BMW 8 SERIES GRAN COUPE 2022 Instructieboekjes (in Dutch)

Het
adaptieve
M
onderstel
Professional
omvatde
volgende
systemen:'xVerlaagd
sportonderstel.'xAdaptieve
M-wielophanging.'xActieve
rolstabiliteitsregeling.
Algemeen
Voor
de
actieve
regeling
wordt
de
beschikbare informatie,
bijv.
uit
het
navigatiesysteem
of
de
rijstijlanalyse,
gebruikt.
Met
deze
informatie
wordt
de
aansturing
van
de volgende
systemen
be

KlimaatregelingUitrusting
van
de
auto
In
dit
hoofdstuk
worden
alle
standaard,
landspejcifieke
en
speciale
uitrustingen
beschreven
die
inde
modelserie
aangeboden
worden.
Daarom
worden
er
ook
uitrustingen
en
functies
beschrej ven
die
niet
in
een
voertuig
beschikbaar
zijn,
bijv.omwille
van
de
geselecteerde
speciale
opties
of
landuitvoering.
Dat
geldt
ook
voor
veiligheidsrelej vante
functies
en
systemen.
Bij
gebruik
van
deze
functies
en
systemen
moeten
de
geldende
wetj
ten
en
voorschriften
worden
nageleefd.
Interieurluchtkwaliteit
De
luchtkwaliteit
in
de
auto
wordt
verbeterd
door de
volgende
componenten:
'xInterieur
met
emissiecontrole.'xMicrofilter.'xKlimaatregeling
om
temperatuur,
luchtstroom
en
luchtrecirculatiefunctie
te
regelen.
Afhankelijk
van
de
uitrusting:
'xMicrofilter/actieve-koolstoffilter.'xAutomatische
luchtrecirculatieregeling
AUC.'xStandventilatie.Airconditioning
Overzicht
Toetsen
in
de
auto
Airconditioningsfuncties
ToetsFunctieTemperatuur.Maximaal
koelen.AUTO-programma.Luchtrecirculatiefunctie.Luchthoeveelheid,
handmatig.
Intensiteit
AUTO-programma.Luchtverdeling,
handmatig.Ontwasemingsfunctie.Achterruitverwarming.Afhankelijk
van
de
uitrusting:Seite
302BEDIENING,limaatregeling302
Online
Edition
for
Part
no.
01405A2CC68
-
II/21

ToetsFunctieStoel-
en
armsteunverwarming,
zie
pagina
138.OfActieve
stoelventilatie,
zie
paj
gina
139.Koelfunctie.
Menu
Klimaatregeling
oproepen,
bijv.
voor
de
volgende
instellinj
gen:
temperatuuraanpassing
boj
venlichaam,
standventilatie.
De
afzonderlijke
functies
kunnen
ook
spraakgej stuurd
worden
bediend,
bijv.
temperatuur.
Menu
Klimaatregeling
oproepen Toets
aan
de
bovenkant
indrukken.
Het
menu
Klimaatregeling
wordt
weergegeven. De
volgende
klimaatregelingsfuncties
kunnen
viahet
menu
Klimaatregeling
worden
opgeroepen:
'xLuchtkwaliteit.'xVerwarming/ventilatie.'xStandventilatie/interieurvoorverwarming.
Voor
sommige
klimaatregelingsfuncties
kunnen
individuele
instellingen
worden
gewijzigd,
bijv.
in-/uitschakelen,
intensiteit
instellen.
Airconditioningsfuncties
in-/uitschakelen
Inschakelen Op
een
van
de
volgende
toetsen
drukken:
'xTemperatuur.'xKoelfunctie.'xMaximaal
koelen.'xAUTO-programma.'xLuchtrecirculatiefunctie.'xBovenste
toetszijde
luchthoeveelheid,
handjmatig.'xLuchtverdeling,
handmatig.'xVoorruit
ontdooien.
Uitschakelen
Compleet
systeem:
'xToets
aan
de
bestuurderszijde:
De
toets
onderaan
ingedrukt
houden
tot
de
automatische
airconditioning
wordt
uitgeschakeld.'xToets
aan
de
passagierszijde:
De
toets
onderaan
ingedrukt
houj
den.
Temperatuur
Principe De
automatische
airconditioning
koelt
of
verj
warmt
tot
de
ingestelde
temperatuur
en
houdt de
temperatuur
dan
constant.
Temperatuur
instellen
Via
toets:
Duw
op
het
onderste
of
bovenste
deelvan
de
toets
om
de
gewenste
temperaj
tuur
in
te
stellen.
Via
iDrive:
1.CAR2.Instellingen3.Klimaatcomfort4.Verwarming/ventilatie5.Bestuurder
of
Voorpassagier6.Temperatuur:7.Gewenste
temperatuur
instellen.8.OK
Wisselingen
tussen
verschillende
temperatuurinj
stellingen
kort
achter
elkaar
voorkomen.
De
airj
conditioning
met
elektronische
temperatuurrej
Seite
303,limaatregelingBEDIENING303
Online
Edition
for
Part
no.
01405A2CC68
-
II/21

geling
heeft
dan
niet
voldoende
tijd
om
de
ingestelde
temperatuur
te
regelen.
Verluchtingstemperatuur Algemeen
De
temperatuur
van
de
luchtstroom
ter
hoogte
van
het
bovenlichaam
kan
worden
ingesteld.
De
luchtstroom
ter
hoogte
van
het
bovenlichaamis
merkbaar
koel
of
warm,
afhankelijk
van
de
inj
gestelde
temperatuur.
De
ingestelde
interieurtemperatuur
voor
bestuurj der
en
passagier
wordt
daardoor
niet
gewijzigd.
Temperatuur
van
de
ventilatie
instellen1.CAR2.Instellingen3.Klimaatcomfort4.Verwarming/ventilatie5.Bestuurder
of
Voorpassagier6.Temperatuuraanpassing7.Gewenste
temperatuur
instellen.
De
temperatuuraanpassing
gebeurt
individueel, bijv.
kouder
in
de
richting
van
blauw
en
warmer
in
de
richting
van
rood.
Koelfunctie PrincipeDe
lucht
in
het
interieur
wordt
gekoeld,
gedroogd
en
afhankelijk
van
de
temperatuurinstelling
weer
verwarmd.
Voorwaarden
voor
een
correcte
werking
De
koeling
van
het
interieur
is
alleen
bij
ingej
schakelde
rijden-stand-by
mogelijk.
Koelfunctie
in-/uitschakelen Via
toets:
Toets
aan
de
onderkant
indrukken.
Via
iDrive:1.CAR2.Instellingen3.Klimaatcomfort4.Verwarming/ventilatie5.Klimatisering
(A/C)
Na
het
activeren
van
de
rijden-stand-by
kunnen afhankelijk
van
de
weersomstandigheden
de
voorruit
en
de
zijruiten
korte
tijd
beslaan.
In
het
AUTO-programma
wordt
automatisch
de
koelfunctie
ingeschakeld.
Door
het
koelen
ontstaat
condenswater
dat
onj
der
het
voertuig
wegloopt.
Maximaal
koelen PrincipeHet
systeem
is
bij
ingeschakelde
rijden-stand-by
ingesteld
op
de
laagste
temperatuur,
de
optimale
luchthoeveelheid
en
de
luchtrecirculatiestand.
Voorwaarden
voor
een
correcte
werking
De
functie
is
boven
een
buitentemperatuur
van
ca.
0


AUTO-programmaPrincipeHet
AUTO-programma
koelt,
verlucht
of
verj
warmt
het
interieur
automatisch.
Daarnaast
worden
de
luchthoeveelheid,
de
luchtj verdeling
en
de
temperatuur
automatisch
gerej
geld
in
functie
van
de
binnentemperatuur,
de
inj
gestelde
gewenste
temperatuur
en
de
geselecteerde
intensiteit.
Automatisch
programma
in-/
uitschakelen
Via
toets:
Toets
indrukken.
De
led
van
de
toets
brandt
bij
een
ingej
schakeld
automatisch
programma.
Via
iDrive:1.CAR2.Instellingen3.Klimaatcomfort4.Verwarming/ventilatie5.Bestuurder
of
Voorpassagier6.Automatisch
programma
Afhankelijk
van
de
gekozen
instellingen
en
van
de
externe
invloeden
wordt
de
lucht
naar
de voorruit,
de
zijruiten,
in
de
richting
van
het
bovenjlichaam
en
naar
de
beenruimte
gevoerd.
De
ventilatieroosters
aan
de
zijkant
op
de
zijruij ten
uitrichten.
In
het
automatische
programma
wordt
de
koelj
functie
ingeschakeld.
Een
condenssensor
regelt
tegelijkertijd
het
proj gramma
zodanig,
dat
het
beslaan
van
de
ruiten
zo
veel
mogelijk
wordt
voorkomen.
Het
automatische
programma
wordt
automatisch
uitgeschakeld
wanneer
de
luchtverdeling
handj matig
wordt
ingesteld.
Intensiteit
van
de
luchthoeveelheid
regelen
Bij
ingeschakeld
AUTO-programma
kan
de
injtensiteit
worden
ingesteld.
Hiermee
wordt
de
auj
tomatische
regeling
voor
de
luchthoeveelheid
veranderd.
Via
toets:
Toets
onderaan
of
bovenaan
indrukken:intensiteit
verkleinen
of
vergroten.
Via
iDrive:1.CAR2.Instellingen3.Klimaatcomfort4.Verwarming/ventilatie5.Bestuurder
of
Voorpassagier6.Stand7.Gewenste
intensiteit
instellen.
De
geselecteerde
intensiteit
wordt
op
het
aircoj
display
weergegeven.
Automatische
luchtrecirculatieregeling
Principe De
automatische
luchtrecirculatieregeling
herjkent
schadelijke
stoffen
in
de
buitenlucht.
De
toevoer
van
buitenlucht
wordt
geblokkeerd
en
de
binnenlucht
wordt
gerecirculeerd.
Algemeen
Als
het
systeem
is
geactiveerd,
herkent
een
senj sor
schadelijke
stoffen
in
de
buitenlucht
en
regelt de
blokkering
automatisch.
Als
het
systeem
is
gedeactiveerd,
stroomt
perj
manent
buitenlucht
het
interieur
binnen.
Bij
continu
ingeschakelde
luchtrecirculatie
verj
slechtert
de
luchtkwaliteit
in
de
auto
en
beslaan
de
ruiten
steeds
meer.
Bij
het
beslaan
van
de
ruiten
de
luchtrecirculatiej
functie
uitschakelen
of
de
ruiten
ontwasemen.
Seite
305,limaatregelingBEDIENING305
Online
Edition
for
Part
no.
01405A2CC68
-
II/21

Automatische
luchtrecirculatieregeling
in-/
uitschakelen1.CAR2.Instellingen3.Klimaatcomfort4.Luchtkwaliteit5.Automatisch
Luchtrecirculatiefunctie
Principe Bij
sterk
verontreinigde
buitenlucht
kunt
u
de
toevoer
van
buitenlucht
tijdelijk
afsluiten.
De lucht
in
het
interieur
wordt
dan
gerecirculeerd.
Bij
een
uitgeschakelde
luchtrecirculatiefunctie
wordt
frisse
lucht
in
het
interieur
geleid.
Luchtrecirculatiemodus
in-/
uitschakelen
Via
toets:
Toets
indrukken.
De
LED
van
de
toets
brandt
bij
een
inj
geschakelde
luchtrecirculatiemodus.
Via
iDrive:
1.CAR2.Instellingen3.Klimaatcomfort4.Luchtkwaliteit5.Gewenste
instelling
selecteren:'xRecirculatielucht'xFrisse
lucht
De
luchtrecirculatiefunctie
schakelt
afhankelijkvan
de
omgevingsomstandigheden
na
enige
tijd
automatisch
uit,
om
beslaan
van
de
ruiten
te
voorkomen.
Bij
continu
ingeschakelde
luchtrecirculatie
verj
slechtert
de
luchtkwaliteit
in
de
auto
en
beslaan
de
ruiten
steeds
meer.
Bij
het
beslaan
van
de
ruiten
de
luchtrecirculatiej
functie
uitschakelen
of
de
ruiten
ontwasemen.
Luchthoeveelheid
handmatig
Principe De
luchthoeveelheid
voor
de
klimaatregeling
kan
handmatig
ingesteld
worden.
Algemeen
Om
de
luchthoeveelheid
handmatig
te
kunnen
instellen,
eerst
het
AUTO-programma
uitschakej len.
Luchthoeveelheid
handmatig
instellen
Toets
onderaan
of
bovenaan
indrukken:
intensiteit
verkleinen
of
vergroten.
De
geselecteerde
luchthoeveelheid
wordt
op
het
aircodisplay
weergegeven.
De
luchthoeveelheid
wordt
eventueel
tot
aan
het
uitschakelen
gereduceerd
om
de
accu
te
ontj zien.
Luchtverdeling
handmatig
Principe De
luchtverdeling
voor
de
klimaatregeling
kanhandmatig
ingesteld
worden.
Luchtverdeling
handmatig
instellen Toets
herhaaldelijk
indrukken.
De
gejwenste
instelling
selecteren:'xRuiten,
ter
hoogte
van
het
bovenlichaam
en
beenruimte.'xTer
hoogte
van
het
bovenlichaam
en
de
beenruimte.'xBeenruimte.'xRuiten
en
beenruimte.'xRuiten.Seite
306BEDIENING,limaatregeling306
Online
Edition
for
Part
no.
01405A2CC68
-
II/21

'xRuiten
en
ter
hoogte
van
het
bovenlichaam.'xTer
hoogte
van
het
bovenlichaam.
De
geselecteerde
luchtverdeling
wordt
op
het
aircodisplay
weergegeven.
SYNC-programma
Principe
Met
het
SYNC-programma
kunnen
instellingen van
de
bestuurderszijde
worden
overgedragen
naar
de
passagierszijde
en
achterin.
SYNC-programma
in-/uitschakelen
1.CAR2.Instellingen3.Klimaatcomfort4.Synchroniseren
Afhankelijk
van
de
uitrusting
kunnen
de
volgendeinstellingen
aan
de
bestuurderszijde
worden
overgebracht
naar
de
passagierszijde
en
naar
achterin:
'xTemperatuur.'xLuchthoeveelheid.'xLuchtverdeling.'xAUTO-programma.
Het
programma
wordt
automatisch
uitgeschaj keld
als
instellingen
aan
passagierszijde
of
achjterin
worden
gewijzigd.
OntwasemingsfunctiePrincipeIJs
en
condens
verdwijnen
snel
van
de
voorruit
en
voorste
zijruiten.
Ontwasemingsfunctie
in-/
uitschakelen
Toets
indrukken.
De
led
van
de
toets
brandt
bij
een
ingej
schakeld
systeem.
De
luchthoeveelheid
kan
bij
een
ingeschakeld
systeem
handmatig
worden
aangepast.
Bij
het
beslaan
van
de
ruiten
het
automatischeprogramma
of
de
koelfunctie
inschakelen
om
devoordelen
van
de
condenssensor
te
benutten.Ervoor
zorgen
dat
er
lucht
naar
de
voorruit
kan
stromen.
Achterruitverwarming
Principe IJs
en
condens
worden
snel
van
de
achterruit
verwijderd.
Voorwaarden
voor
een
correcte
werking
De
functie
is
beschikbaar
bij
een
ingeschakelde
rijden-stand-by.
Achterruitverwarming
in-/
uitschakelen
Toets
indrukken.
De
led
brandt
bij
eeningeschakelde
achterruitverwarming.
De
achterruitverwarming
wordt
na
enige
tijd
auj tomatisch
uitgeschakeld.
Micro-/actieve-koolstoffilter De
microfilter
filtert
stof
en
pollen
uit
de
binnenjstromende
lucht.
De
actieve-koolstoffilter
reinigt
ook
de
binnenkoj
mende
buitenlucht
van
gasvormige
schadelijke stoffen.
Deze
gecombineerde
filter
bij
het
onderhoud
van
de
auto
laten
vervangen.
Ventilatie
PrincipeDe
richting
van
de
luchtstromen
kan
individueel
voor
een
directe
of
indirecte
ventilatie
worden
inj gesteld.
Seite
307,limaatregelingBEDIENING307
Online
Edition
for
Part
no.
01405A2CC68
-
II/21

Ventilatie
instellen
Algemeen
De
ventilatieroosters
openen
en
uitrichten
om
een
doeltreffende
klimaatregeling
te
garanderen.
Directe
ventilatie De
luchtstroom
direct
op
de
inzittenden
richten.De
luchtstroom
is
merkbaar
koel
of
warm,
afhanjkelijk
van
de
ingestelde
temperatuur.
Indirecte
ventilatie De
luchtstroom
niet
direct
op
de
inzittenden
richj
ten.
Het
interieur
wordt
indirect
verwarmt
of
gej
koeld,
afhankelijk
van
de
ingestelde
temperatuur.
Ventilatie,
voor'xHendel
voor
aanpassen
van
de
uitstroomrichj
ting,
pijlen
1.'xGekartelde
knop
voor
het
traploos
openen
en sluiten
van
de
uitstroomopeningen,
pijl
2.Ventilatie
achterin,
midden'xHendel
voor
aanpassen
van
de
uitstroomrichj
ting,
pijlen
1.'xGekartelde
knop
voor
het
traploos
openen
en sluiten
van
de
uitstroomopeningen,
pijl
2.'xGekartelde
knop
voor
het
variëren
van
de
temperatuur,
pijl
3.
Naar
blauw:
kouder.
Naar
rood:
warmer.
Automatische
airco
achterin
Overzicht
Toetsen
in
de
auto
Seite
308BEDIENING,limaatregeling308
Online
Edition
for
Part
no.
01405A2CC68
-
II/21

AirconditioningsfunctiesToetsFunctieTemperatuur.Maximaal
koelen.AUTO-programma.Luchthoeveelheid,
handmatig.
Intensiteit
automatisch
proj
gramma.Luchtverdeling,
handmatig.Stoelverwarming,
zie
paj
gina
138.
Airconditioningsfuncties
in-/
uitschakelen
Voorwaarden
voor
een
correcte
werking
De
automatische
airco
achterin
is
niet
gebruiksj klaar
als
de
airconditioning
met
elektronischetemperatuurregeling
is
uitgeschakeld
of
de
volj
gende
functie
actief
is:
ruiten
ontdooien
en
ontj wasemen.
Via
iDrive
in-/uitschakelen
1.CAR2.Instellingen3.Klimaatcomfort4.Verwarming/ventilatie5.Tweede
rij
stoelen6.Verwarming/koeling
activeren
Via
de
toets
inschakelen
Op
een
van
de
volgende
toetsen
drukken:
'xTemperatuur.'xMaximaal
koelen.'xAUTO-programma.'xBovenste
toetszijde
luchthoeveelheid,
handj matig.'xLuchtverdeling,
handmatig.
Via
de
toets
uitschakelen
Onderste
deel
van
de
toets
ingedrukt
houden.
Temperatuur
Principe De
automatische
airconditioning
koelt
of
verj
warmt
tot
de
ingestelde
temperatuur
en
houdt
de
temperatuur
dan
constant.
Temperatuur
instellen
Via
toets:
Duw
op
het
onderste
of
bovenste
deelvan
de
toets
om
de
gewenste
temperaj
tuur
in
te
stellen.
Via
iDrive:
1.CAR2.Instellingen3.Klimaatcomfort4.Verwarming/ventilatie5.Tweede
rij
stoelen6.Temp.
links:
of
Temp.
rechts:7.Gewenste
temperatuur
instellen.
De
geselecteerde
temperatuur
wordt
op
het
airj codisplay
weergegeven.
Een
wissel
tussen
verschillende
temperatuurinj stellingen
kort
na
elkaar
vermijden.
De
aircondij
tioning
met
elektronische
temperatuurregeling
heeft
dan
niet
voldoende
tijd
om
de
ingestelde temperatuur
te
regelen.
Seite
309,limaatregelingBEDIENING309
Online
Edition
for
Part
no.
01405A2CC68
-
II/21

Maximaal
koelenPrincipe
Het
systeem
is
bij
ingeschakelde
rijden-stand-by
ingesteld
op
de
laagste
temperatuur,
de
optimale luchthoeveelheid
en
de
luchtrecirculatiestand.
Voorwaarden
voor
een
correcte
werking
De
functie
is
boven
een
buitentemperatuur
van
ca.
0