BMW M2 2018 Instructieboekjes (in Dutch)

Page 161 of 286

bekrachtiging is het snel en krachtig indrukken
van het rempedaal. Daarnaast kan het systeem
bij botsingsgevaar ondersteuning bieden door
een beperkte remingreep. De auto kan bij lage snelheid afgeremd worden tot stilstand.
Handgeschakelde versnellingsbak: bij een reminj
greep tot stilstand is het mogelijk dat de motor
uitgeschakeld wordt.
De remingreep volgt alleen wanneer de rijstabilij
teit niet beperkt werd, bijvoorbeeld door deactij vering van de dynamische stabiliteitscontroleDSC.
De remingreep kan door het indrukken van het
gaspedaal of door een actieve stuurbeweging
worden afgebroken.
Het herkennen van objecten kan beperkt zijn.
Houd rekening met de grenzen van het detectiej
gebied en de functionele beperkingen.
Grenzenvanhetsysteem Veiligheidsaanwijzing
WAARSCHUWING
Het systeem kan door beperkingen van het
systeem niet, te laat, onjuist of ongegrond reaj
geren. Er bestaat kans op een ongeval of schade. De aanwijzingen over de grenzen vanhet systeem in acht nemen en eventueel actief
ingrijpen.
Detectiegebied
Het detectievermogen van de camera is beperkt.
Daarom kan het gebeuren dat er niet of te laat
wordt gewaarschuwd.
Het volgende wordt bijv. mogelijkerwijs niet herj kend:
'xDeels niet-zichtbare voetgangers.'xVoetgangers die wegens de gezichtshoek of
contour niet als zodanig herkend worden.'xVoetgangers buiten het detectiegebied.'xVoetgangers kleiner dan ca. 80 cm.
Beperktewerking
De werking kan bijvoorbeeld in de volgende situj
aties beperkt of niet beschikbaar zijn:
'xBij dichte mist en hevige regen of sneeuwval.'xIn scherpe bochten.'xBij deactivering van de rijstabiliteitsregelsysj temen, bijvoorbeeld DSC OFF.'xWanneer het gezichtsveld van de camera of
de voorruit vervuild of afgedekt is.'xTot 10 seconden na het starten van de motor
via de start-/stopknop.'xTijdens de kalibratieprocedure van de camera
direct na aflevering van de auto.'xBij aanhoudende verblindende werking door
tegenlicht, bijvoorbeeld door laaghangende zon.'xIn het donker.
LaneDepartureWarning
Principe
De Lane Departure Warning waarschuwt als de auto op wegen met rijbaanbegrenzingslijnen ophet punt staat om de rijstrook te verlaten.
Algemeen
Het systeem waarschuwt afhankelijk van de landuitvoering bij een snelheid tussen 55 km/h
en 70 km/h.
Wanneer het systeem wordt ingeschakeld onder
deze snelheid, wordt een melding weergegeven
in het instrumentenpaneel.
Waarschuwingen worden via trillingen in het
stuur gegeven. Het moment van deze waarschuj wing kan afhankelijk van de actuele rijsituatie vajriëren.
Het systeem waarschuwt niet wanneer voor het verlaten van de rijstrook richting wordt aangegej ven.
Seite 161VeiligheidBEDIENING161
Online Edition for Part no. 01402662570 - II/18

Page 162 of 286

Veiligheidsvoorschriften
WAARSCHUWING
Het systeem ontlast u niet van persoonlijke verj
antwoordelijkheid om het wegverloop en de
verkeerssituatie juist in te schatten. Er bestaat gevaar voor ongevallen. Rijstijl aan de verkeersj
situatie aanpassen. Verkeerssituatie observeren en in de betreffende situaties actief ingrijpen.
Bij waarschuwingen het stuurwiel niet onnodig
heftig bewegen.
WAARSCHUWING
Weergaven en waarschuwingen ontslaan u niet van uw eigen verantwoording. Door systeemjbeperkingen kunnen waarschuwingen of reacj
ties van het systeem niet, te laat, onjuist of onj
gegrond worden afgegeven. Er bestaat gevaar
voor ongevallen. Rijstijl aan de verkeerssituatie
aanpassen. Verkeerssituatie observeren en in de betreffende situaties actief ingrijpen.
Overzicht
Toetsindeauto
Lane Departure Warning
Camera
De camera bevindt zich bij de binnenspiegel. Voorruit voor de binnenspiegel schoon en vrij
houden.
In-/uitschakelen Toets indrukken.
'xAan: LED brandt.'xUit: LED dooft.
De instelling wordt opgeslagen voor het momenj
teel gebruikte bestuurdersprofiel.
Weergaveinhet
instrumentenpaneel
'xLijnen: systeem is geactiveerd.'xPijlen: ten minste één rijbaanbegrenj
zingslijn werd herkend en waarschuj wen is mogelijk.
Weergevenvaneen
waarschuwing
Bijhetverlatenvanderijbaan
Bij het verlaten van de rijstrook en herkenning
van een rijbaanbegrenzingslijn begint het stuurj wiel te trillen.
Als voor het veranderen van rijbaan de richtingj aanwijzer wordt ingeschakeld, wordt er geenwaarschuwing gegeven.
Seite 162BEDIENINGVeiligheid162
Online Edition for Part no. 01402662570 - II/18

Page 163 of 286

OnderbrekingvandewaarschuwingDe waarschuwing wordt in de volgende situaties
afgebroken:'xAutomatisch na circa 3 seconden.'xBij terugkeer naar de eigen rijbaan.'xBij krachtig remmen.'xBij richting aangeven.
Grenzenvanhetsysteem
Veiligheidsaanwijzing
WAARSCHUWING
Het systeem kan door beperkingen van het
systeem niet, te laat, onjuist of ongegrond reaj geren. Er bestaat kans op een ongeval ofschade. De aanwijzingen over de grenzen vanhet systeem in acht nemen en eventueel actief
ingrijpen.
Beperktewerking
De werking kan bijvoorbeeld in de volgende situj
aties beperkt zijn:
'xBij dichte mist en hevige regen of sneeuwval.'xBij ontbrekende, afgesleten, moeilijk zichtj bare, samen- of uiteenlopende of onduidej
lijke begrenzingslijnen zoals bijvoorbeeld bij
wegwerkzaamheden.'xAls begrenzingslijnen door sneeuw, ijs, vuil of
water bedekt zijn.'xIn scherpe bochten of op smalle wegen.'xAls de begrenzingslijnen niet wit zijn.'xAls de begrenzingslijnen door objecten bej
dekt zijn.'xBij dicht achter het voorliggende voertuig rijj den.'xBij sterk tegenlicht.'xAls de voorruit voor de binnenspiegel beslajgen, verontreinigd of door stickers, vignetten
enz. bedekt is.'xTijdens de kalibratieprocedure van de camera
direct na aflevering van de auto.
Handmatige
snelheidsbegrenzer
Principe Met het systeem kan de snelheid vanaf een
waarde van 30 km/h begrensd worden. Beneden de ingestelde snelheidslimiet kan zonder beperj
kingen worden gereden.
Overschrijdingvande
snelheidslimiet
In bijzondere situaties kunt u de snelheidslimiet bewust overschrijden door krachtig gas te geven.
Als de rijsnelheid de ingestelde snelheidslimietoverschrijdt, wordt een waarschuwing gegeven.
Geenremingreep
Als de ingestelde snelheidslimieten wordt bereikt
of onbewust wordt overschreden, bijvoorbeeld
bij bergaf rijden, wordt er niet actief afgeremd.
Als er tijdens de rit een snelheidslimiet wordt inj
gesteld die onder de rijsnelheid ligt, rolt de auto
zolang uit tot de rijsnelheid onder de ingestelde snelheidslimiet komt.
Overzicht
Toetsenopstuurwiel
ToetsFunctieSysteem in-/uitschakelen, zie paj
gina 164.Tuimelschakelaar:
Snelheidslimiet veranderen, zie paj
gina 164.Seite 163VeiligheidBEDIENING163
Online Edition for Part no. 01402662570 - II/18

Page 164 of 286

BedieningInschakelen Toets op het stuurwiel indrukken.
De actuele rijsnelheid wordt overgenomen als snelheidslimiet.
Bij inschakelen tijdens stilstand wordt bij een lage snelheid 30 km/h als snelheidslimiet ingejsteld.
De statusindicatie wordt weergegeven en afhanj
kelijk van het instrumentenpaneel wordt een
markering op de snelheidsmeter op de betrefj fende snelheid ingesteld.
Bij het inschakelen van de snelheidslimiet wordt
eventueel de dynamische stabiliteitscontrole
DSC ingeschakeld en eventueel omgeschakeld
naar de rijmodus COMFORT.
Uitschakelen Toets op het stuurwiel indrukken.
Het systeem schakelt zich automatisch uit in bijj voorbeeld de volgende situaties:'xBij het inschakelen van de achteruitversnelj
ling.'xBij het afzetten van de motor.'xBij het inschakelen van de snelheidsregeling.'xBij het activeren van sommige programma's
met de rijbelevingsschakelaar.
De weergaven verdwijnen.
Snelheidslimietwijzigen
Tuimelschakelaar zo vaak naar boven of benej den drukken tot de gewenste snelheidslimiet isingesteld.'xDrukken van de tuimelschakelaar tot hetdrukpunt verhoogt of verlaagt de snelheidslij
miet telkens met 1 km/h.'xDrukken op de tuimelschakelaar door het
drukpunt heen verhoogt of verlaagt de snelj
heidslimiet op het volgende tiental van de km/h snelheidsmeter.
Als er tijdens de rit een snelheidslimiet wordt inj
gesteld die onder de rijsnelheid ligt, rolt de auto
uit tot de ingestelde snelheidslimiet.
Overschrijdingvande
snelheidslimiet
De snelheidslimiet kan bewust worden overj
schreden. In deze situatie wordt geen akoestij
sche waarschuwing weergegeven.
Druk het gaspedaal volledig in om de ingestelde
snelheidslimiet bewust te overschrijden.
De beperking wordt automatisch weer geactij
veerd, zodra de actuele snelheid onder de ingej stelde snelheidslimiet komt.
Waarschuwingbijoverschrijding
vandesnelheidslimiet
Optischewaarschuwing Bij het overschrijden van de ingestelde
snelheidslimiet knippert het controlej
lampje in het instrumentenpaneel, zolang
er harder wordt gereden dan de ingestelde snelj heidslimiet.
Akoestischewaarschuwing
'xBij onbedoeld overschrijden van de ingej
stelde snelheidslimiet is na circa 5 seconden
een signaal te horen.'xAls de snelheidslimiet tijdens de rit onder de rijsnelheid komt, is het signaal na circa 30 sej
conden te horen.Seite 164BEDIENINGVeiligheid164
Online Edition for Part no. 01402662570 - II/18

Page 165 of 286

'xAls de snelheidslimiet bewust wordt overjschreden door het gaspedaal volledig in te
drukken, is er geen signaal te horen.
Weergaveninhet
instrumentenpaneel
Markeringvandesnelheidslimiet
Weergave op snelheidsmeter:
'xMarkering brandt groen: sysj
teem is actief.'xMarkering brandt niet: sysj
teem is uitgeschakeld.
Controlelampje
'xControlelampje brandt: het systeem
is ingeschakeld.'xControlelampje knippert: de ingej
stelde snelheidslimiet wordt overj
schreden.
Statusweergave
Weergave van de ingestelde snelheidslij
miet.
Dynamischeremlichten
Principe
Achteropkomende verkeersdeelnemers worden
door het knipperen van de remlichten voor een
noodremsituatie gewaarschuwd. Daardoor kan het gevaar van een botsing worden gereduceerd.
Algemeen'xNormaal remmen: remlichten branden.'xHard remmen: remlichten knipperen.
Kort voor de stilstand wordt de waarschuwingsj
knipperlichtinstallatie geactiveerd.
Waarschuwingsknipperlichtinstallatie deactivej
ren:
'xAccelereren.'xToets waarschuwingsknipperlichtinstallatie
indrukken.
Waakzaamheidshulp
Principe
Het systeem kan toenemende onoplettendheidof vermoeidheid van de bestuurder bij lange eenj
tonige ritten, bijv. op snelwegen, herkennen. In deze situatie wordt aanbevolen om een pauze inte lassen.
Veiligheidsaanwijzing
WAARSCHUWING
Het systeem ontlast u niet van de persoonlijke
verantwoordelijkheid om uw lichamelijke gej steldheid juist in te schatten. Toenemende onjoplettendheid of vermoeidheid worden mogejlijk niet of niet op tijd herkend. Er bestaat
gevaar voor ongevallen. Erop letten dat de bej stuurder uitgerust en oplettend is. Rijstijl aan deverkeerssituatie aanpassen.
Seite 165VeiligheidBEDIENING165
Online Edition for Part no. 01402662570 - II/18

Page 166 of 286

Functie
Het systeem wordt bij iedere motorstart ingej schakeld en kan niet uitgeschakeld worden.
Na begin van het rijden wordt het systeem op de
bestuurder afgestemd, zodat een toenemende
onoplettendheid of vermoeidheid herkend kan worden.
Deze procedure houdt rekening met de volj
gende criteria:'xPersoonlijke rijstijl, bijv. stuurgedrag.'xRijomstandigheden, bijv. tijdstip, duur van de
rit.
Het systeem is vanaf ca. 70 km/h actief en kan een aanbeveling voor pauze weergeven.
Aanbevelingvoorpauze
Bij groter wordende onoplettendheid of verj
moeidheid van de bestuurder wordt een opmerj king op het Control Display weergegeven, metde aanbeveling om een pauze in te lassen.
Een aanbeveling voor een pauze wordt maar één
keer tijdens een ononderbroken rit weergegeven.
Na een pauze kan op z'n vroegst na ca. 45 minuj
ten weer een aanbeveling voor pauze worden
weergegeven.
Grenzenvanhetsysteem De werking kan bijv. in de volgende situaties bej
perkt zijn en wordt er geen of een verkeerde
waarschuwing gegeven:
'xAls de tijd verkeerd is ingesteld.'xAls de gereden snelheid overwegend onder ca. 70 km/h ligt.'xBij sportieve rijstijl, bijv. bij sterke acceleratieof snel rijden door bochten.'xIn actieve rijsituaties, bijv. vaak veranderen
van rijbaan.'xBij slechte toestand van het wegdek.'xBij sterke zijwind.Het systeem wordt ca. 45 minuten na het afzetj
ten van het voertuig teruggezet, bijv. bij een
pauze op een langere snelwegrit.Seite 166BEDIENINGVeiligheid166
Online Edition for Part no. 01402662570 - II/18

Page 167 of 286

RijstabiliteitsregelsystemenUitrustingvandeauto
In dit hoofdstuk worden alle standaard, landspejcifieke en speciale uitrustingen beschreven die inde modelserie aangeboden worden. Er worden
daarom ook uitrustingen beschreven die in een
auto, bijvoorbeeld vanwege de landspecifieke of
gekozen speciale uitrusting niet beschikbaar zijn. Dat geldt ook voor veiligheidsrelevante functies
en systemen. Bij gebruik van deze functies en systemen moeten de geldende wetten en voorj
schriften worden nageleefd.
AntiblokkeersysteemABS
ABS voorkomt het blokkeren van de wielen tijj
dens het remmen.
De bestuurbaarheid blijft ook bij noodstops bej
houden, daardoor wordt de actieve veiligheid
verhoogd.
Het ABS is na het starten van de motor bedrijfsj klaar.
Remassistent
Bij snel indrukken van het rempedaal veroorzaakt
dit systeem automatisch een zo hoog mogelijke
rembekrachtiging. De remweg wordt bij noodj
stops derhalve zo kort mogelijk gehouden. Daarj
bij wordt ook gebruik gemaakt van de voordelen
van het antiblokkeersysteem ABS.
Het rempedaal ingetrapt houden zolang remmen
noodzakelijk is.
Dynamische
stabiliteitscontroleDSC
Principe Binnen hetgeen volgens de wetten van de najtuurkunde mogelijk is helpt het systeem door
vermindering van het motorvermogen en reminj
grepen aan de afzonderlijke wielen de koersstaj biliteit van auto te handhaven.
Algemeen
DSC detecteert bijv. de volgende instabiele rijj
toestanden:
'xUitbreken van de achterzijde van de auto, wat tot oversturen kan leiden.'xGripverlies van de voorwielen, wat tot onderjsturen kan leiden.
Veiligheidsvoorschriften
WAARSCHUWING
Het systeem ontlast u niet van persoonlijke verj
antwoordelijkheid om de verkeerssituatie juist
in te schatten. Wegens systeembeperkingen kan het systeem niet in alle verkeerssituaties
zelfstandig op gepaste wijze reageren. Er bej
staat gevaar voor ongevallen. Rijstijl aan de verj keerssituatie aanpassen. Verkeerssituatie obj
serveren en in de betreffende situaties actief ingrijpen.
WAARSCHUWING
Bij het rijden met dakbelasting, bijvoorbeeld met een dakdrager, kan door het hogere zwaarjtepunt in rijkritische situaties de rijveiligheid nietmeer gewaarborgd zijn. Er bestaat kans op een
ongeval of schade. Bij het rijden met dakbelasj
Seite 167RijstabiliteitsregelsystemenBEDIENING167
Online Edition for Part no. 01402662570 - II/18

Page 168 of 286

ting de Dynamische Stabiliteitscontrole DSC
niet deactiveren.
Overzicht
Toetsindeauto
DSC uitschakeltoets
Controle-en
waarschuwingslampjes
Controlelampje knippert: DSC regelt de
aandrijf- en remkrachten.
Controlelampje brandt: DSC is uitgevalj
len.
Dynamischestabiliteitscontrole
deactiveren:DSCOFF
Algemeen
Door DSC uit te schakelen wordt de rijstabiliteit
bij het accelereren en in bochten minder.
In verband met een optimale stabiliteit DSC zospoedig mogelijk weer inschakelen.
Dynamischestabiliteitscontrole
deactiveren
De toets zo lang indrukken, maar niet lanjger dan circa 10 seconden, tot het controj
lelampje voor DSC OFF in het instrumentenpaj
neel gaat branden en DSC OFF wordt
weergegeven.
DSC is uitgeschakeld.
De motorafstemming wisselt naar een sportieve instelling.
Dynamischestabiliteitscontrole
activeren
Toets indrukken.
DSC OFF en controlelampje DSC OFF doj
ven.
Controle-enwaarschuwingslampjesBij gedeactiveerde DSC wordt DSC OFF weerj
gegeven op het instrumentenpaneel.
Controlelampje brandt: DSC is gedeactij
veerd.
MDynamicModeMDM
Principe M Dynamic Mode staat op droge rijbaan het rijj
den met hogere lengte- en dwarsversnelling toe,
echter met beperkte rijstabiliteit.
Pas in het absolute grensbereik grijpt het sysj
teem in door het reduceren van het motorvermoj
gen en door stabiliserende remingrepen op de
wielen. In deze rijstoestand kunnen aanvullende
stuurcorrecties noodzakelijk zijn.
In de volgende uitzonderlijke gevallen verdient
het aanbeveling de MDM tijdelijk in te schakelen:'xRijden dooiende sneeuw of op niet geruimde, besneeuwde rijbanen.'xAuto vrij rijden of wegrijden uit diepe sneeuw
of op losse ondergrond.'xRijden met sneeuwkettingen.Seite 168BEDIENINGRijstabiliteitsregelsystemen168
Online Edition for Part no. 01402662570 - II/18

Page 169 of 286

Veiligheidsaanwijzing
WAARSCHUWING
Bij geactiveerde M Dynamic Mode worden staj
biliserende ingrepen alleen in gereduceerde
mate uitgevoerd. Er bestaat kans op een ongej
val of schade. Rijstijl aan de verkeerssituatie
aanpassen. Verkeerssituatie observeren en in de betreffende situaties actief ingrijpen. Bij
waarschuwingen het stuurwiel niet onnodig
heftig bewegen.
In verband met een optimale stabiliteit DSC zospoedig mogelijk weer inschakelen.
MDMactiveren Toets kort indrukken.
Op het instrumentenpaneel gaat het conj
trolelampje DSC OFF branden en wordt TRACj
TION weergegeven.
MDMdeactiveren Toets indrukken.
Controlelampje DSC OFF en de melding
TRACTION doven.
Controle-enwaarschuwingslampjesSymboolBeschrijvingControlelampje brandt en in het
instrumentenpaneel verschijnt
TRACTION:
M Dynamic Mode is geactij
veerd.Controlelampje DSC knippert
bijkomend:
M Dynamic Mode regelt de aanj
drijf- en remkrachten.Controlelampjes gaan branden:
M Dynamic Mode of DSC is uitj
gevallen.
ActiefM-differentieel
Principe
Het actief M-differentieel blokkeert de achterj
asaandrijving continu afhankelijk van de rijsituatie. Daardoor wordt ook bij uitgeschakelde DSC enin M Dynamic Mode een doordraaien van het afj
zonderlijke achterwiel vermeden en zo een optij male tractie afgegeven in alle rijsituaties.
De bestuurder is verantwoordeliijk voor een rijstijl die is aangepast aan de situatie.
Servotronic
Principe De servotronic is een snelheidsafhankelijke
stuurbekrachtiging.
Bij lage snelheden wordt de stuurkracht meer
ondersteund dan bij hogere snelheden. Daardoor
wordt bijvoorbeeld het inparkeren vereenvoudigd
en bij sneller rijden de besturing directer.
Seite 169RijstabiliteitsregelsystemenBEDIENING169
Online Edition for Part no. 01402662570 - II/18

Page 170 of 286

Tevens wordt de stuurkracht aangepast aan dedesbetreffende rijmodus, zodat een sportief-dijrecte of comfortabele stuurgedrag wordt overgej
bracht.
Programma Instelmogelijkheden van de stuurkracht:'xCOMFORT: laag.'xSPORT: hoog.'xSPORT+: hoog.
Programmaselecteren
Het gewenste programma wordt met de rijbelej
vingsschakelaar ingesteld, zie pagina 170.
Rijbelevingsschakelaar
Principe Met de rijbelevingsschakelaar kunnen bepaaldeeigenschappen van de auto worden aangepast.
Daarvoor staan verschillende programma's ter
beschikking. Via de toets van de rijbelevingsjschakelaar en via de DSC OFF toets kan steedseen programma worden geactiveerd.
Overzicht
Toetsindeauto
Bedieningvandeprogramma'sToetsProgrammaDSC OFF
TRACTIONSPORT+
SPORT
COMFORT
Automatischwisselenvan
programma
In de volgende situaties wordt zo nodig automaj
tisch naar COMFORT gewisseld:
'xBij uitval van de dynamische stabiliteitsconj trole DSC.'xBij bandenpech.'xBij inschakelen van de handmatige snelheidsjbegrenzer, zie pagina 163.'xBij activering van de snelheidsregeling in de
modus TRACTION of DSC OFF.
DSCOFF
Met DSC OFF, zie pagina 168, wordt de rijstabilij
teit bij het accelereren en bij het rijden in een bocht niet beperkt.
De motorafstemming wisselt naar een sportieve
instelling.
TRACTION Met TRACTION wordt maximale tractie geleverd
op een losse ondergrond. M Dynamic Mode
MDM, zie pagina 168, is geactiveerd. De koersj
stabiliteit is bij het accelereren en bij het rijden in
bochten beperkt.
Seite 170BEDIENINGRijstabiliteitsregelsystemen170
Online Edition for Part no. 01402662570 - II/18

Page:   < prev 1-10 ... 121-130 131-140 141-150 151-160 161-170 171-180 181-190 191-200 201-210 ... 290 next >