BMW I3 2017 Instructieboekjes (in Dutch)

Page 101 of 253

VerlichtingUitrustingvandeautoIn dit hoofdstuk worden alle standaard, landsj
pecifieke en speciale uitrustingen beschreven
die in de modelserie aangeboden worden. Er worden daarom ook uitrustingen beschrevendie in een auto, bijvoorbeeld vanwege de
landspecifieke of gekozen speciale uitrusting
niet beschikbaar zijn. Dat geldt ook voor veiligj heidsrelevante functies en systemen. Bij gej
bruik van deze functies en systemen moeten
de geldende wetten en voorschriften worden
nageleefd.
Overzicht Schakelaarsindeauto
De lichtschakelaar bevindt zich naast het
stuurwiel.
SymboolFunctieMistachterlichtAutomatische verlichtingsregelingLicht uit
DagrijlichtSymboolFunctieStadslichtDimlichtHandmatige koplampverstelling bij
halogeenkoplampenInstrumentenverlichting
Stads-,dim-enparkeerlicht
Algemeen
Schakelaarstand:
, ,
De buitenverlichting wordt automatisch uitgej
schakeld als bij uitgeschakelde gereedheid het bestuurdersportier wordt geopend.
Stadslicht
Schakelaarstand:

De auto is rondom verlicht.
Stadslicht niet gedurende een langere tijd inj geschakeld laten, anders wordt de accu ontlaj
den en kan de rijden-stand-by eventueel niet
meer worden ingeschakeld.
Voor het parkeren het eenzijdige parkeerlicht,
zie pagina 102, inschakelen.
Dimlicht
Schakelaarstand:

Dimlicht brandt bij ingeschakelde gereedheid.
Seite 101VerlichtingBediening101
Online Edition for Part no. 01402978820 - II/17

Page 102 of 253

Parkeerlicht
Principe De stadslichten kunnen aan één zijde als parj
keerlicht worden ingeschakeld.
Inschakelen
Bij uitgeschakelde gereedheid de hendel circa 2 seconden door het drukpunt heen naar boj
ven of naar beneden drukken.
Uitschakelen
De hendel in tegengestelde richting kort tot
het drukpunt drukken.
Begroetings-en
thuiskomverlichting
Begroetingsverlichting
Algemeen
Afhankelijk van de uitvoering worden sommige verlichtingsfuncties bij het ontgrendelen vande auto eventueel afhankelijk van de omgej
vingslichtsterkte kort ingeschakeld.
Inschakelen/uitschakelen Schakelaarstand:
,
Via iDrive:
1."Instellingen"2."Licht"3."Begroetingsverlichting"De instelling wordt voor het momenteel gej bruikte profiel opgeslagen.
Thuiskomverlichting
Algemeen
Dimlicht brandt nog een bepaalde tijd, als bij uitgeschakelde standby-modus van de radio
het lichtsignaal wordt geactiveerd.
Duurinstellen
Via iDrive:1."Instellingen"2."Licht"3."Thuiskomv.:"4.Duur instellen.
De instelling wordt opgeslagen voor het moj menteel gebruikte bestuurdersprofiel.
Automatische
verlichtingsregeling
Principe
Het dimlicht wordt afhankelijk van de omgej
vingslichtsterkte automatisch in- of uitgeschaj keld, bijvoorbeeld in een tunnel, bij schemering
of neerslag.
Algemeen
Een blauwe hemel met laagstaande zon kan tot inschakelen van de verlichting leiden.
Bij tunneluitritten overdag wordt het dimlichtniet direct, maar pas na circa 2 min uitgeschaj
keld.
Dimlicht blijft altijd ingeschakeld, zolang het mistlicht ingeschakeld is.
Activeren Schakelaarstand:

Het controlelampje in het instrumentenpaneel
brandt bij ingeschakeld dimlicht.
Seite 102BedieningVerlichting102
Online Edition for Part no. 01402978820 - II/17

Page 103 of 253

Grenzenvanhetsysteem
Het inschatten van de verlichting valt, ondanks
de automatische verlichtingsregeling, onder de
verantwoording van de bestuurder.
De sensoren kunnen bijvoorbeeld mist of nej
velig weer niet herkennen. In dergelijke situj
aties moet de verlichting handmatig worden inj
geschakeld om veiligheidsrisico's te
voorkomen.
Dagrijlicht Algemeen
Schakelaarstand:
,
Het dagrijlicht brandt bij ingeschakelde gej
reedheid.
Inschakelen/uitschakelen
In sommige landen is dagrijlicht verplicht, daarom kan dit licht mogelijk niet uitgezet worj
den.
Via iDrive:
1."Instellingen"2."Licht"3."Dagrijlicht"
De instelling wordt opgeslagen voor het moj menteel gebruikte bestuurdersprofiel.
Handmatige
koplampverstelling
Algemeen
Bij halogeenkoplampen de lichtbundel van het dimlicht handmatig aanpassen aan de wagenj
belasting om het tegemoetkomend verkeer niet te verblinden.
Instellingen
'y0  1 tot 2 personen zonder bagage.'y1  4 personen zonder bagage.'y1  4 personen met bagage.'y2  1 persoon, bagageruimte vol.
Adaptieve
koplampverstelling
De adaptieve koplampverstelling compenseert het optrekken en afremmen, om het tegemoetj
komend verkeer niet te verblinden en te zorgen
voor een optimale verlichting van de weg.
Mistlamp Mistachterlicht
Voorwaardenvooreencorrecte
werking
Voor het inschakelen van de mistachterlichten
moet het dimlicht zijn ingeschakeld.
In-/uitschakelen Toets indrukken.
Het gele controlelampje brandt, bij inj
geschakeld mistachterlicht.
Als de automatische verlichtingsregeling, zie
pagina 102, is ingeschakeld, wordt het dimlicht
bij het inschakelen van het mistachterlicht auj
tomatisch ingeschakeld.
Rechts-/linksrijdendverkeer Algemeen
Bij rijden in landen waarin niet aan dezelfde
kant van de weg wordt gereden als in het land
van toelating, dienen de volgende maatregelen
te worden genomen om verblinding door de
koplampen te voorkomen.
Halogeenkoplampen
Bij de Service Partner van de fabrikant of een
andere gekwalificeerde Service Partner of spej
Seite 103VerlichtingBediening103
Online Edition for Part no. 01402978820 - II/17

Page 104 of 253

cialist is afplakfolie verkrijgbaar. Voor het aanj
brengen van de folie de bijgevoegde gebruiksj
aanwijzing in acht nemen.
LED-koplampen
De lichtverdeling van de koplampen voorkomt
de verblindende werking van het dimlicht, ook
wanneer in een land aan de andere kant van de
weg gereden wordt in vergelijking met het land
van toelating.
Instrumentenverlichting Voorwaardenvooreencorrecte
werking
Voor de instelling van de lichtsterkte moet het
stads- of dimlicht ingeschakeld zijn.
Instellen De lichtsterkte kan met de gejkartelde knop worden ingesteld.
Interieurverlichting
Algemeen
Afhankelijk van de uitvoering worden de interij
eurverlichting, de beenruimteverlichting en de
omgevingsverlichting automatisch aangej
stuurd.
De helderheid wordt bij enkele uitrustingsvarij anten door de gekartelde knop voor de instruj mentenverlichting be

Page 105 of 253

dan wordt de begroetingsverlichting bij het
ontgrendelen blauw gekleurd.
Helderheidinstellen Afhankelijk van de uitvoering kan de helderheidvan de sfeerverlichting via de gekartelde knopvoor de instrumentenverlichting of op het Conj
trol Display worden ingesteld.
Op het Control Display:1."Instellingen"2."Licht"3."Helderheid:"4.Helderheid instellen.Seite 105VerlichtingBediening105
Online Edition for Part no. 01402978820 - II/17

Page 106 of 253

VeiligheidUitrustingvandeauto
In dit hoofdstuk worden alle standaard, landsj
pecifieke en speciale uitrustingen beschreven
die in de modelserie aangeboden worden. Er worden daarom ook uitrustingen beschrevendie in een auto, bijvoorbeeld vanwege delandspecifieke of gekozen speciale uitrusting
niet beschikbaar zijn. Dat geldt ook voor veiligj heidsrelevante functies en systemen. Bij gej
bruik van deze functies en systemen moeten
de geldende wetten en voorschriften worden
nageleefd.
Airbags
1Frontairbag, bestuurder2Frontairbag, passagier3Hoofdairbag4Zij-airbagVoor-airbags
De voor-airbags beschermen de bestuurder en
de passagier bij een frontale aanrijding waarbij
de beschermende werking van de veiligheidsj
gordels alleen niet meer voldoende is.Zij-airbag
De zij-airbag vangt bij een zijdelingse botsing
het lichaam op in de zijdelingse borst- en bekj
kenzone.
Hoofdairbag
De hoofdairbag vangt bij een zijdelingse botj sing het hoofd op.Seite 106BedieningVeiligheid106
Online Edition for Part no. 01402978820 - II/17

Page 107 of 253

BeschermendewerkingDe airbags worden niet bij elke botsing ingejschakeld, bijv. niet bij minder ernstige aanrijj
dingen of aanrijdingen van achteren.
Aanwijzingenvooreenoptimale
beschermendewerkingvandeairbags
WAARSCHUWING
Bij een verkeerde zitpositie of als het acj
tiveringsgebied van de airbag wordt belemj merd, kan het airbagsysteem niet zoals bej
doeld beschermen en kan het activeren extra
letsel veroorzaken. Er bestaat kans op letsel of
levensgevaar. De aanwijzingen voor een optij
male beschermende werking van het airbagj
systeem in acht nemen.'

Page 108 of 253

CorrectewerkingBij het inschakelen van de gereedheidgaat het waarschuwingslampje op hetinstrumentenpaneel kort branden; op
die wijze wordt weergegeven dat het volledige airbagsysteem en de gordelspanners bedrijfsjklaar zijn.
Storinginairbagsysteem'yWaarschuwingslampje gaat niet branden bij het inschakelen van de gereedheid.'yWaarschuwingslampje brandt permanent.
Sleutelschakelaarvoor
passagiersairbag
Algemeen
Front- en zij-airbag voor de passagier kunnen
met de ge

Page 109 of 253

Na het inschakelen van de gereedheid gaat het
lampje kort branden, daarna geeft het aan of
de airbags geactiveerd of gedeactiveerd zijn.'yBij gedeactiveerde passaj
giersairbags brandt het conj
trolelampje voortdurend.'yBij geactiveerde passagiersj
airbags brandt het controlej
lampje niet.
Bandenspanningscontrole
RDC
Principe
Het systeem bewaakt de bandenspanning in de vier gemonteerde banden. Het systeem waarschuwt wanneer in een of meer bandende bandenspanning duidelijk lager is geworj
den. Daarvoor meten sensoren in de ventielen
van de banden de spanning en temperatuur
van de banden.
Algemeen
Voor de bediening van het systeem ook de
verdere gegevens en aanwijzingen onder Banj denspanning, zie pagina 198, in acht nemen.
Voorwaardenvooreencorrecte
werking
Voor het systeem moet bij juiste bandenspanj ning een reset worden uitgevoerd, anders is een betrouwbare melding van een spanningsjverlies niet gewaarborgd.
Na een aanpassing van de bandenspanning op een nieuwe waarde en na vervanging van eenband of wiel een reset van het systeem uitvoej
ren.
Altijd wielen met RDC-elektronica gebruiken,
zodat een storingsvrije werking van het sysj
teem is gewaarborgd.
Statusweergave
De status van het systeem kan op het Control Display worden weergegeven, bijv. of het sysj
teem actief is.
Via iDrive:1."Auto-info"2."Autostatus"3. "Bandenspanningscontrole"
De actuele status wordt weergegeven.
Toestandvandeband
Algemeen
Op het Control Display wordt de status van de banden en het systeem weergegeven door de
kleur van de wielen en een tekst.
Allewielengroen Systeem is actief en gebruikt voor de waarjschuwing de laatste bandenspanning die is opj
geslagen bij de reset.
Eentotvierwielengeel
Er is sprake van een lekke band of een aanj
zienlijk spanningsverlies in de aangegeven
banden.
Wielengrijs
Spanningsverliezen kunnen evt. niet worden herkend.
Mogelijke oorzaken:
'yStoring.'yReset van het systeem werd uitgevoerd.
Extrainformatie
In de statusweergave worden bovendien de
actuele bandenspanning en modelspecifieke
bandentemperatuur weergegeven. De gej
toonde waarden zijn de huidige meetwaarden
en kunnen veranderen door het rijden of door
weersomstandigheden.
Seite 109VeiligheidBediening109
Online Edition for Part no. 01402978820 - II/17

Page 110 of 253

Resetuitvoeren
Algemeen
In de volgende situaties moet er een reset worj
den uitgevoerd:'yNa een aanpassing van de bandenspanj ning.'yNa het verwisselen van een band of wiel.
Reset
Via iDrive:
1."Auto-info"2."Autostatus"3. "Reset uitvoeren"4.Rijden-stand-by inschakelen en niet wegj
rijden.5.Bandenspanning resetten: "Reset uitvoeren".6.Wegrijden.
De wielen worden in het grijs weergegeven ende status wordt getoond.
Na een korte tijd rijden met een snelheid boven
30 km/h worden de ingestelde bandenspanj
ningen overgenomen als voorgeschreven
waarden. De reset wordt tijdens het rijden auj
tomatisch afgesloten.
De voortgang van de reset wordt getoond.
Na een succesvol afgesloten reset worden de
wielen op het Control Display groen weergej geven en "Bandenspanningscontrole (RDC)geactiveerd." wordt getoond.
De rit kan op ieder gewenst moment worden
onderbroken. Het resetten wordt voortgezet
als u verder rijdt.
Meldingen
Algemeen
Bij melding van een lage bandenspanning wordt eventueel de dynamische stabiliteitsj controle DSC ingeschakeld.
Wanneercontrolevande
bandenspanningvereistis
Melding
Een symbool met een Check-Control-melding
verschijnt op het Control Display.Symj
boolMogelijke oorzakenHet systeem heeft de vervanging
van een wiel herkend, maar er is
geen reset uitgevoerd.Het op spanning brengen werd niet
volgens de voorschriften uitgej
voerd.De bandenspanning is ten opzichte
van de laatste bevestiging gedaald.
Maatregel
1.Bandenspanning regelmatig controleren en zo nodig corrigeren.2.Bij het vervangen van een wiel een reset
van het systeem uitvoeren.
Bijlagebandenspanning
Melding Een geel waarschuwingslampje in hetinstrumentenpaneel gaat branden.
Bovendien verschijnt een symbool met een Check-Control-melding op het Control Disj
play.
Seite 110BedieningVeiligheid110
Online Edition for Part no. 01402978820 - II/17

Page:   < prev 1-10 ... 61-70 71-80 81-90 91-100 101-110 111-120 121-130 131-140 141-150 ... 260 next >