BMW M2 2017 Instructieboekjes (in Dutch)

Page 131 of 236

VeiligheidsaanwijzingWAARSCHUWING
Het systeem ontlast u niet van de perj
soonlijke verantwoordelijkheid om uw lichamej lijke gesteldheid juist in te schatten. Toenej
mende onoplettendheid of vermoeidheid
worden mogelijk niet of niet op tijd herkend. Er
bestaat gevaar voor ongevallen. Erop letten dat
de bestuurder uitgerust en oplettend is. Rijstijl
aan de verkeerssituatie aanpassen.'

Page 132 of 236

RijstabiliteitsregelsystemenUitrustingvandeauto
In dit hoofdstuk worden alle standaard, landsj
pecifieke en speciale uitrustingen beschreven
die in de modelserie aangeboden worden. Er worden daarom ook uitrustingen beschrevendie in een auto, bijv. vanwege de landspecijfieke of gekozen speciale uitrusting niet bej
schikbaar zijn. Dat geldt ook voor veiligheidsrej
levante functies en systemen. Bij gebruik van
deze functies en systemen moeten de in het land geldende voorschriften worden nagejleefd.
AntiblokkeersysteemABS ABS voorkomt het blokkeren van de wielen tijj
dens het remmen.
De bestuurbaarheid blijft ook bij noodstops bej
houden, daardoor wordt de actieve veiligheid
verhoogd.
Het ABS is na het starten van de motor bej drijfsklaar.
Remassistent
Bij snel intrappen van het rempedaal veroorj
zaakt dit systeem automatisch een zo hoog mogelijke rembekrachtiging. De remweg wordt
bij noodstops derhalve zo kort mogelijk gehouj
den. Hierbij wordt eveneens gebruik gemaakt
van de voordelen van het ABS.
Het rempedaal ingetrapt houden zolang remj
men noodzakelijk is.Dynamische
stabiliteitscontroleDSC
Principe Binnen hetgeen volgens de wetten van de najtuurkunde mogelijk is helpt het systeem door
vermindering van het motorvermogen en rej
mingrepen aan de afzonderlijke wielen de
koersstabiliteit van auto te handhaven.
Algemeen
De dynamische stabiliteitscontrole herkent bijv. de volgende instabiele rijtoestanden:'yUitbreken van de achterzijde van de auto, wat tot oversturen kan leiden.'yGripverlies van de voorwielen, wat tot onj
dersturen kan leiden.
Veiligheidsvoorschriften
WAARSCHUWING
Het systeem ontlast u niet van persoonj
lijke verantwoordelijkheid om de verkeerssituaj tie juist in te schatten. Wegens systeembeperjkingen kan het systeem niet in alle
verkeerssituaties zelfstandig op gepaste wijze
reageren. Er bestaat gevaar voor ongevallen.
Rijstijl aan de verkeerssituatie aanpassen. Verj
keerssituatie observeren en in de betreffende situaties actief ingrijpen.'

Page 133 of 236

Overzicht
Toetsindeauto
DSC uitschakeltoets
Controle-enwaarschuwingslampjes Controlelampje knippert: DSC regelt de
aandrijf- en remkrachten.
Controlelampje brandt: DSC is uitgej
vallen.
Dynamischestabiliteitscontrole
deactiveren:DSCOFF
Algemeen
Door DSC uit te schakelen wordt de rijstabilij teit bij het accelereren en in bochten minder.
In verband met een optimale stabiliteit DSC zo
spoedig mogelijk weer inschakelen.
Dynamischestabiliteitscontrole
deactiveren
De toets zo lang indrukken, maar nietlanger dan ca. 10 seconden, tot het conj
trolelampje voor DSC OFF op het instrumenj tenpaneel gaat branden en DSC OFF wordtweergegeven.
DSC is uitgeschakeld.
De motorafstemming wisselt naar een sporj tieve instelling.
Dynamischestabiliteitscontrole
activeren
Toets indrukken.
DSC OFF en controlelampje DSC OFF
doven.
Controle-enwaarschuwingslampjes Bij gedeactiveerde DSC wordt DSC OFF weerjgegeven op het instrumentenpaneel.
Controlelampje brandt: DSC is gedeacj
tiveerd.
MDynamicModeMDM
Principe
M Dynamic Mode staat op droge rijbaan het rijj
den met hogere lengte- en dwarsversnelling
toe, echter met beperkte rijstabiliteit.
Pas in het absolute grensbereik grijpt het sysj
teem in door het reduceren van het motorverj
mogen en door stabiliserende remingrepen op de wielen. In deze rijstoestand kunnen aanvulj
lende stuurcorrecties noodzakelijk zijn.
In de volgende uitzonderlijke gevallen verdient
het aanbeveling de MDM tijdelijk in te schakej
len:'yRijden dooiende sneeuw of op niet gej
ruimde, besneeuwde rijbanen.'yAuto vrij rijden of wegrijden uit diepe sneeuw of op losse ondergrond.'yRijden met sneeuwkettingen.
Veiligheidsaanwijzing
WAARSCHUWING
Bij geactiveerde M Dynamic Mode worj
den stabiliserende ingrepen alleen in gereduj
ceerde mate uitgevoerd. Er bestaat kans op
een ongeval of schade. Aanpassen aan de verj
keerssituatie. Verkeerssituatie observeren en in de betreffende situaties actief ingrijpen. Bij
Seite 133RijstabiliteitsregelsystemenBediening133
Online Edition for Part no. 01 40 2 974 689 - VI/16

Page 134 of 236

waarschuwingen het stuurwiel niet onnodig
heftig bewegen.'

Page 135 of 236

Overzicht
Toetsindeauto
Bedieningvandeprogrammas
ToetsProgrammaDSC OFF
TRACTIONSPORT+
SPORT
COMFORT
Automatischwisselenvanprogramma In de volgende situaties wordt zo nodig autoj
matisch naar COMFORT gewisseld:
'yBij uitval van de dynamische stabiliteitsj
controle DSC.'yBij bandenpech.'yBij inschakelen van de handmatige snelj
heidsbegrenzer, zie pagina 128.'yBij activering van de snelheidsregeling in
de modus TRACTION of DSC OFF.
DSCOFF
Met DSC OFF, zie pagina 133, wordt de rijstj
abiliteit bij het accelereren en bij het rijden in een bocht niet beperkt.
De motorafstemming wisselt naar een sporj
tieve instelling.
TRACTION
Met TRACTION wordt maximale tractie gelej
verd op een losse ondergrond. M Dynamic Mode MDM, zie pagina 133, is geactiveerd. De
koersstabiliteit is bij het accelereren en bij het
rijden in bochten beperkt.
SPORT+ Consequent sportief rijden met geoptimalij
seerde besturing en aangepaste aandrijving.
M Dynamic Mode is ingeschakeld.
De bestuurder neemt een deel van de stabilij
satietaak over.
SPORT+activeren Druk zo vaak op de knop tot in de toej
renteller SPORT+ en in het instruj
mentenpaneel het controlelampje voor DSC
OFF gaat branden.
Automatischwisselenvanprogramma Bij activering van de snelheidsregeling wordt
automatisch naar de modus SPORT gewisj
seld.
Controle-enwaarschuwingslampjes
Op het instrumentenpaneel wordt SPORT+
weergegeven.
Controlelampje DSC OFF brandt:M Dynamic Mode is geactiveerd.
SPORT Sportieve afstemming van de besturing en deaandrijving voor een grotere wendbaarheid tijj dens het rijden.
Het programma kan individueel worden geconj figureerd. De configuratie wordt voor het moj
menteel gebruikte profiel opgeslagen.Seite 135RijstabiliteitsregelsystemenBediening135
Online Edition for Part no. 01 40 2 974 689 - VI/16

Page 136 of 236

SPORTactiverenToets zo vaak indrukken tot in het injstrumentenpaneel SPORT wordt
weergegeven.
SPORTconfigureren Via iDrive:1."Mijn auto"2."Auto instellingen"3.Evt. "Rijbelevingsschakelaar" of"Rijmodus"4."SPORT configureren"5.Gewenste instelling selecteren.
De instelling wordt opgeslagen voor het mojmenteel gebruikte bestuurdersprofiel.
COMFORT
Voor een evenwichtige afstemming bij maxij male koersstabiliteit.
COMFORTactiveren Toets zo vaak indrukken tot in het inj
strumentenpaneel COMFORT wordt
weergegeven.
In bepaalde situaties wordt automatisch naar
het programma COMFORT gewisseld, Autoj matisch wisselen van programma, zie pajgina 135.
Weergaven
Selectievanhetprogramma Bij het drukken van de toetswordt een lijst met de te selecj
teren programma's weergegej
ven. Afhankelijk van de uitrusj
ting kan de lijst in het
instrumentenpaneel afwijken van de afbeelj ding.
Geselecteerdprogramma
Het geselecteerde programma
wordt op het instrumentenpaj
neel weergegeven.
Wegrijassistent
Principe Het systeem ondersteunt bij het hellingopjwaarts wegrijden. Gebruik van de parkeerrem
is hiervoor niet vereist.
Wegrijdenmetwegrij-assistent1.Auto met rempedaal op zijn plaats houden.2.Rempedaal loslaten en vlot wegrijden.
Na het loslaten van het rempedaal wordt deauto gedurende ca. 2 seconden op zijn plaatsgehouden.
Naargelang de belading kan de auto soms een klein stukje achteruitrollen.
Seite 136BedieningRijstabiliteitsregelsystemen136
Online Edition for Part no. 01 40 2 974 689 - VI/16

Page 137 of 236

RijcomfortUitrustingvandeauto
In dit hoofdstuk worden alle standaard, landsj
pecifieke en speciale uitrustingen beschreven
die in de modelserie aangeboden worden. Er worden daarom ook uitrustingen beschrevendie in een auto, bijv. vanwege de landspecijfieke of gekozen speciale uitrusting niet bej
schikbaar zijn. Dat geldt ook voor veiligheidsrej
levante functies en systemen. Bij gebruik van
deze functies en systemen moeten de in het land geldende voorschriften worden nagejleefd.
Snelheidsregeling Principe
Met dit systeem kan via de toetsen op het
stuurwiel een gewenste snelheid worden ingej
steld. De gewenste snelheid wordt door het
systeem aangehouden. Daartoe geeft het sysj teem automatisch gas en remt indien nodig
automatisch.
Algemeen
Naargelang de voertuiginstelling kunnen de kenmerken van de snelheidsregeling op bejpaalde punten veranderen.
Veiligheidsvoorschriften WAARSCHUWING
Het systeem ontlast u niet van persoonj
lijke verantwoordelijkheid om de verkeerssituaj tie juist in te schatten. Wegens systeembeperjkingen kan het systeem niet in alle
verkeerssituaties zelfstandig op gepaste wijze
reageren. Er bestaat gevaar voor ongevallen.
Rijstijl aan de verkeerssituatie aanpassen. Verj
keerssituatie observeren en in de betreffende situaties actief ingrijpen.'

Page 138 of 236

Markering op de snelheidsmeter wordt op deactuele snelheid ingesteld.
Snelheidsregeling kan worden gebruikt. DSC wordt eventueel ingeschakeld.
Uitschakelen Toets op het stuurwiel indrukken.'yBij ingeschakeld systeem: tweemaal inj
drukken.'yBij onderbroken werking: eenmaal indrukj ken.
De weergaven verdwijnen. Opgeslagen gejwenste rijsnelheid wordt gewist.
Handmatigonderbreken Bij geactiveerde toestand toets in het
stuurwiel indrukken.
Automatischonderbreken De werking van het systeem wordt in de volj
gende situaties automatisch onderbroken:
'yAls door de bestuurder geremd wordt.'yAls de koppeling enkele seconden ingej drukt wordt of bij niet-ingeschakelde verj
snelling losgelaten wordt.'yAls voor de snelheid een te hoge versnelj
ling ingeschakeld is.'yAls MDM wordt geactiveerd of DSC wordt
gedeactiveerd.'yAls DSC regelt.'yAls met de rijbelevingsschakelaar SPORT+ wordt geactiveerd.Snelheidinstellen
Snelheidhandhaven,opslaan
Tuimelschakelaar bij onderbroken werkin eenj
maal indrukken.
Bij ingeschakeld systeem wordt de gereden
snelheid gehandhaafd en als gewenste rijsnelj heid opgeslagen.
De opgeslagen snelheid wordt in de snelheidsj meter en kort in het instrumentenpaneel weerj
gegeven, zie pagina 139.
DSC wordt eventueel ingeschakeld.
Snelheidwijzigen
Zo vaak op de tuimelschakelaar naar boven of onder drukken, tot de gewenste rijsnelheid is
ingesteld.
In actieve toestand wordt de weergegeven snelheid opgeslagen en bereikt voor zover deverkeerssituatie dit toelaat.
'yDrukken van de tuimelschakelaar tot hetdrukpunt verhoogt of verlaagt de gewensterijsnelheid telkens met ca. 1 km/h.Seite 138BedieningRijcomfort138
Online Edition for Part no. 01 40 2 974 689 - VI/16

Page 139 of 236

'yDrukken op de tuimelschakelaar door het
drukpunt heen verhoogt of verlaagt de gej wenste rijsnelheid telkens tot het volgende
tiental van de km/h snelheidsmeter.
De maximaal instelbare snelheid hangt af
van de auto.'yTuimelschakelaar tot het drukpunt drukken
en ingedrukt houden verhoogt of verlaagt de snelheid zonder op het gaspedaal te
trappen.
Na het loslaten van de tuimelschakelaar
wordt de bereikte snelheid behouden. Verj
der drukken dan het drukpunt verhoogt de snelheid nog meer.
Snelheidsregelingvoortzetten
Algemeen
Een onderbroken snelheidsregeling kan door
oproepen van de opgeslagen snelheid hervat worden.
Voor het oproepen van de opgeslagen snelj heid controleren, dat het verschil tussen de acj
tuele snelheid en de opgeslagen snelheid niet
te groot is. Anders kan het voertuig ongewenst
afremmen of accelereren.
In de volgende gevallen wordt de opgeslagen snelheidswaarde gewist en kan deze niet meer
worden opgeroepen:
'yBij het uitschakelen van het systeem.'yBij het uitschakelen van het contact.
Opgeslagensnelheidoproepen
Toets op het stuurwiel indrukken.
De opgeslagen snelheid wordt opnieuw bereikt en behouden.
Weergavenophet
instrumentenpaneel
Controlelampje Afhankelijk van de uitrusting geeft het
controlelampje op het instrumentenpaj neel aan of het systeem is ingeschaj
keld.
Gewenstesnelheidenopgeslagen
snelheid'yMarkering brandt groen:
systeem is actief, de markej
ring toont de gewenste snelj
heid.'yMarkering brandt oranje:
systeem is onderbroken, de
markering toont de opgeslaj
gen snelheid.'yMarkering brandt niet: systeem is uitgej
schakeld.
Kortestatusweergave
Gekozen voorkeurssnelheid.
Als er geen snelheid wordt weergegeven, is er
op dit moment eventueel niet voldaan aan de
voorwaarden die voor de werking vereist zijn.
Grenzenvanhetsysteem
Motorvermogen
De gewenste snelheid wordt ook op neerj
waartse hellingen gehandhaafd. Op opwaartse hellingen kan de snelheid echter afnemen alshet motorvermogen niet toereikend is.
Seite 139RijcomfortBediening139
Online Edition for Part no. 01 40 2 974 689 - VI/16

Page 140 of 236

ParkDistanceControlPDCPrincipe
PDC helpt bij het inparkeren. Langzaam nadej ren van een object achter uw auto wordt gej
meld door:'yGeluidssignalen.'yOptische aanduiding.
Algemeen
De ultrasoonsensoren voor het meten van de afstanden bevinden zich in de achterbumper.
De reikwijdte bedraagt afhankelijk van het obj
stakel en de omgevingsomstandigheden circa
2 m.
Een akoestische waarschuwing volgt pas in de volgende situaties:
'yBij de beide hoeksensoren op een afstand
van circa 60 cm tot het object.'yBij de middelste sensoren achter bij een
afstand van circa 1,50 m tot het object.'yBij een dreigende botsing.
Veiligheidsvoorschriften
WAARSCHUWING
Het systeem ontlast u niet van persoonj
lijke verantwoordelijkheid om de verkeerssituaj tie juist in te schatten. Wegens systeembeperjkingen kan het systeem niet in alle
verkeerssituaties zelfstandig op gepaste wijze
reageren. Er bestaat gevaar voor ongevallen.
Rijstijl aan de verkeerssituatie aanpassen. Verj
keerssituatie observeren en in de betreffende situaties actief ingrijpen.'

Page:   < prev 1-10 ... 91-100 101-110 111-120 121-130 131-140 141-150 151-160 161-170 171-180 ... 240 next >