BMW M2 2018 Instructieboekjes (in Dutch)

Page 171 of 286

SPORT+
Principe Consequent sportief rijden met geoptimaliseerde
besturing en aangepaste aandrijving.
Algemeen
M Dynamic Mode is ingeschakeld.
De bestuurder neemt een deel van de stabilisaj
tietaak over.
SPORT+activeren Druk zo vaak op de knop tot in de toejrenteller SPORT+ en in het instrumenj
tenpaneel het controlelampje voor DSC OFF gaat branden.
Automatischwisselenvan
programma
Bij activering van de snelheidsregeling wordt auj
tomatisch naar de modus SPORT gewisseld.
Controle-enwaarschuwingslampjes
Op het instrumentenpaneel wordt SPORT+
weergegeven.
Controlelampje DSC OFF brandt: M Dyj
namic Mode MDM is geactiveerd.
SPORT
Principe Sportieve afstemming van de besturing en deaandrijving voor een grotere wendbaarheid tijj
dens het rijden.
Het programma kan individueel worden geconfij gureerd. De configuratie wordt opgeslagen voor
het momenteel gebruikte bestuurdersprofiel.SPORTactiveren
Toets zo vaak indrukken tot in het inj
strumentenpaneel SPORT wordt weerj
gegeven.
SPORTconfigureren
Via iDrive:1."Mijn auto"2."Auto instellingen"3.Evt. "Rijmodus"4."SPORT configureren"5.Gewenste instelling selecteren.
De instelling wordt opgeslagen voor het momenj
teel gebruikte bestuurdersprofiel.
COMFORT Principe
Voor een evenwichtige afstemming bij maximale
koersstabiliteit.
COMFORTactiveren Toets zo vaak indrukken tot in het inj
strumentenpaneel COMFORT wordt
weergegeven.
In bepaalde situaties wordt automatisch naar het programma COMFORT gewisseld, Automatisch wisselen van programma, zie pagina 170.
Weergaven Selectievanhetprogramma Bij het drukken van de toetswordt een lijst met de te selectej
ren programma's weergegeven. Afhankelijk van de uitrusting kan
de lijst in het instrumentenpaneel
afwijken van de afbeelding.
Seite 171RijstabiliteitsregelsystemenBEDIENING171
Online Edition for Part no. 01402662570 - II/18

Page 172 of 286

GeselecteerdprogrammaHet geselecteerde programma
wordt in het instrumentenpaneel
weergegeven.
Wegrijassistent
Principe Het systeem ondersteunt bij het hellingopwaarts
wegrijden. Gebruik van de parkeerrem is hiervoor
niet vereist.
Wegrijdenmetwegrij-assistent
1.Auto met rempedaal op zijn plaats houden.2.Rempedaal loslaten en vlot wegrijden.
Na het loslaten van het rempedaal wordt de auto
gedurende circa 2 seconden op zijn plaats gej
houden.
Naargelang de belading of bij rijden met aanj hangwagen kan de auto soms een klein stukje
achteruitrollen.
Seite 172BEDIENINGRijstabiliteitsregelsystemen172
Online Edition for Part no. 01402662570 - II/18

Page 173 of 286

RijcomfortUitrustingvandeauto
In dit hoofdstuk worden alle standaard, landspejcifieke en speciale uitrustingen beschreven die inde modelserie aangeboden worden. Er worden
daarom ook uitrustingen beschreven die in een
auto, bijvoorbeeld vanwege de landspecifieke of
gekozen speciale uitrusting niet beschikbaar zijn. Dat geldt ook voor veiligheidsrelevante functies
en systemen. Bij gebruik van deze functies en systemen moeten de geldende wetten en voorj
schriften worden nageleefd.
Snelheidsregeling
Principe
Met dit systeem kan via de toetsen op het stuurj
wiel een gewenste snelheid worden ingesteld. De gewenste snelheid wordt door het systeemaangehouden. Daartoe geeft het systeem autojmatisch gas en remt indien nodig automatisch.
Algemeen
Naargelang de voertuiginstelling kunnen de kenj
merken van de snelheidsregeling op bepaalde
punten veranderen.
Veiligheidsvoorschriften
WAARSCHUWING
Het systeem ontlast u niet van persoonlijke verj
antwoordelijkheid om de verkeerssituatie juist
in te schatten. Wegens systeembeperkingen
kan het systeem niet in alle verkeerssituaties
zelfstandig op gepaste wijze reageren. Er bej
staat gevaar voor ongevallen. Rijstijl aan de verj
keerssituatie aanpassen. Verkeerssituatie obj
serveren en in de betreffende situaties actief ingrijpen.
WAARSCHUWING
Het gebruik van het systeem kan in de volj gende situaties tot een verhoogd gevaar voorongevallen leiden, bijv.:
'xBij bochtig wegverloop.'xBij druk verkeer.'xBij gladheid op de weg, mist, sneeuw, rej
gen of losse ondergrond.
Er bestaat kans op een ongeval of schade. Het
systeem alleen gebruiken als het rijden met
constante snelheid mogelijk is.
WAARSCHUWING
De ingestelde snelheid kan abusievelijk verj
keerd ingesteld of opgeroepen worden. Er bej
staat gevaar voor ongevallen. Ingestelde snelj
heid aan de verkeerssituatie aanpassen. Verkeerssituatie observeren en in de betrefj
fende situaties actief ingrijpen.
Overzicht
Toetsenopstuurwiel
ToetsFunctieSnelheidsregeling aan/uit, onderbrej
ken, zie pagina 174.snelheid oproepen, snelheidsregeling
hervatten, zie pagina 175.Tuimelschakelaar:
Snelheid instellen, zie pagina 174.Seite 173RijcomfortBEDIENING173
Online Edition for Part no. 01402662570 - II/18

Page 174 of 286

Snelheidsregelingin-/
uitschakelenenonderbreken
Inschakelen Toets op het stuurwiel indrukken.
Markering op de snelheidsmeter wordt op de acj
tuele snelheid ingesteld.
Snelheidsregeling kan worden gebruikt.
De dynamische stabiliteitscontrole DSC wordt
evt. ingeschakeld.
Uitschakelen Toets op het stuurwiel indrukken.'xBij ingeschakeld systeem: tweemaal indrukj
ken.'xBij onderbroken werking: eenmaal indrukken.
De weergaven verdwijnen. Opgeslagen gewenj ste rijsnelheid wordt gewist.
Handmatigonderbreken Bij geactiveerde toestand toets in het
stuurwiel indrukken.
Automatischonderbreken De werking van het systeem wordt in de voljgende situaties automatisch onderbroken:
'xAls de bestuurder remt.'xAls de koppeling enkele seconden ingedrukt
wordt of bij niet-ingeschakelde versnelling
losgelaten wordt.'xAls voor de snelheid een te hoge versnelling ingeschakeld is.'xAls de M Dynamic Mode MDM is geactiveerd
of de Dynamic Stability Control DSC wordt
gedeactiveerd.'xAls de Dynamische Stabiliteitscontrole DSC
regelt.'xAls met de rijbelevingsschakelaar SPORT+
wordt geactiveerd.
Snelheidinstellen
Snelheidhandhaven,opslaan
Schakelaar in onderbroken toestand één keer
naar boven of onder duwen.
Bij ingeschakeld systeem wordt de actuele snelj heid gehandhaafd en als gewenste rijsnelheid
opgeslagen.
De opgeslagen snelheid wordt in de snelheidsj
meter en op het instrumentenpaneel weergegej ven, zie pagina 175.
De dynamische stabiliteitscontrole DSC wordt
evt. ingeschakeld.
Snelheidwijzigen
Zo vaak op de tuimelschakelaar naar boven of
onder drukken, tot de gewenste rijsnelheid is inj
gesteld.
In actieve toestand wordt de weergegeven snelj
heid opgeslagen en bereikt voor zover de verj
keerssituatie dit toelaat.
Seite 174BEDIENINGRijcomfort174
Online Edition for Part no. 01402662570 - II/18

Page 175 of 286

'xDrukken van de tuimelschakelaar tot hetdrukpunt verhoogt of verlaagt de gewenste
rijsnelheid telkens met circa 1 km/h.'xDrukken op de tuimelschakelaar door het
drukpunt heen verhoogt of verlaagt de gej
wenste rijsnelheid telkens tot het volgende
tiental van de km/h snelheidsmeter.
De maximaal instelbare snelheid hangt af van
de auto.'xTuimelschakelaar tot het drukpunt drukken
en ingedrukt houden verhoogt of verlaagt de
snelheid zonder op het gaspedaal te trappen.
Na het loslaten van de tuimelschakelaar
wordt de bereikte snelheid behouden. Verder
drukken dan het drukpunt verhoogt de snelj
heid nog meer.
Snelheidsregelingvoortzetten
Algemeen
Een onderbroken snelheidsregeling kan door opj
roepen van de opgeslagen snelheid hervat worj den.
Voor het oproepen van de opgeslagen snelheid
controleren, dat het verschil tussen de actuele
snelheid en de opgeslagen snelheid niet te groot
is. Anders kan het voertuig ongewenst afremmen
of accelereren.
In de volgende gevallen wordt de opgeslagen snelheidswaarde gewist en kan deze niet meer
worden opgeroepen:
'xBij het uitschakelen van het systeem.'xBij het uitschakelen van het contact.
Opgeslagensnelheidoproepen
Toets op het stuurwiel indrukken.
De opgeslagen snelheid wordt opnieuw bereikt en behouden.
Weergavenophet
instrumentenpaneel
Controlelampje Afhankelijk van de uitrusting geeft het
controlelampje op het instrumentenpaj
neel aan of het systeem is ingeschakeld.
Gewenstesnelheidenopgeslagen
snelheid'xMarkering brandt groen: sysj
teem is actief, de markering
toont de gewenste snelheid.'xMarkering brandt oranje: sysj
teem is onderbroken, de marj
kering toont de opgeslagen
snelheid.'xMarkering brandt niet: systeem is uitgeschaj
keld.
Statusweergave
Gekozen voorkeurssnelheid.
Als er geen snelheid wordt weergegeven, is er op dit moment eventueel niet voldaan aan devoorwaarden die voor de werking vereist zijn.
Grenzenvanhetsysteem
Motorvermogen De gewenste snelheid wordt ook op neerwaartse
hellingen gehandhaafd. Op opwaartse hellingen
kan de snelheid echter afnemen als het motorj
vermogen niet toereikend is.
ParkDistanceControlPDC
Principe PDC helpt bij het inparkeren. De langzame nadejring van een object achter de auto wordt door
Seite 175RijcomfortBEDIENING175
Online Edition for Part no. 01402662570 - II/18

Page 176 of 286

geluidssignalen en aanwijzingen op het ControlDisplay weergegeven.
Algemeen
De ultrasoonsensoren voor het meten van de afj standen bevinden zich in de achterbumper.
De reikwijdte bedraagt afhankelijk van het obstaj kel en de omgevingsomstandigheden circa 2 m.
Er wordt pas in de volgende situaties een gejluidswaarschuwing gegeven:'xBij de beide hoeksensoren op een afstandvan circa 60 cm tot het object.'xBij de middelste sensoren achter bij een afjstand van circa 1,50 m tot het object.'xBij een dreigende botsing.
Veiligheidsvoorschriften
WAARSCHUWING
Het systeem ontlast u niet van persoonlijke verj
antwoordelijkheid om de verkeerssituatie juist
in te schatten. Wegens systeembeperkingen kan het systeem niet in alle verkeerssituaties
zelfstandig op gepaste wijze reageren. Er bej
staat gevaar voor ongevallen. Rijstijl aan de verj keerssituatie aanpassen. Verkeerssituatie obj
serveren en in de betreffende situaties actief ingrijpen.
WAARSCHUWING
Door hoge snelheden bij geactiveerde Park Distance Control PDC kan het omwille van fyjsieke omstandigheden gebeuren dat u te laatwordt gewaarschuwd. Er bestaat kans op letselof schade. Snel naderen van een obstakel verj
mijden. Niet te snel wegrijden als Park Distance
Control PDC nog actief is.
Overzicht
Ultrasonesensoren Ultrasone sensoren van de PDC,
bijvoorbeeld in de bumpers.
Voorwaardenvooreencorrecte
werking
De correcte werking waarborgen:'xSensoren niet afdekken, bijvoorbeeld met
stickers, fietsendragers enz.'xSensoren schoon en vrij houden.
In-/uitschakelen
Automatischinschakelen Bij draaiende motor keuzehendelstand R inschaj
kelen.
Bovendien schakelt de achteruitrijcamera in.
Automatischuitschakelenbij
vooruitrijden
Het systeem wordt bij overschrijding van een bej paalde afstand of een bepaald snelheidsbereik
uitgeschakeld.
Indien nodig het systeem weer inschakelen.
Waarschuwing
Geluidssignalen De nadering van een object wordt door een inj
tervaltoon gesignaleerd. Als bijvoorbeeld links achter de auto een object wordt waargenomen,klinkt het geluidssignaal uit de luidspreker linksjachter.
Hoe kleiner de afstand tot een object wordt, hoe korter de intervallen worden.
Als de afstand tot een herkend object kleiner is dan circa 25 cm, klinkt er een continu signaal.
Seite 176BEDIENINGRijcomfort176
Online Edition for Part no. 01402662570 - II/18

Page 177 of 286

VolumeDe verhouding tussen het volume van de PDC-
signaaltoon en het volume van het entertainment kan ingesteld worden.
Via iDrive:1."Mijn auto"2."iDrive instellingen"3."Klank"4."Volume-instellingen"5."PDC"6.Stel de gewenste waarde in.
De instelling wordt opgeslagen voor het momenj
teel gebruikte bestuurdersprofiel.
Optischewaarschuwing
De nadering van een object wordt op het Control
Display weergegeven. Verder verwijderde objecj ten worden reeds weergegeven, voordat een gejluidssignaal klinkt.
Er verschijnt een weergave zodra PDC wordt gej
activeerd.
Het detectiegebied van de sensoren wordt in de
kleuren groen, geel en rood weergegeven.
Als het beeld van de achteruitrijcamera wordt afj gebeeld kan naar PDC worden omgeschakeld:
1.Controller eventueel naar links kantelen.2. "Achteruitrijcamera"Grenzenvanhetsysteem
Veiligheidsaanwijzing
WAARSCHUWING
Het systeem kan door beperkingen van het
systeem niet, te laat, onjuist of ongegrond reaj geren. Er bestaat kans op een ongeval ofschade. De aanwijzingen over de grenzen vanhet systeem in acht nemen en eventueel actief
ingrijpen.
Grenzenvandeultrasoonmeting
Het waarnemen van objecten kan worden bejperkt door de grenzen van de natuurkundige uljtrasone meting, zoals bij de volgende omstandigjheden:
'xBij kleine kinderen en dieren.'xBij personen met bepaalde kleding, bijvoorjbeeld een dikke jas.'xBij externe storing van het ultrasone signaal,
bijvoorbeeld door voorbijrijdende voertuigen
of lawaaiige machines.'xBij vuile, bevroren, beschadigde of verstelde
sensoren.'xBij bepaalde weersomstandigheden, bijv. hoge luchtvochtigheid, regen, sneeuwval, exjtreme hitte, of sterke wind.'xBij aanhangwagentrekstangen en -koppelinjgen van andere voertuigen.'xBij dunne of wigvormige voorwerpen.'xBij bewegende objecten.'xBij hoger gelegen en uitstekende objecten,
bijvoorbeeld muuruitsparingen of bagage.'xBij objecten met hoeken en scherpe kanten.'xBij objecten met een dunne oppervlakte of
structuur, bijvoorbeeld hekken.'xBij objecten met poreuze oppervlakken.'xBij uitstekende lading.Seite 177RijcomfortBEDIENING177
Online Edition for Part no. 01402662570 - II/18

Page 178 of 286

'xReeds weergegeven, lage objecten, bijvoorj
beeld stoepranden, kunnen in het dode bej reik van de sensoren komen voordat of nadatreeds een ononderbroken geluidssignaalklinkt.
Loosalarm
Het systeem kan onder de volgende omstandigj
heden een waarschuwing weergeven, hoewel er
zich geen obstakel in het detectiegebied bevindt:
'xBij zware regenval.'xBij sterke verontreiniging van of ijsvorming op de sensoren.'xBij met sneeuw bedekte sensoren.'xBij ruw wegdek.'xBij oneffenheden in het wegdek, bijvoorbeeld
verkeersdrempels.'xIn grote, rechthoekige gebouwen met gladde
muren, bijvoorbeeld ondergrondse garages.'xIn wasinstallaties en wasstraten.'xDoor sterke uitlaatgassen.'xDoor andere ultrasone bronnen, bijvoorbeeld veegmachines, stoomstraalreinigers of tl-lamjpen.
Zodra de storing door andere ultrasone bronnenniet meer aanwezig is, is het systeem weer vollej
dig bedrijfsklaar.
StoringEr wordt een Check-Control-melding weergegej
ven.
Op het Control Display wordt het detectiegebied van de sensoren gearceerd weergegeven.
PDC is uitgevallen. Het systeem door een Serjvice Partner van de fabrikant of een andere gejkwalificeerde Service Partner of specialist latencontroleren.
Achteruitrijcamera
Principe
De achteruitrijcamera helpt bij het achterwaarts
inparkeren en manoeuvreren. Hiertoe wordt het
gebied achter de auto op het Control Display weergegeven.
Veiligheidsaanwijzing
WAARSCHUWING
Het systeem ontlast u niet van persoonlijke verj
antwoordelijkheid om de verkeerssituatie juist
in te schatten. Er bestaat gevaar voor ongevalj len. Rijstijl aan de verkeerssituatie aanpassen.
Verkeerssituatie en gebied rond de auto door goed kijken extra controleren en in de betrefj
fende situatie actief ingrijpen.
Overzicht
Camera
De cameralens zit in de handgreeplijst van de kofferklep.
Door vuil kan de beeldkwaliteit minder worden.
Zo nodig de cameralens reinigen.
Seite 178BEDIENINGRijcomfort178
Online Edition for Part no. 01402662570 - II/18

Page 179 of 286

In-/uitschakelen
Automatischinschakelen Het systeem wordt automatisch ingeschakeld
wanneer bij draaiende motor keuzehendelstand
R wordt ingeschakeld.
Het beeld van de achteruitrijcamera wordt weerj
gegeven, als het systeem via iDrive is ingeschaj keld.
Automatischuitschakelenbij
vooruitrijden
Het systeem wordt bij overschrijding van een bej
paalde afstand of een bepaald snelheidsbereik uitgeschakeld.
Indien nodig het systeem weer inschakelen.
WeergaveviaiDrivewisselen
Als de achteruitrijcameraweergave niet verj
schijnt, weergave veranderen via iDrive:1.Controller eventueel naar links kantelen.2. "Achteruitrijcamera"
Het beeld van de achteruitrijcamera wordt weerj
gegeven.
WeergaveophetControlDisplayVoorwaardenvooreencorrecte
werking
'xAchteruitrijcamera is ingeschakeld.'xKofferklep is volledig gesloten.'xHet detectiegebied van de camera vrijhouj
den. Uitstekende bagage kan tot storingen leiden.
Assistentiefunctiesactiveren
Er kunnen meerdere assistentiefuncties tegelijj
kertijd actief zijn.
Controller eventueel naar links kantelen.
'xParkeerhulplijnen
"Parkeerhulplijnen"
Rijstrook- en draaicirkellijnen worden weergej geven.'xObstakelmarkering
"Obstakelmarkering"
Afhankelijk van de uitvoering worden obstaj kels gemarkeerd.
Manoeuvreerlijnen
Manoeuvreerlijnen kunnen in het beeld van deachteruitrijcamera worden geprojecteerd.
De manoeuvreerlijnen helpen u de benodigde ruimte bij het parkeren en manoeuvreren op vlak
wegdek in te schatten.
De manoeuvreerlijnen zijn afhankelijk van de acj
tuele stuuruitslag en worden bij stuurwielbewej gingen continu aangepast.
Bochtlijnen
De bochtlijnen kunnen alleen samen met maj noeuvreerlijnen in het beeld van de achteruitrijcaj
mera worden geprojecteerd.
De bochtlijnen geven het verloop van de kleinst
mogelijke draaicirkel op een vlak wegdek aan.
Seite 179RijcomfortBEDIENING179
Online Edition for Part no. 01402662570 - II/18

Page 180 of 286

Vanaf een bepaalde stuurwieluitslag wordt alleeneen bochtlijn getoond.
Obstakelmarkering
Afhankelijk van de uitvoering kunnen obstakelj markeringen in het beeld van de achteruitrijcajmera worden weergegeven.
Het kleurpatroon van de obstakelmarkeringen
komt overeen met de markeringen van de PDC.
Inparkerenaandehandvan
manoeuvreer-enbochtlijnen
1.Auto zodanig opstellen, dat de bochtlijnen
binnen de begrenzing van de parkeerplaats
vallen.2.Stuurwiel dusdanig draaien dat de rijspoorlijn de betreffende draaicirkellijn overdekt.
Instellingenvandeweergave
Helderheid
Bij ingeschakelde achteruitrijcamera:
1.Controller eventueel naar links kantelen.2. Symbool selecteren.3.Controller draaien tot de gewenste instelling is bereikt en controller indrukken.
Contrast
Bij ingeschakelde achteruitrijcamera:
1.Controller eventueel naar links kantelen.2. Symbool selecteren.3.Controller draaien tot de gewenste instelling is bereikt en controller indrukken.
Grenzenvanhetsysteem
Herkenningvanobjecten
Zeer lage obstakels of hoger liggende, vooruitj
stekende objecten, bijvoorbeeld uitspringende
muren, kunnen niet door het systeem worden
waargenomen.
Afhankelijk van de uitvoering houden enkele asj sistentiefuncties ook rekening met gegevens van de Park Distance Control PDC.
Aanwijzingen in het hoofdstuk Park Distance
Control PDC in acht nemen.
Seite 180BEDIENINGRijcomfort180
Online Edition for Part no. 01402662570 - II/18

Page:   < prev 1-10 ... 131-140 141-150 151-160 161-170 171-180 181-190 191-200 201-210 211-220 ... 290 next >