT STANDARD".
ECOPRO Principe
Afstemming voor optimaal brandstofverbruik.
Inschakelen Toets indrukken. Op het instrumenj
tenpaneel wordt ECO PRO weergegej
ven.
ECOPROINDIVIDUAL
Principe
In de rijmodus ECO PRO INDIVIDUAL kunnen
individuele instellingen uitgevoerd worden.
Configureren
Via iDrive:1."Mijn auto"2."Auto instellingen"3.Evt. "Rijbelevingsschakelaar"4."ECO PRO INDIVIDUAL configureren"5.Gewenste instelling selecteren.
De instelling wordt opgeslagen voor het moj menteel gebruikte bestuurdersprofiel.
ECO PRO INDIVIDUAL op standaardinstelling
terugzetten:
"Terugzetten op ECO PRO STANDARD".
ADAPTIVE Principe
Gebalanceerde rijmodus waarbij de afstemj
ming automatisch wordt aangepast aan de rijsj ituatie en de rijstijl.
Door het navigatiesysteem wordt rekening gej houden met naderende routegedeeltes.
Inschakelen Toets indrukken. Op het instrumenj
tenpaneel wordt ADAPTIVE weergej
geven.
ConfiguratieINDIVIDUAL
Algemeen
De individuele configuratie van de rijmodus wordt overgenomen voor het momenteel gej bruikte bestuurdersprofiel. De laatst ingesteldeconfiguratie wordt bij het opnieuw oproepenvan de rijmodus direct geactiveerd.
Seite 124BedieningRijden124
Online Edition for Part no. 0140 2 976 265 - X/16

Page 125 of 379

Configuratievanderijmodus
activeren
Toets van de gewenste rijmodus meermaals
indrukken.Seite 125RijdenBediening125
Online Edition for Part no. 0140 2 976 265 - X/16

Page 126 of 379

WeergavenUitrustingvandeauto
In dit hoofdstuk worden alle standaard, landsj
pecifieke en speciale uitrustingen beschreven
die in de modelserie aangeboden worden. Er worden daarom ook uitrustingen beschrevendie in een auto, bijvoorbeeld vanwege de
landspecifieke of gekozen speciale uitrusting
niet beschikbaar zijn. Dat geldt ook voor veiligj heidsrelevante functies en systemen. Bij gej
bruik van deze functies en systemen moeten
de betreffende geldende wetten en bepalingen
worden nageleefd.
Instrumentenpaneel Principe
De weergaven op het instrumentenpaneel zijn variabel. Wanneer van programma wordt gej
wisseld via de rijbelevingsschakelaar, past de
weergave zich aan het desbetreffende proj gramma aan.
Algemeen
De verandering van de weergave kan via iDrive worden gedeactiveerd.
De weergaven op het instrumentenpaneel kunj
nen gedeeltelijk van de afbeeldingen in deze
handleiding afwijken.
Overzicht1Brandstofmeter\_ 131Uitgebreid instrumentenpaneel: Actieraj
dius\_ 1322Snelheidsmeter3Tijd\_132
Buitentemperatuur\_ 132
Weergaven rijhulpsystemen
Benodigd onderhoud\_ 1334Toerenteller\_131
Selectielijsten\_ 137
ECO PRO-weergaven\_ 278
Aanduiding van de navigatie5Motortemperatuur\_ 1326Transmissie-aanduiding\_ 118
Status rijbelevingsschakelaar\_ 1237Meldingen, bijvoorbeeld Check-Control
Boordcomputer\_ 1378Weergaven rijhulpsystemen
Speed Limit Info\_ 135
Standaard instrumentenpaneel: Actieraj
dius\_ 1329Kilometers resetten\_ 138
Aanzichtinstellen
Principe Afhankelijk van de uitrusting kan het instruj
mentenpaneel kan naast de weergaven van de rijmodi op drie verschillende werkingswijzenworden ingesteld.
Instellen
Via iDrive:
1."Mijn auto"2."iDrive instellingen"3."Displays"Seite 126BedieningWeergaven126
Online Edition for Part no. 0140 2 976 265 - X/16

Page 127 of 379

4."Instrumentencombinatie"5.Gewenste instelling selecteren.'y"STANDARD": alle weergaven op het
instrumentenpaneel zijn actief.'y"RUSTIG" De weergaven op het instruj
mentenpaneel worden tot het hoogstj
nodige beperkt.'y"INDIVIDUAL": alle weergaven op het
instrumentenpaneel zijn actief. Afzonj
derlijke weergaven kunnen individueel
worden geconfigureerd.
INDIVIDUALinstellen
'y"Weergave rijmodus": bij het veranderen van rijmodus naar ECO PRO of SPORT,schakelt het instrumentenpaneel automaj
tisch om naar de betreffende weergave.'y"Extra borden voor Speed Limit Info": De van Speed Limit Info, zie pagina 135, situj
atie afhankelijke extra tekstinformatie worj
den weergegeven.'y"Snelheidsoverschrijding": als de door de Speed Limit Info herkende snelheid wordt
overschreden, wordt het overschreden bej reik in de snelheidsaanduiding met eenrode band weergegeven.'yUitgebreid instrumentenpaneel:
"Loepfunctie": de actuele snelheid wordt in
de snelheidsaanduiding vergroot weergej
geven.
Check-Control
Principe Check-Control controleert functies in de autoen geeft een melding als in de bewaakte systej men een storing is opgetreden.
Algemeen
Op het instrumentenpaneel en evt. op het
Head-Up Display wordt een Check-Control-
melding weergegeven als een combinatie van
controle- of waarschuwingslampjes en texj tuele meldingen.
Tevens klinkt er eventueel een akoestisch sigj naal en verschijnt er een tekstbericht op hetControl Display.
Controle-enwaarschuwingslampjes
Principe
Controle- en waarschuwingslampje in het inj
strumentenpaneel geven de status van somj mige functies in de auto aan en waarschuwen
voor een storing in bewaakte systemen.
Algemeen
Controle- en waarschuwingslampjes kunnen in verschillende combinaties en kleuren gaan
branden.
Van sommige lampjes wordt bij het tot stand
brengen van rijden-stand-by de werking gej
controleerd, waarbij deze even kort branden.
Rodelampjes
Gordelherinnering De veiligheidsgordel aan de bestuurj
derszijde is niet omgedaan. Bij somj mige landuitvoeringen: passagiersgorj
del niet omgegespt of voorwerpen herkend op
de passagiersstoel.
Controleren of de veiligheidsgordel correct is omgedaan.
Gordelwaarschuwingvoorachterbank Rood: De veiligheidsgordel van de bejtreffende zitplaats op de achterbank is
niet vastgemaakt.
Groen: De veiligheidsgordel van de betrefj
fende zitplaats op de achterbank is vastgej
maakt.Seite 127WeergavenBediening127
Online Edition for Part no. 0140 2 976 265 - X/16

Page 128 of 379

AirbagsysteemAirbagsysteem en gordelspanner zijn
mogelijk defect.
De auto zo snel mogelijk door een Serj
vice Partner van de fabrikant of een andere gej kwalificeerde Service Partner of specialist lajten controleren.
Parkeerrem Parkeerrem is vastgezet.
Parkeerrem vrijzetten, zie pagina 111.
Remsysteem Remsysteem vertoont een storing.
Voorzichtig doorrijden.
De auto zo snel mogelijk door een Serj
vice Partner van de fabrikant of een andere gej kwalificeerde Service Partner of specialist lajten controleren.
Gelelampjes
AntiblokkeersysteemABS Rembekrachtiger mogelijk defect. Plotj
seling remmen vermijden. Houd rekej
ning met een langere remweg.
Direct door een Service Partner van de fabrij kant of een andere gekwalificeerde ServicePartner of specialist laten controleren.
DynamischestabiliteitscontroleDSC Controlelampje knippert: DSC regelt de
aandrijf- en remkrachten. De auto
wordt gestabiliseerd. Snelheid verlagen
en rijstijl aan de wegomstandigheden aanpasj sen.
Controlelampje brandt: DSC is uitgevallen. Het systeem door een Service Partner van de
fabrikant of een andere gekwalificeerde Serj
vice Partner of specialist laten controleren.Dynamische stabiliteitscontrole DSC, zie paj
gina 183.
DynamischestabiliteitscontroleDSC
gedeactiveerdofdynamische
tractiecontroleDTCgeactiveerd
Dynamische stabiliteitscontrole DSC is
gedeactiveerd of dynamische tractiej controle DTC is geactiveerd.
Dynamische stabiliteitscontrole DSC, zie paj
gina 183, en dynamische tractiecontrole DTC,
zie pagina 184.
BandenpechwaarschuwingRPA De bandenpechwaarschuwing meldt
spanningsverlies in een band.
Snelheid verminderen en voorzichtig
stoppen. Heftige rem- en stuurbewegingen
vermijden.
Bandenpechwaarschuwing, zie pagina 309.
BandenspanningscontroleRDC Het controlelampje brandt.
De bandenspanningscontrole meldt een lage bandenspanning of bandenj
pech.
De informatie in de Check-Control-melding in acht nemen.
Het controlelampje knippert en brandt vervolj gens continu.
Er kan geen bandenpech of geen verlies van bandenspanning herkend worden.'yStoring door installaties of apparaten met dezelfde zendfrequentie: na verlaten van
het storingsgebied wordt het systeem auj tomatisch weer actief.'yRDC kan de reset niet voltooien: voer de
reset van het systeem opnieuw uit.'yWiel zonder RDC-elektronica is gemonj
teerd: Evt. laten controleren door een Serj vice Partner van de fabrikant of een andereSeite 128BedieningWeergaven128
Online Edition for Part no. 0140 2 976 265 - X/16

Page 129 of 379

gekwalificeerde Service Partner of speciajlist.'yStoring: het systeem door een ServicePartner van de fabrikant of een andere gej
kwalificeerde Service Partner of specialist
laten controleren.
Bandenspanningscontrole, zie pagina 305.
Stuursysteem Stuursysteem mogelijk defect.
Het stuursysteem door een Service
Partner van de fabrikant of een andere
gekwalificeerde Service Partner of specialist laten controleren.
Emissiewaarden Storing in werking van de motor.
De auto door een Service Partner van
de fabrikant of een andere gekwalifij
ceerde Service Partner of specialist laten conj troleren.
Aansluiting voor On-Board Diagnose, zie paj
gina 326.
Mistachterlicht Mistachterlichten zijn ingeschakeld.
Mistachterlicht, zie pagina 149.
Groenelampjes
Richtingaanwijzers Richtingaanwijzers ingeschakeld.
Ongewoon snel knipperen van de conj trolelampje duidt op een uitgevallen
richtingaanwijzerlampje.
Richtingaanwijzers, zie pagina 114.
Stadslicht,rijlicht
Stadslicht of rijlicht is ingeschakeld.
Parkeer-/dimlicht, Automatische verj
lichtingsregeling, zie pagina 144.
LaneDepartureWarning Controlelampje brandt: Het systeem is
geactiveerd. Ten minste één rijbaanbej grenzingslijn werd herkend en waarj
schuwen is mogelijk.
Waarschuwing rijbaan verlaten, zie paj
gina 169.
Mistlamp Mistlampen zijn ingeschakeld.Mistlamp, zie pagina 148.
Grootlichtassistent Grootlichtassistent is ingeschakeld.
Het grootlicht wordt afhankelijk van de
verkeerssituatie automatisch in- en uitj
geschakeld.
Grootlichtassistent, zie pagina 147.
AutomaticHold Automatic Hold is ingeschakeld. De
auto wordt bij stilstand automatisch op
zijn plaats gehouden.
Automatic Hold, zie pagina 112.
Blauwelampjes
Grootlicht Grootlicht is ingeschakeld.
Grootlicht, zie pagina 114.Seite 129WeergavenBediening129
Online Edition for Part no. 0140 2 976 265 - X/16

Page 130 of 379

Check-Control-meldingen
onderdrukken
Toets op de richtingaanwijzerschakelaar inj
drukken.
Permanenteweergave Enkele Check-Control-meldingen worden perj
manent weergegeven en blijven zichtbaar, totj dat de storing is opgelost. Bij meerdere gelijkjtijdige storingen worden de meldingen na
elkaar weergegeven.
Deze meldingen kunnen gedurende circa 8 sej conden onzichtbaar worden gemaakt. Hiernaworden deze weer automatisch weergegeven.
Tijdelijkeweergave
Andere Check-Control-meldingen verdwijnen na circa 20 seconden automatisch. Zij blijvenopgeslagen en kunnen opnieuw worden weerj
gegeven.
OpgeslagenCheck-Control-
meldingenweergeven
Via iDrive:
1."Mijn auto"2."Autostatus"3. "Check Control"4.Tekstmelding selecteren.Weergave
Check-Control Minimaal één Check-Control-melding
wordt weergegeven of is opgeslagen.
Tekstmeldingen Tekstmeldingen in combinatie met een symjbool op het instrumentenpaneel geven uitleg
over een Check-Control-melding en de betej kenis van de controle- en waarschuwingslampjjes.
Aanvullendetekstmeldingen Meer informatie, bijvoorbeeld over de oorzaak
van een storing en de noodzaak tot ingrijpen, kan worden opgeroepen via Check-Control.
Bij dringende meldingen wordt de aanvullende
tekst automatisch op het Control Display gej
toond.
Verderehulp
Afhankelijk van de Check-Control-melding kan verdere hulp geselecteerd worden.
Via iDrive:1."Mijn auto"2."Autostatus"3. "Check Control"4.Gewenste tekstmelding selecteren.5.Gewenste instelling selecteren.'y"Handleiding"
Bijkomende informatie over de Check-
Control-melding weergeven in de geïnj tegreerde handleiding.'y"Serviceaanmelding"
Contact opnemen met een Service
Partner van de fabrikant of een andere
gekwalificeerde Service Partner of spej
cialist.'y"BMW pechhulp"
Contact opnemen met de hulpdienst.Seite 130BedieningWeergaven130
Online Edition for Part no. 0140 2 976 265 - X/16

Page:   < prev 1-10 ... 81-90 91-100 101-110 111-120 121-130 131-140 141-150 151-160 161-170 ... 380 next >