BMW I3 2017 Instructieboekjes (in Dutch)

Page 131 of 253

Na het loslaten van het rijpedaal is het systeemweer actief en wordt de snelheid weer automajtisch geregeld.
Wegrijden
De auto kan bijv. in volgende situaties niet auj tomatisch vertrekken:'yBij steile hellingen.'yVoor verhogingen in het wegdek.
In deze gevallen het rijpedaal bedienen.
Weersomstandigheden
Bij ongunstige weers- of lichtomstandigheden kunnen de volgende beperkingen optreden:
'ySlechtere herkenning van voertuigen.'yKortstondige onderbreking bij reeds herj
kende voertuigen.
Voorbeelden voor weers- of lichtomstandighej
den:
'yRegen.'ySneeuwval.'ySmeltende sneeuw.'yMist.'yTegenlicht.
Oplettend rijden en zelf reageren op de heerj sende verkeerssituatie. Evt. actief ingrijpen,
bijvoorbeeld door remmen, sturen of uitwijken.
Motorvermogen
De gewenste snelheid wordt ook op neerj waartse hellingen gehandhaafd. Op opwaartsehellingen kan de snelheid echter afnemen als
het motorvermogen niet toereikend is.
StoringEr wordt een Check-Control-melding weergej
geven als het systeem is uitgevallen.
De werking kan bijv. in de volgende situaties
beperkt zijn:
'yWanneer een object niet juist herkend werd.'yBij dichte mist en hevige regen, opspatjtend water of sneeuwval.'yIn scherpe bochten.'yWanneer het gezichtsveld van de cameraresp. de voorruit vervuild of afgedekt is.'yBij sterk tegenlicht.'yTot 20 seconden na het inschakelen van
rijden-stand-by via de start/stop-knop.'yTijdens de kalibratieprocedure van de caj
mera direct na aflevering van de auto.
File-assistent
Principe In filesituaties regelt het systeem de snelheid,
het stuurt zo nodig zelfstandig en houdt de auto binnen de rijbaan.
Binnen hetgeen mogelijk is past het systeem
de snelheid automatisch aan een voorligger
aan. De afstand die het systeem tot de voorligj
ger aanhoudt, kan worden gevarieerd. De afj
stand is om veiligheidsredenen snelheidsafj
hankelijk. Om op afstand te blijven reduceert
het systeem automatisch de snelheid, remt het
eventueel licht en versnelt het opnieuw als het
voorliggendevoertuig sneller beweegt.
Als het voorliggende voertuig tot stilstand afj
remt en na korte tijd vertrekt, kan het systeem
dit in het gegeven kader registreren. De eigen
auto wordt automatisch afgeremd en accelej
reert weer.
Wanneer rijbaanbegrenzingen herkend worj den, houdt het systeem de auto binnen de rijj baan. Daarvoor stuurt het systeem zo nodigzelfstandig, bijvoorbeeld bij het rijden in bochj
ten.
Algemeen De file-assistent bepaalt de snelheid en afjstand tot het voorliggende voertuig, alsook de
rijbaanbegrenzing met behulp van een camera.
Seite 131RijcomfortBediening131
Online Edition for Part no. 01402978820 - II/17

Page 132 of 253

Sensoren aan het stuurwiel herkennen of hetstuurwiel aangeraakt wordt.
Het systeem wordt gedeactiveerd zodra het
stuurwiel niet langer aangeraakt wordt.
Om de file-assistent te gebruiken, het stuurjwiel vastnemen.
Bij het rijden met handschoenen of aangej brachte hoezen kan het contact met het stuurj
wiel mogelijk niet herkend worden door de
sensoren. Het systeem kan dan niet gebruikt
worden.
Veiligheidsaanwijzing WAARSCHUWING
Het systeem ontlast u niet van persoonj
lijke verantwoordelijkheid om de verkeerssituaj
tie juist in te schatten. Wegens systeembeperj
kingen kan het systeem niet in alle
verkeerssituaties zelfstandig op gepaste wijze
reageren. Er bestaat gevaar voor ongevallen.
Rijstijl aan de verkeerssituatie aanpassen. Verj
keerssituatie observeren en in de betreffende situaties actief ingrijpen.'

Page 133 of 253

Bij niet-geactiveerde ACC: op tuimelschaj
kelaar of RES-toets drukken.
Bij geactiveerde ACC: systeem is gej bruiksklaar.
Rijden in het midden van de rijstrook. Het systeem wordt automatisch geactij
veerd onder 60 km/h.
Bij niet-geactiveerde ACC: controlej
lampje in het instrumentenpaneel
brandt.
Bij geactiveerde ACC: controlelampje
in het instrumentenpaneel brandt.
File-assistent kan worden gebruikt.
Bij ingeschakelde file-assistent is de perj
soonswaarschuwing actief. De instelling op het
Control Display blijft ongewijzigd.
Uitschakelen Toets indrukken.
De weergave gaat uit. Opgeslagen gewenste snelheid en afstand worden behouden doorACC.
Het systeem voert geen stuurbeweging uit.
Onderbreken Bij ingeschakeld systeem toets inj
drukken.
De werking van het systeem wordt in de volj
gende situaties automatisch onderbroken:
'yAls de bestuurder remt.'yBij een snelheid boven 60 km/h.'yBij het herkennen van slechts één rijbaanj
begrenzing.'yBij het verlaten van de snelweg of een verj gelijkbare straat.'yBij het loslaten van het stuurwiel.'yBij een stuuringreep.'yBij het verlaten van de eigen rijstrook.'yBij het ontbreken van een voorligger.'yBij ingeschakelde richtingaanwijzer.'yBij een te smalle rijstrook.
Rood knipperend en geluidssignaal:
File-assistent is onderbroken. Het sysj
teem voert geen stuurbeweging uit.
ACC is actief.
Indien voldaan is aan de systeemvereisten,
wordt het systeem automatisch opnieuw geacj
tiveerd.
Bij het verlaten van het ondersteunde wegtype
wordt het systeem eerst onderbroken en verj volgens uitgeschakeld.
Voortzetten Bij stilstand tot 3 seconden rijdt de auto autoj
matisch verder, wanneer de voorligger wegj rijdt.
Knipperende balk bij stilstaand voerj
tuig:
De auto rijdt niet automatisch weg.
Om automatisch weg te rijden, ACC activeren
door kort de RES-toets of tuimelschakelaar in
te drukken. De auto rijdt automatisch verder,
wanneer de voorligger binnen 30 seconden
wegrijdt.
Afstand
Veiligheidsaanwijzing WAARSCHUWING
Het systeem ontslaat u niet van uw eigen
verantwoording. In verband met systeembej perkingen kan pas laat afgeremd worden. Erbestaat kans op een ongeval of schade. Verj
keerssituatie altijd goed in de gaten houden. De afstand aan de verkeers- en weersomstanj
digheden aanpassen en de voorgeschreven
veiligheidsafstand eventueel door remmen
aanhouden.'

Page 134 of 253

AfstandinstellenToets zo vaak indrukken tot de gej
wenste afstand is ingesteld.
Voertuigafstand De gekozen afstand tot het voorliggende voerjtuig wordt kort weergegeven in het linkerdeel
van het instrumentenpaneel.AfstandsindicatieAfstand 1Afstand 2Afstand 3
Is na inschakelen van het systeem inj
gesteld. Komt overeen met ca. de
helft van de waarde van de km/h-
weergave in meters.Afstand 4
Weergaveninhetinstrumentenpaneel
Symj
boolBeschrijvingFile-assistent en afstandsregeling
in stand-by.File-assistent in stand-by. Afj
standsregeling actief voor ingej
stelde afstand.File-assistent geactiveerd. Het sysj
teem regelt de snelheid en onderj
steunt het binnen de rijstrook blijj
ven.Symj
boolBeschrijvingKnipperende balken tijdens het rijj
den: Snelheid wordt bij 60 km/h
niet meer verhoogd door de file-asj sistent.
Bij verhogen van de snelheid door
het intrappen van het rijpedaal, inj
drukken van de RES-toets of de
tuimelschakelaar voert het systeem
geen verdere stuurbewegingen
meer uit.
Knipperende balk bij stilstaande
auto: De auto rijdt niet automatisch weg.Rood knipperend en geluidssigj
naal: file-assistent is onderbroken.
Het systeem voert geen stuurbej
weging uit. ACC is actief.
Grenzenvanhetsysteem
Veiligheidsaanwijzing WAARSCHUWING
Het systeem kan in verband met de sysj
teemgrenzen onjuist of niet reageren. Er bej
staat kans op een ongeval of schade. De aanj
wijzingen over de grenzen van het systeem in
acht nemen en eventueel actief ingrijpen.'

Page 135 of 253

Weersomstandigheden
Bij ongunstige weers- of lichtomstandigheden kunnen de volgende beperkingen optreden:'ySlechtere herkenning van voertuigen.'yKortstondige onderbreking bij reeds herj
kende voertuigen.
Voorbeelden voor weers- of lichtomstandighej
den:
'yRegen.'ySneeuwval.'ySmeltende sneeuw.'yMist.'yTegenlicht.
Oplettend rijden en zelf reageren op de heerj sende verkeerssituatie. Evt. actief ingrijpen,
bijvoorbeeld door remmen, sturen of uitwijken.
Snelheidsregeling Principe
Met dit systeem kan via de toetsen op het stuurwiel een gewenste snelheid worden ingejsteld. De gewenste snelheid wordt door hetsysteem aangehouden. Daartoe geeft het sysjteem automatisch gas en remt indien nodigautomatisch.
Algemeen
Naargelang de voertuiginstelling kunnen de kenmerken van de snelheidsregeling op bej
paalde punten veranderen.
Veiligheidsvoorschriften WAARSCHUWING
Het systeem ontlast u niet van persoonj
lijke verantwoordelijkheid om de verkeerssituaj
tie juist in te schatten. Wegens systeembeperj
kingen kan het systeem niet in alle
verkeerssituaties zelfstandig op gepaste wijze
reageren. Er bestaat gevaar voor ongevallen.
Rijstijl aan de verkeerssituatie aanpassen. Verj
keerssituatie observeren en in de betreffende situaties actief ingrijpen.'

Page 136 of 253

Het controlelampje in het instrumenj
tenpaneel gaat branden.
De huidige snelheid wordt overgenoj men als gewenste snelheid en naasthet symbool op het Info Display weerj
gegeven.
Snelheidsregeling kan worden gebruikt. DSC wordt eventueel ingeschakeld.
Uitschakelen Toets op het stuurwiel indrukken.'yBij ingeschakeld systeem: tweemaal inj
drukken.'yBij onderbroken werking: eenmaal indrukj ken.
De weergaven verdwijnen. Opgeslagen gejwenste rijsnelheid wordt gewist.
Handmatigonderbreken Bij geactiveerde toestand toets in het
stuurwiel indrukken.
Automatischonderbreken De werking van het systeem wordt in de volj
gende situaties automatisch onderbroken:
'yAls de bestuurder remt.'yWanneer uit de keuzehendelstand D naar een andere stand geschakeld wordt.'yAls DTC wordt geactiveerd.'yAls DSC regelt.Snelheidinstellen
Snelheidhandhaven,opslaan
Tuimelschakelaar bij onderbroken werkin eenj
maal indrukken.
Bij ingeschakeld systeem wordt de actuele
snelheid gehandhaafd en als gewenste rijsnelj heid opgeslagen.
Die opgeslagen snelheid wordt in het instruj
mentenpaneel weergegeven.
DSC wordt eventueel ingeschakeld.
Snelheidwijzigen
Zo vaak op de tuimelschakelaar naar boven of onder drukken, tot de gewenste rijsnelheid is
ingesteld.
In actieve toestand wordt de weergegeven snelheid opgeslagen en bereikt voor zover deverkeerssituatie dit toelaat.
'yDrukken van de tuimelschakelaar tot hetdrukpunt verhoogt of verlaagt de gewensterijsnelheid telkens met circa 1 km/h.'yDrukken op de tuimelschakelaar door het
drukpunt heen verhoogt of verlaagt de gejSeite 136BedieningRijcomfort136
Online Edition for Part no. 01402978820 - II/17

Page 137 of 253

wenste rijsnelheid telkens tot het volgende
tiental van de km/h snelheidsmeter.
De maximaal instelbare snelheid hangt af
van de auto.'yTuimelschakelaar tot het drukpunt drukken
en ingedrukt houden verhoogt of verlaagt de snelheid zonder op het rijpedaal te trapjpen.
Na het loslaten van de tuimelschakelaar
wordt de bereikte snelheid behouden. Verj
der drukken dan het drukpunt verhoogt de snelheid nog meer.
Snelheidsregelingvoortzetten
Algemeen
Een onderbroken snelheidsregeling kan door
oproepen van de opgeslagen snelheid hervat worden.
Voor het oproepen van de opgeslagen snelj heid controleren, dat het verschil tussen de acj
tuele snelheid en de opgeslagen snelheid niet
te groot is. Anders kan het voertuig ongewenst
afremmen of accelereren.
In de volgende gevallen wordt de opgeslagen snelheidswaarde gewist en kan deze niet meer
worden opgeroepen:
'yBij het uitschakelen van het systeem.'yBij het uitschakelen van rijden-stand-by.
Opgeslagensnelheidoproepen
Toets op het stuurwiel indrukken.
De opgeslagen snelheid wordt opnieuw bereikt en behouden.
Weergavenophet
instrumentenpaneel
Controlelampje Afhankelijk van de uitrusting geeft het
controlelampje op het instrumentenpaj
neel aan of het systeem is ingeschakeld.
Gewenstesnelheidenopgeslagen
snelheid
De gewenste snelheid wordt naast het
symbool op het Info Display weergegej
ven.'yMarkering brandt groen: systeem is actief, de weergave toont de gewenste snelheid.'yMarkering brandt oranje: systeem is onderjbroken, de markering toont de opgeslagen
snelheid.'yGeen weergave: systeem is uitgeschakeld.
Statusweergave
Gekozen voorkeurssnelheid.
Als er geen snelheid wordt weergegeven, is er
op dit moment eventueel niet voldaan aan de
voorwaarden die voor de werking vereist zijn.
Grenzenvanhetsysteem
Motorvermogen De gewenste snelheid wordt ook op neerjwaartse hellingen gehandhaafd. Op opwaartsehellingen kan de snelheid echter afnemen alshet motorvermogen niet toereikend is.
ParkDistanceControlPDC
Principe PDC helpt bij het inparkeren. Langzaam nadejren van een object achter of, bij overeenkomj
stige uitrusting met PDC v

Page 138 of 253

Algemeen
De ultrasoonsensoren voor het meten van de afstanden bevinden zich in de bumpers.
De reikwijdte bedraagt afhankelijk van het obj
stakel en de omgevingsomstandigheden circa
2 m.
Een akoestische waarschuwing volgt pas in de volgende situaties:'yBij de sensoren voor en de beide hoeksenj
soren achter bij circa 60 cm tot het object.'yBij de middelste sensoren achter bij een
afstand van circa 1,50 m tot het object.'yBij een dreigende botsing.
Veiligheidsvoorschriften
WAARSCHUWING
Het systeem ontlast u niet van persoonj
lijke verantwoordelijkheid om de verkeerssituaj tie juist in te schatten. Wegens systeembeperjkingen kan het systeem niet in alle
verkeerssituaties zelfstandig op gepaste wijze
reageren. Er bestaat gevaar voor ongevallen.
Rijstijl aan de verkeerssituatie aanpassen. Verj
keerssituatie observeren en in de betreffende situaties actief ingrijpen.'

Page 139 of 253

Het automatisch inschakelen bij waargenomenobstakels kan uitgezet worden. Via iDrive:1."Instellingen"2."Parkeren"3.Instelling selecteren.
De instelling wordt opgeslagen voor het momenteel gebruikte bestuurdersprofiel.
Om onterechte waarschuwingen te beperken,het automatisch inschakelen van de PDC bij
herkende obstakels eventueel uitschakelen,
bijvoorbeeld in de wasstraat.
Automatischuitschakelenbij
vooruitrijden
Het systeem wordt bij overschrijding van een
bepaalde afstand of een bepaald snelheidsbej reik uitgeschakeld.
Indien nodig het systeem weer inschakelen.
MetPDCv

Page 140 of 253

Grenzenvanhetsysteem
Veiligheidsaanwijzing WAARSCHUWING
Het systeem kan in verband met de sysj
teemgrenzen onjuist of niet reageren. Er bej
staat kans op een ongeval of schade. De aanj
wijzingen over de grenzen van het systeem in
acht nemen en eventueel actief ingrijpen.'

Page:   < prev 1-10 ... 91-100 101-110 111-120 121-130 131-140 141-150 151-160 161-170 171-180 ... 260 next >