BMW 7 SERIES 2018 Instructieboekjes (in Dutch)

Page 211 of 389

'yWanneer bij draaiende motor keuzehendelj
stand R wordt ingeschakeld.'yBij het naderen van gedetecteerde obstaj kels met een snelheid lager dan circa
4 km/h. De activeringsafstand is afhankelijk van de betreffende situatie.
Het automatisch inschakelen bij gedetecj
teerde obstakels kan worden in- en uitgeschaj keld.
Via iDrive:
1."Mijn auto"2."Auto instellingen"3."Parkeren"4."Automatische PDC-activering": alleen bij overeenkomstige uitrusting.5."Automatische PDC-activering"
De instelling wordt opgeslagen voor het mojmenteel gebruikte bestuurdersprofiel.
Afhankelijk van de uitrusting wordt tevens een
bijpassend camera-aanzicht ingeschakeld.
Automatischuitschakelenbij
vooruitrijden
Het systeem wordt bij overschrijding van een
bepaalde afstand of een bepaald snelheidsbej reik uitgeschakeld.
Indien nodig het systeem weer inschakelen.
Handmatigin-/uitschakelen Toets parkeerassistent indrukken.
'yAan: LED brandt.'yUit: LED dooft.
Als de toets parkeerassistent wordt ingedrukt,
terwijl de achteruitversnelling is ingeschakeld,
wordt het beeld van de achteruitrijcamera
weergegeven.
Waarschuwing
Geluidssignalen Algemeen
De nadering van een object wordt door een onj
derbroken geluidssignaal uit de richting van het obstakel gesignaleerd. Als bijvoorbeeld
links achter de auto een object wordt waargej nomen, klinkt het geluidssignaal uit de luidj
spreker linksachter.
Hoe kleiner de afstand tot een object wordt, hoe korter de intervallen worden.
Als de afstand tot een herkend object kleiner is
dan circa 25 cm, klinkt er een continu signaal.
Als zich gelijktijdig zowel voor als achter de
auto objecten op een afstand kleiner dan circa
25 cm bevinden, klinkt een afwisselend ononj derbroken geluidssignaal.
De onderbroken en ononderbroken geluidssigj
nalen worden bij het inschakelen van keuzej hendelstand P uitgeschakeld.
Het onderbroken geluidssignaal wordt bij stilj staande auto na korte tijd uitgeschakeld.
Volume
De verhouding tussen het volume van de PDC- signaaltoon en het volume van het entertainj ment kan ingesteld worden.
Via iDrive:1."Mijn auto"2."iDrive instellingen"3."Klank"4."Volume-instellingen"5."PDC"6.Stel de gewenste waarde in.
De instelling wordt opgeslagen voor het moj menteel gebruikte bestuurdersprofiel.
Seite 211RijhulpsystemenBediening211
Online Edition for Part no. 01402978621 - II/17

Page 212 of 389

Optischewaarschuwing
De nadering van een object wordt op het Conjtrol Display weergegeven. Verder verwijderde
objecten worden reeds weergegeven, voordat
een geluidssignaal klinkt.
Weergave verschijnt, zodra PDC wordt ingej schakeld.
Het detectiegebied van de sensoren wordt in de kleuren groen, geel en rood weergegeven.
Om de benodigde ruimte beter te kunnen inj
schatten worden manoeuvreerlijnen weergej
geven.
Als het beeld van de achteruitrijcamera wordt
afgebeeld kan naar PDC of eventueel een anj
der aanzicht met hindernismarkeringen omgej
schakeld worden:
"Achteruitrijcamera"
Waarschuwing kruisend verkeer, zie paj
gina 234: afhankelijk van de uitvoering wordt
in de weergave van de PDC ook voor voertuij gen gewaarschuwd die achter of voor vanaf de
zijkant naderen.
Metparkeerassistent:
noodremfunctie,actievePDC
Principe
De noodremfunctie van de PDC voert bij acuut botsingsgevaar een noodstop uit.
Algemeen
In verband met systeembeperkingen kan een
botsing niet onder alle omstandigheden worj
den voorkomen.
De functie is beschikbaar bij achteruit rijden of achteruit rollen als langzamer dan stapvoets
wordt gereden.
Een bediening van het gaspedaal onderbreekt de remingreep.
Na een noodstop tot stilstand is voorzichtig
verder rijden naar het obstakel mogelijk. Voor het aftasten het gaspedaal licht indrukken enopnieuw loslaten.
Bij het dieper indrukken van het gaspedaal rijdt de auto op normale manier weg. Handmatig remmen is op ieder moment mogelijk.
Het systeem maakt gebruik van de ultrasone
sensoren van de PDC en parkeerassistent.
Veiligheidsaanwijzing WAARSCHUWING
Het systeem ontlast u niet van persoonj
lijke verantwoordelijkheid om de verkeerssituaj
tie juist in te schatten. Er bestaat gevaar voor
ongevallen. Rijstijl aan de verkeerssituatie aanj
passen. Verkeerssituatie en gebied rond de
auto door goed kijken extra controleren en in
de betreffende situatie actief ingrijpen.'

Page 213 of 389

Algemeen
Het systeem maakt gebruik van de ultrasone
sensoren van de PDC en parkeerassistent.
Weergave
Ter bescherming van de flanken van de auto
worden hindernismarkeringen aan de zijkant
van de auto weergegeven.
'yGekleurde markeringen: waarschuwing
voor herkende obstakels.'yGrijze markeringen, gearceerd vlak: er werj
den geen obstakels herkend.'yGeen markeringen, zwart vlak: het gebied naast de auto werd nog niet geregistreerd.
Beperkingenvandeflankbescherming
Het systeem geeft alleen stilstaande obstakels
aan, die eerder bij het langsrijden door de senj
soren herkend zijn.
Het systeem herkent niet of een obstakel naj
derhand beweegt. De markeringen worden bij
stilstand na een bepaalde tijd zwart weergegej
ven. Het gebied naast de auto moet opnieuw
worden geregistreerd.
Bij een bezette aanhangwagencontactdoos is
de flankbescherming niet beschikbaar.
Grenzenvanhetsysteem
Veiligheidsaanwijzing WAARSCHUWING
Het systeem kan in verband met de sysj
teemgrenzen onjuist of niet reageren. Er bej
staat kans op een ongeval of schade. De aanj
wijzingen over de grenzen van het systeem in
acht nemen en eventueel actief ingrijpen.'

Page 214 of 389

'yBij hoger gelegen en uitstekende objecten,
bijvoorbeeld muuruitsparingen of bagage.'yBij objecten met hoeken, randen en gladde vlakken.'yBij objecten met een dunne oppervlakte of
structuur, bijvoorbeeld hekken.'yBij objecten met poreuze oppervlakken.'yBij uitstekende lading.'yBij kleine en lage objecten, bijvoorbeeld kisten.'yBij obstakels en personen aan de rand vande rijbaan.'yBij zachte of met schuimstof omhulde objstakels.'yBij planten of struiken.'yReeds weergegeven, lage objecten, bijjvoorbeeld stoepranden, kunnen in hetdode bereik van de sensoren komen voorj
dat of nadat reeds een ononderbroken gej
luidssignaal klinkt.'yHet systeem houdt geen rekening met uitj stekende lading.
Loosalarm
Het systeem kan onder de volgende omstanj digheden een waarschuwing weergeven, hoej wel er zich geen obstakel in het detectiegebied
bevindt:
'yBij zware regenval.'yBij sterke verontreiniging van of ijsvorming op de sensoren.'yBij met sneeuw bedekte sensoren.'yBij ruw wegdek.'yBij oneffenheden in het wegdek, bijvoorjbeeld verkeersdrempels.'yIn grote, rechthoekige gebouwen metgladde muren, bijvoorbeeld ondergrondsegarages.'yIn wasinstallaties en wasstraten.'yDoor sterke uitlaatgassen.'yBij scheefzittende afdekking van de trekjhaak.'yDoor andere ultrasone bronnen, bijvoorj
beeld veegmachines, stoomstraalreinigers of tl-lampen.
Om onterechte waarschuwingen te beperken,het automatisch inschakelen van de PDC bij
herkende obstakels eventueel uitschakelen,
bijvoorbeeld in de wasstraat, zie pagina 210.
Storing Er wordt een Check-Control-melding weergej
geven.
Een wit symbool wordt weergegeven
en het detectiegebied van de sensoren
wordt donker weergegeven op het
Control Display.
PDC is uitgevallen. Het systeem door een Serj vice Partner van de fabrikant of een andere gejkwalificeerde Service Partner of specialist lajten controleren.
ZonderSurroundView:
achteruitrijcamera
Principe De achteruitrijcamera helpt bij het achterj
waarts inparkeren en manoeuvreren. Hiertoe
wordt het gebied achter de auto op het Control Display weergegeven.
Veiligheidsaanwijzing WAARSCHUWING
Het systeem ontlast u niet van persoonj
lijke verantwoordelijkheid om de verkeerssituaj
tie juist in te schatten. Er bestaat gevaar voor ongevallen. Rijstijl aan de verkeerssituatie aanj
passen. Verkeerssituatie en gebied rond de
auto door goed kijken extra controleren en in
de betreffende situatie actief ingrijpen.'

Page 215 of 389

Overzicht
Bijovereenkomstigeuitvoering:toets
indeauto
Toets parkeerassistent
Camera
De cameralens zit in de handgreeplijst van de
kofferklep.
Door vuil kan de beeldkwaliteit minder worden. Zo nodig de cameralens reinigen.
In-/uitschakelen
Automatischinschakelen
Het systeem wordt automatisch ingeschakeld
wanneer bij draaiende motor keuzehendelj stand R wordt ingeschakeld.
Automatischuitschakelenbij
vooruitrijden
Het systeem wordt bij overschrijding van een
bepaalde afstand of een bepaald snelheidsbej
reik uitgeschakeld.
Indien nodig het systeem weer inschakelen.
Bijovereenkomstigeuitvoering:
handmatigin-/uitschakelen
Toets parkeerassistent indrukken.'yAan: LED brandt.'yUit: LED dooft.
Op het Control Display wordt PDC weergegej
ven.
Als de toets parkeerassistent wordt ingedrukt,
terwijl de achteruitversnelling is ingeschakeld,
wordt het beeld van de achteruitrijcamera
weergegeven.
WeergaveviaiDrivewisselen
Bij geactiveerd PDC:
"Achteruitrijcamera"
Het beeld van de achteruitrijcamera wordt
weergegeven.
Voorwaardenvooreencorrecte
werking
'yAchteruitrijcamera is ingeschakeld.'yKofferklep is volledig gesloten.'yHet detectiegebied van de camera vrijhouj
den. Uitstekende bagage of dragersystej
men en aanhangwagens, die niet op een aanhangwagencontactdoos aangeslotenzijn, kunnen het detectiegebied van de cajmera beperken.
Assistentiefuncties
Algemeen
Er kunnen meerdere assistentiefuncties tegej lijkertijd actief zijn.
De assistentiefuncties kunnen handmatig worj den geactiveerd.
'y "Parkeerhulplijnen"
Manoeuvreer- en bochtlijnen worden
weergegeven, zie pagina 216.Seite 215RijhulpsystemenBediening215
Online Edition for Part no. 01402978621 - II/17

Page 216 of 389

'y "Obstakelmarkering"
Bij overeenkomstige uitvoering worden de
door PDC herkende obstakels worden
door markeringen weergeven, zie paj gina 216.'y "Zoom trekhaak"
Zoom op trekhaak wordt weergegeven, zie pagina 216.
Parkeerhulplijnen
Manoeuvreerlijnen
De manoeuvreerlijnen helpen u de benodigderuimte bij het parkeren en manoeuvreren op
vlak wegdek in te schatten.
Manoeuvreerlijnen zijn afhankelijk van de acj
tuele stuuruitslag en worden bij stuurwielbej
wegingen continu aangepast.
Bochtlijnen
De bochtlijnen kunnen alleen samen met maj
noeuvreerlijnen in het camerabeeld worden
geprojecteerd.
De bochtlijnen geven het verloop van de
kleinst mogelijke draaicirkel op een vlak wegj dek aan.
Vanaf een bepaalde stuurwieluitslag wordt alj leen een bochtlijn getoond.
Inparkerenaandehandvanmanoeuvreer- enbochtlijnen1.Auto zodanig opstellen, dat de rode bochtj
lijnen binnen de begrenzing van de parj
keerplaats vallen.2.Stuurwiel dusdanig draaien dat de groene
manoeuvreerlijn de betreffende bochtlijn overdekt.
Obstakelmarkering
Bij overeenkomstige uitvoering worden obstajkels achter de auto worden geregistreerd doorde PDC-sensoren.
Obstakelmarkeringen kunnen in het beeld van
de achteruitrijcamera worden geprojecteerd.
Het kleurpatroon van de obstakelmarkeringen
komt overeen met de markeringen van de
PDC.
Zoomoptrekhaak
Om het aankoppelen van een aanhangwagen te vergemakkelijken, kan het camerabeeld van
de trekhaak vergroot worden weergegeven.
Seite 216BedieningRijhulpsystemen216
Online Edition for Part no. 01402978621 - II/17

Page 217 of 389

De afstand van de aanhangwagen tot de aanj
hangerkoppeling kan met behulp van twee staj tische cirkelsegmenten worden geschat.
Een van de stuuruitslag afhankelijke koppej
lingslijnen helpt de aanhangwagen in lijn te
brengen met uw trekhaak.
Helderheidencontrastinstellenvia
iDrive
Bij ingeschakelde achteruitrijcamera:
1.Controller naar links kantelen.2.'y "Helderheid"'y "Contrast"3.Stel de gewenste waarde in.
Grenzenvanhetsysteem
Gedeactiveerdecamera Als de camera gedeactiveerd is, bijvoorbeeld
bij geopend kofferdeksel, wordt het cameraj
beeld grijs gearceerd weergegeven.
Herkenningvanobjecten
Zeer lage obstakels of hoger liggende, vooruitj
stekende objecten, bijvoorbeeld uitspringende muren, kunnen niet door het systeem worden
waargenomen.
Bij overeenkomstige uitvoering houden enkele
assistentiefuncties ook rekening met PDC-gej
gevens.
Aanwijzingen in het hoofdstuk Park Distance
Control PDC in acht nemen.
De op het Control Display getoonde objecten
kunnen in bepaalde omstandigheden dichterbij
zijn dan het lijkt. Schat de afstand tot de objecj
ten daarom niet vanaf het display.
SurroundView
Principe Het systeem biedt ondersteuning bij het inparjkeren en manoeuvreren. Hiertoe wordt het gej bied rondom uw auto op het Control Displayweergegeven.
Algemeen
Diverse camera's registreren het gebied aan
de hand van verschillende selecteerbare perj spectieven. Tevens worden assistentiefuncj
ties, bijvoorbeeld hulplijnen, in het display
weergegeven.
De volgende cameraperspectieven kunnen worden weergegeven:'yAutomatisch cameraperspectief, zie paj gina 219: overeenkomstig de betreffende
rijsituatie toont het systeem automatisch
het geschikte cameraperspectief.'yAchteruitrijcamera, zie pagina 219: voor
de weergave van het gebied achter de
auto.'yFlankaanzicht rechts en links, zie paj gina 221: voor de weergave van de gebiej
den aan de zijkant van de auto.'yVia iDrive beweeglijk cameraperspectief,
zie pagina 219.'yPanorama View, zie pagina 222: voor de
weergave van kruisend verkeer, bijvoorj beeld bij kruisingen en uitritten, afhankelijk
van de ingeschakelde versnelling.
Afhankelijk van het aanzicht wordt de omgej
ving van de auto of een deelgebied weergegej
ven.
Seite 217RijhulpsystemenBediening217
Online Edition for Part no. 01402978621 - II/17

Page 218 of 389

VeiligheidsaanwijzingWAARSCHUWING
Het systeem ontlast u niet van persoonj
lijke verantwoordelijkheid om de verkeerssituaj
tie juist in te schatten. Er bestaat gevaar voor
ongevallen. Rijstijl aan de verkeerssituatie aanj
passen. Verkeerssituatie en gebied rond de
auto door goed kijken extra controleren en in
de betreffende situatie actief ingrijpen.'

Page 219 of 389

Automatischuitschakelenbij
vooruitrijden
Het systeem wordt bij overschrijding van een bepaalde afstand of een bepaald snelheidsbej
reik uitgeschakeld.
Indien nodig het systeem weer inschakelen.
Cameraperspectief
Overzicht1Functiebalk2Selectievenster3Flankaanzicht4Automatisch cameraperspectief5Beweeglijk cameraperspectief6Camerabeeld7Achteruitrijcamera
Selectievenster
In het selectievenster kunnen de afzonderlijke
cameraperspectieven via iDrive worden gesej
lecteerd.
Flankaanzicht
Het flankaanzicht kan voor de rechter- of linj
kerzijde van de auto worden geselecteerd.
Dit aanzicht helpt bij het manoeuvreren van de
auto langs de stoeprand of bij andere zijdej
lingse obstakels door de weergave van de omj
geving opzij van de auto.
Het flankaanzicht kijkt van achteren naar voren
en focust zich bij gevaar automatisch op moj
gelijke obstakels.
Automatischcameraperspectief
Het automatische cameraperspectief toont
een stuurhoekafhankelijk aanzicht in de betrefj
fende rijrichting.
Dit perspectief wordt aangepast aan de betrefj
fende rijsituatie.
Zodra er obstakels worden herkend, schakelt het aanzicht om naar een vaste weergave van
het gebied voor of achter de bumper of indien
nodig naar een flankaanzicht.
Beweeglijkcameraperspectief Bij het selecteren van bewegende cameraperj
spectieven wordt op het Control Display een
cirkelvormige baan weergegeven.
Door aan de controller te draaien of via de
touchfunctie kunnen voorgedefinieerde perj
spectieven op de cirkelvormige baan worden
geselecteerd.
Het actuele perspectief wordt aangegeven door een camerasymbool.
Met BMW gebarensturing: Het bewegelijke caj
meraperspectief kan met de BMW gebarenj
sturing, zie pagina 28, op de cirkelvormige
baan worden bewogen.
Om de cirkelvormige baan te verlaten de conj
troller opzij kantelen en indrukken of via het touchscreen het actieve camerasymbool aanjtippen.
Achteruitrijcamera
Dit aanzicht toont het beeld van de achteruitrijj camera.
Functiebalk
Via de taakbalk kunnen assistentiefuncties
worden geactiveerd, zie pagina 220, en instelj
lingen uitgevoerd worden.'y "Parkeerassistent", zie pagina 224.'y "Helderheid", zie pagina 223.'y "Contrast", zie pagina 223.'y "Parkeerhulplijnen", zie pagina 220.Seite 219RijhulpsystemenBediening219
Online Edition for Part no. 01402978621 - II/17

Page 220 of 389

'y "Obstakelmarkering", zie pagina 220.'y "Zoom trekhaak", zie pagina 221.'y "Wasinstallatie", zie pagina 221.'y "Instellingen": instellingen uitvoeren,
bijvoorbeeld voor gebruik van de activej ringspunten bij Panorama View.
Assistentiefuncties
Algemeen
Er kunnen meerdere assistentiefuncties tegej lijkertijd actief zijn.
De volgende assistentiefuncties kunnen handj
matig worden geactiveerd:
'y "Parkeerhulplijnen"'y "Obstakelmarkering"'y "Zoom trekhaak"'y "Wasinstallatie"
De volgende assistentiefuncties worden autoj matisch weergegeven:
'yFlankbescherming, zie pagina 221.'yPortieropeningshoek, zie pagina 221.
Parkeerhulplijnen
Manoeuvreerlijnen
De manoeuvreerlijnen helpen u de benodigderuimte bij het parkeren en manoeuvreren op
vlak wegdek in te schatten.
Manoeuvreerlijnen zijn afhankelijk van de acj
tuele stuuruitslag en worden bij stuurwielbej
wegingen continu aangepast.
Bochtlijnen
De bochtlijnen kunnen alleen samen met maj
noeuvreerlijnen in het camerabeeld worden
geprojecteerd.
De bochtlijnen geven het verloop van de
kleinst mogelijke draaicirkel op een vlak wegj dek aan.
Vanaf een bepaalde stuurwieluitslag wordt alj leen een bochtlijn getoond.
Inparkerenaandehandvanmanoeuvreer- enbochtlijnen
1.Auto zodanig opstellen, dat de rode bochtj
lijnen binnen de begrenzing van de parj
keerplaats vallen.2.Stuurwiel dusdanig draaien dat de groene
manoeuvreerlijn de betreffende bochtlijn overdekt.
Obstakelmarkering
Obstakels achter de auto worden geregij
streerd door de PDC-sensoren.
Obstakelmarkeringen kunnen in het cameraj beeld worden geprojecteerd.
Seite 220BedieningRijhulpsystemen220
Online Edition for Part no. 01402978621 - II/17

Page:   < prev 1-10 ... 171-180 181-190 191-200 201-210 211-220 221-230 231-240 241-250 251-260 ... 390 next >