BMW 7 SERIES 2018 Instructieboekjes (in Dutch)

Page 191 of 389

Het systeem waarborgt bij bijzondere rijbaanj
situaties, bijvoorbeeld niet sneeuwvrij gej maakte rijbaan, of op losse ondergrond eenmaximale tractie bij beperkte koersstabiliteit.
Algemeen
Bij geactiveerde DTC wordt maximale tractie geleverd. De koersstabiliteit is bij het accelerej ren en bij het rijden in bochten beperkt.
In de volgende situaties verdient het aanbevejling de DTC tijdelijk in te schakelen:'yRijden dooiende sneeuw of op niet gej
ruimde, besneeuwde rijbanen.'yAuto vrij rijden of wegrijden uit diepe sneeuw of op losse ondergrond.'yRijden met sneeuwkettingen.
Overzicht
Toetsindeauto
DSC OFF
DTCactiveren/deactiveren DTCactiveren Toets indrukken.
Het instrumentenpaneel geeft TRACj
TION weer en het controlelampje voor DSC OFF gaat aan.
DTCdeactiveren Toets opnieuw indrukken.
TRACTION en controlelampje DSC OFF dojven.
Weergave
Weergaveinhetinstrumentenpaneel
Bij geactiveerde DTC wordt in het instrumenj
tenpaneel TRACTION weergegeven.
Controle-enwaarschuwingslampjes Controlelampje brandt: DTC is geactij
veerd.
xDrive xDrive is het vierwielaandrijvingssysteem van
de auto. Door samenwerking tussen xDrive en de dynamische stabiliteitscontrole DSC worj
den de tractie en rijdynamiek verder geoptimaj
liseerd. xDrive verdeelt de aandrijfkrachten afj
hankelijk van de rijsituatie en wegdektoestand
variabel over de voor- en achteras.
Integraal-actievebesturing
Principe
De integraal-actieve besturing is een combinaj tie van variabele stuuroverbrenging en achterj
wielbesturing.
Het systeem varieert de stuuruitslag van de wielen met betrekking tot de stuurwielbewej gingen.
Bij grote stuuruitslagen en lage snelheden, bijj voorbeeld bij het manoeuvreren, wordt de wiej linslag versterkt, d.w.z. de besturing wordt dijrecter.
De achterwielbesturing zorgt voor een verhoj
ging van de wendbaarheid doordat de achterj
wielen in tegenstelling tot de voorwielen een
beetje worden ingeslagen.Seite 191RijstabiliteitsregelsystemenBediening191
Online Edition for Part no. 01402978621 - II/17

Page 192 of 389

Bij hogere snelheden worden de achterwielen
in dezelfde richting ingeslagen als de voorwiej len.
In kritieke rij-omstandigheden kan de intej
graal-actieve besturing door doelgericht sturen
van de achterwielen de auto stabiliseren voorj dat de bestuurder ingrijpt, bijvoorbeeld in geval
van overstuur.
Algemeen
Het systeem biedt verschillende afstemminj gen.RijmodusIntegraal-actieve bestuj
ringCOMFORT/ECO
PROComfortabel, voor optij maal reiscomfortSPORTDynamisch, voor grotere
wendbaarheid
De verschillende afstemmingen zijn gekoppeld aan de verschillende rijmodi van de rijbelejvingsschakelaar, zie pagina 123.
Rijdenmetsneeuwkettingen
Bij het rijden met sneeuwkettingen, zie paj gina 315, is de achterwielbesturing gedeactij
veerd.
Storing Ingeval van een functiestoring zijn grotere
stuurwielbewegingen vereist, terwijl de auto in
een hoger snelheidsbereik gevoeliger op
stuurwielbewegingen reageert.
De stabiliteitsbevorderende ingreep kan gej
deactiveerd zijn.
Met matige snelheid en vooruitziend verder rijj den.
Het systeem door een Service Partner van de
fabrikant of een andere gekwalificeerde Serj
vice Partner of specialist laten controleren.
Seite 192BedieningRijstabiliteitsregelsystemen192
Online Edition for Part no. 01402978621 - II/17

Page 193 of 389

RijhulpsystemenUitrustingvandeautoIn dit hoofdstuk worden alle standaard, landsj
pecifieke en speciale uitrustingen beschreven
die in de modelserie aangeboden worden. Er worden daarom ook uitrustingen beschrevendie in een auto, bijvoorbeeld vanwege de
landspecifieke of gekozen speciale uitrusting
niet beschikbaar zijn. Dat geldt ook voor veiligj heidsrelevante functies en systemen. Bij gej
bruik van deze functies en systemen moeten
de geldende wetten en voorschriften worden
nageleefd.
Handmatige
snelheidsbegrenzer
Algemeen
Met het systeem kan de snelheid vanaf een
waarde van 30 km/h begrensd worden. Benej den de ingestelde snelheidslimiet kan zonderbeperkingen worden gereden.
Overzicht
ToetsenopstuurwielToetsFunctieSysteem aan/uitTuimelschakelaar:
Snelheidslimiet wijzigen, zie paj
gina 193
Bediening
Inschakelen Toets op het stuurwiel indrukken.
De actuele rijsnelheid wordt overgenomen alssnelheidslimiet.
Bij inschakelen tijdens stilstand wordt bij een lage snelheid 30 km/h als snelheidslimiet ingej steld.
Markering op de snelheidsmeter wordt op de betreffende snelheid ingesteld.
Bij het inschakelen van de snelheidslimiet
wordt eventueel de dynamische stabiliteitsj
controle DSC ingeschakeld en eventueel omj
geschakeld naar de rijmodus COMFORT.
Uitschakelen Toets op het stuurwiel indrukken.
Het systeem schakelt zich automatisch uit in
bijvoorbeeld de volgende situaties:'yBij het afzetten van de motor.'yBij het inschakelen van de snelheidsregej ling.'yBij het activeren van sommige programj
ma's met de rijbelevingsschakelaar.
De weergaven verdwijnen.
Onderbreken
Bij ingeschakelde achteruitversnelling of statij onair draaiende motor wordt het systeem onj
derbroken.
Snelheidslimietwijzigen
Seite 193RijhulpsystemenBediening193
Online Edition for Part no. 01402978621 - II/17

Page 194 of 389

Tuimelschakelaar zo vaak naar boven of benejden drukken tot de gewenste snelheidslimiet is
ingesteld.'yDrukken van de tuimelschakelaar tot het drukpunt verhoogt of verlaagt de sneljheidslimiet telkens met 1 km/h.'yDrukken op de tuimelschakelaar door het
drukpunt heen verandert de snelheidslij
miet telkens tot het volgende tiental van de km/h-weergave op de snelheidsmeter.
Als de ingestelde snelheidslimieten wordt bej
reikt of onbewust wordt overschreden, bijvoorj
beeld bij bergaf rijden, wordt er niet actief afj
geremd.
Als er tijdens de rit een snelheidslimiet wordt
ingesteld die onder de rijsnelheid ligt, rolt de
auto uit tot de ingestelde snelheidslimiet.
Auto's met actieve snelheidsregeling, ACC, en
Speed Limit Assist, zie pagina 204: een door
Speed Limit Assist herkende verandering van de snelheidsbeperking kan voor de snelheidsjbegrenzer als nieuwe snelheidslimiet wordenovergenomen.
Overschrijdingvandesnelheidslimiet
Als de rijsnelheid de ingestelde snelheidslimiet
overschrijdt, wordt een waarschuwing gegej
ven.
De snelheidslimiet kan bewust worden overj
schreden. In deze situatie wordt geen waarj
schuwing weergegeven.
Druk het gaspedaal volledig in om de ingej
stelde snelheidslimiet bewust te overschrijden.
De beperking wordt automatisch weer geactij
veerd, zodra de actuele snelheid onder de inj gestelde snelheidslimiet komt.
Waarschuwingbijoverschrijdingvan
desnelheidslimiet
Optischewaarschuwing Bij het overschrijden van de ingestelde
snelheidslimiet: Het controlelampje in
het instrumentenpaneel knippert zolang er harj
der wordt gereden dan de ingestelde snelj
heidslimiet.
Akoestischewaarschuwing'yBij een onbewuste overschrijding van de
ingestelde snelheidslimiet klinkt een gej
luidssignaal.'yAls de snelheidslimiet tijdens het rijden onj der de rijsnelheid komt, is het signaal na
enige tijd te horen.'yAls de snelheidslimiet bewust wordt overj
schreden door het gaspedaal volledig in te
drukken, is er geen signaal te horen.
Weergaveninhetinstrumentenpaneel
Weergaveopsnelheidsmeter
'yMarkering groen: systeem is
actief.'yMarkering oranje/wit: sysj
teem is onderbroken.'yGeen markering: systeem is
uitgeschakeld.
Controlelampje
'yControlelampje brandt: het sysj
teem is ingeschakeld.'yControlelampje knippert: de ingej
stelde snelheidslimiet wordt overj schreden.'yControlelampje grijs: het systeem is onderj
broken.
Statusweergave
De weergave van de ingestelde snelj
heidslimiet verdwijnt na korte tijd.
Seite 194BedieningRijhulpsystemen194
Online Edition for Part no. 01402978621 - II/17

Page 195 of 389

Snelheidsregeling
Principe Met dit systeem kan via de toetsen op het
stuurwiel een gewenste snelheid worden ingej
steld. De gewenste snelheid wordt door het
systeem aangehouden. Daartoe geeft het sysj teem automatisch gas en remt indien nodig
automatisch.
Algemeen Afhankelijk van de voertuiginstelling kan de kaj
rakteristiek van de snelheidsregeling op bej
paalde punten veranderen. Zo is de acceleratie
in de rijmodus ECO PRO bijvoorbeeld minder
snel.
Veiligheidsvoorschriften WAARSCHUWING
Het systeem ontlast u niet van persoonj
lijke verantwoordelijkheid om de verkeerssituaj tie juist in te schatten. Wegens systeembeperjkingen kan het systeem niet in alle
verkeerssituaties zelfstandig op gepaste wijze
reageren. Er bestaat gevaar voor ongevallen.
Rijstijl aan de verkeerssituatie aanpassen. Verj
keerssituatie observeren en in de betreffende situaties actief ingrijpen.'

Page 196 of 389

Snelheidsregelingonderbreken
Handmatigonderbreken Bij ingeschakeld systeem toets inj
drukken.
Automatischonderbreken De werking van het systeem wordt bijv. in de
volgende situaties automatisch onderbroken:'yAls de bestuurder remt.'yWanneer uit de keuzehendelstand D naar een andere stand geschakeld wordt.'yAls DTC wordt geactiveerd of DSC wordtgedeactiveerd.'yAls DSC regelt.
Snelheidinstellen
Snelheidhandhavenenopslaan
Tuimelschakelaar bij onderbroken werkin eenj
maal indrukken.
Bij ingeschakeld systeem wordt de actuele
snelheid gehandhaafd en als gewenste rijsnelj heid opgeslagen.
De opgeslagen snelheid wordt in de snelheidsj meter en kort in het instrumentenpaneel weerj
gegeven, zie pagina 197.
DSC wordt eventueel ingeschakeld.
Snelheidwijzigen
Zo vaak op de tuimelschakelaar naar boven of onder drukken, tot de gewenste rijsnelheid is
ingesteld.
In actieve toestand wordt de weergegeven snelheid opgeslagen en bereikt voor zover deverkeerssituatie dit toelaat.
'yDrukken van de tuimelschakelaar tot hetdrukpunt verhoogt of verlaagt de gewensterijsnelheid telkens met 1 km/h.'yDrukken op de tuimelschakelaar door het
drukpunt heen verandert de gewenste
snelheid telkens tot het volgende tiental
van de km/h-weergave op de snelheidsmej
ter.
De maximaal instelbare snelheid hangt af
van de auto.'yTuimelschakelaar tot het drukpunt drukken
en ingedrukt houden verhoogt of verlaagt de snelheid zonder op het gaspedaal te
trappen.
Na het loslaten van de tuimelschakelaar
wordt de bereikte snelheid behouden. Verj
der drukken dan het drukpunt verhoogt de snelheid nog meer.
Snelheidsregelingvoortzetten
Een onderbroken snelheidsregeling kan door
oproepen van de opgeslagen snelheid hervat worden.
Voor het oproepen van de opgeslagen snelj heid controleren, dat het verschil tussen de acj
tuele snelheid en de opgeslagen snelheid niet
Seite 196BedieningRijhulpsystemen196
Online Edition for Part no. 01402978621 - II/17

Page 197 of 389

te groot is. Anders kan het voertuig ongewenstafremmen of accelereren.
Bij onderbroken systeem de toets injdrukken.
De snelheidsregeling wordt voortgezet met de opgeslagen waarden.
In de volgende gevallen wordt de opgeslagen snelheidswaarde gewist en kan deze niet meer
worden opgeroepen:'yBij het uitschakelen van het systeem.'yBij het uitschakelen van rijden-stand-by.
Weergavenophet
instrumentenpaneel
Weergaveopsnelheidsmeter
'yMarkering groen: systeem is
actief, de markering toont de
gewenste snelheid.'yMarkering oranje/wit: sysj
teem is onderbroken, de
markering toont de opgeslaj
gen snelheid.'yGeen markering: systeem is uitgeschakeld.
Controlelampje
'yControlelampje groen: het systeem
is actief.'yControlelampje grijs: het systeem
is onderbroken.'yGeen controlelampje: het systeem is uitgej schakeld.
Statusweergave
De weergave van de ingestelde gewenj
ste snelheid verdwijnt na korte tijd.
WeergaveninhetHead-UpDisplay
Een deel van de informatie over het systeem
kan ook worden weergegeven op het Head-Up
Display.
Het symbool wordt weergegeven alsde ingestelde snelheid bereikt is.
Grenzenvanhetsysteem
De ingestelde snelheid wordt ook bij afdalinj
gen aangehouden. Op hellingen kan de gej wenste snelheid mogelijk niet aangehoudenworden wanneer het motorvermogen niet toej
reikend is.
In de rijmodus ECO PRO kan het in sommige
gevallen boven of onder de ingestelde snelheid
komen, bijvoorbeeld op hellingen.
Actievesnelheidsregeling
metStop&Go-functie,ACC
Principe
Met dit systeem kan via de toetsen op het
stuurwiel een gewenste snelheid en een afj stand tot een voorligger worden ingesteld.
Bij vrije weg wordt de gewenste snelheid door
het systeem aangehouden, daartoe accelej reert of remt de auto automatisch.
Bij een voorligger past het systeem de eigen snelheid zo aan, dat de ingestelde afstand totde voorligger aangehouden wordt. De aanpasj
sing van de snelheid vindt plaats binnen de mogelijke grenzen.
Algemeen
Om voorliggers te herkennen, zijn in de voorj
bumper een radarsensor en bij de binnenspiej
gel een camera aangebracht.
Afhankelijk van de voertuiginstelling kan de kaj
rakteristiek van de snelheidsregeling op bej
paalde punten veranderen. Zo is de acceleratie in de rijmodus ECO PRO bijvoorbeeld mindersnel.Seite 197RijhulpsystemenBediening197
Online Edition for Part no. 01402978621 - II/17

Page 198 of 389

De afstand kan in meerdere stappen ingesteld
worden en is om veiligheidsredenen afhankej
lijk van de actuele snelheid.
Als het voorliggende voertuig tot stilstand afj
remt en na korte tijd weer wegrijdt, kan het systeem dit binnen het gegeven kader volgen.
Veiligheidsvoorschriften WAARSCHUWING
Het systeem ontlast u niet van persoonj
lijke verantwoordelijkheid om de verkeerssituaj
tie juist in te schatten. Wegens systeembeperj kingen kan het systeem niet in alle
verkeerssituaties zelfstandig op gepaste wijze
reageren. Er bestaat gevaar voor ongevallen.
Rijstijl aan de verkeerssituatie aanpassen. Verj
keerssituatie observeren en in de betreffende situaties actief ingrijpen.'

Page 199 of 389

Radarsensor
De radarsensor bevindt zich vooraan in de
bumper.
Radarsensor schoon en vrij houden.
Camera
De camera bevindt zich bij de binnenspiegel.
Voorruit voor de binnenspiegel schoon en vrij houden.
Toepassingsgebied
Het optimale toepassingsgebied zijn goed inj gerichte straten.
De minimaal instelbare snelheid bedraagt
30 km/h.
Bij een snelheid boven 210 km/h.
Na het overschakelen op snelheidsregeling
zonder afstandsregeling kunnen ook hogere gewenste rijsnelheden worden gekozen.
Het systeem kan ook in stilstand worden geacj tiveerd.
Snelheidsregelingin-/uitschakelenen
onderbreken
Inschakelen Toets op het stuurwiel indrukken.
De controlelampjes in het instrumentenpaneel
branden en de markering op de snelheidsmej ter wordt op de huidige snelheid gezet.
De snelheidsregeling is actief. De momenteel
gereden snelheid wordt aangehouden en opj
geslagen als gewenste snelheid.
DSC wordt eventueel ingeschakeld.
Uitschakelen Bij uitschakelen in stilstand tegelijkertijd derem indrukken.
Toets op het stuurwiel indrukken.
De weergaven verdwijnen. De opgeslagen gej
wenste rijsnelheid wordt gewist.
Handmatigonderbreken Bij geactiveerde toestand toets in het
stuurwiel indrukken.
Bij onderbreken in stilstand tegelijkertijd de
rem indrukken.
AutomatischonderbrekenDe werking van het systeem wordt in de voljgende situaties automatisch onderbroken:'yAls de bestuurder remt.'yWanneer uit de keuzehendelstand D naareen andere stand geschakeld wordt.'yAls DTC wordt geactiveerd of DSC wordtgedeactiveerd.'yAls DSC regelt.'yAls bij stilstaande auto de veiligheidsgordelen het bestuurdersportier worden gej
opend.Seite 199RijhulpsystemenBediening199
Online Edition for Part no. 01402978621 - II/17

Page 200 of 389

'yAls het systeem reeds lang geen objecten
herkent, bijvoorbeeld op weinig bereden
routes zonder randbegrenzing.'yWanneer het detectiegebied van de radar
verstoord is, bijvoorbeeld door vuil of hej vige neerslag.'yNa een langere stilstand, wanneer de auto
door het systeem tot stilstand is afgeremd.
Snelheidinstellen
Snelheidhandhavenenopslaan
Tuimelschakelaar bij onderbroken werkin eenj
maal indrukken.
Bij ingeschakeld systeem wordt de actuele
snelheid gehandhaafd en als gewenste rijsnelj heid opgeslagen.
De opgeslagen snelheid wordt in de snelheidsj meter en kort in het instrumentenpaneel weerj
gegeven, zie pagina 201.
DSC wordt eventueel ingeschakeld.
Snelheidwijzigen
Zo vaak op de tuimelschakelaar naar boven of onder drukken, tot de gewenste rijsnelheid is
ingesteld.
In actieve toestand wordt de weergegeven snelheid opgeslagen en bereikt voor zover deverkeerssituatie dit toelaat.
'yDrukken van de tuimelschakelaar tot hetdrukpunt verhoogt of verlaagt de gewensterijsnelheid telkens met 1 km/h.'yDrukken op de tuimelschakelaar door het
drukpunt heen verandert de gewenste
snelheid telkens tot het volgende tiental
van de km/h-weergave op de snelheidsmej
ter.
Tuimelschakelaar in de betreffende stand houj den om de betreffende actie te herhalen.
Afstandinstellen
Algemeen
De instelling van de afstand wordt opgeslagen voor het momenteel gebruikte bestuurderjsprofiel.
Veiligheidsaanwijzing WAARSCHUWING
Het systeem ontslaat u niet van uw eigen
verantwoording. In verband met systeembej perkingen kan pas laat afgeremd worden. Erbestaat kans op een ongeval of schade. Verjkeerssituatie altijd goed in de gaten houden.De afstand aan de verkeers- en weersomstanj
digheden aanpassen en de voorgeschreven
Seite 200BedieningRijhulpsystemen200
Online Edition for Part no. 01402978621 - II/17

Page:   < prev 1-10 ... 151-160 161-170 171-180 181-190 191-200 201-210 211-220 221-230 231-240 ... 390 next >