BMW M2 2018 Instructieboekjes (in Dutch)

Page 231 of 286

ken om een nood- of reservewiel te wisselen ingeval van pech.
WAARSCHUWING
Op een zachte, oneffen of gladde ondergrond, bijvoorbeeld sneeuw, ijs, tegels enz. kan de auj
tokrik naar de zijkant wegglijden. Er bestaat
kans op letsel. Banden/wielen op een vlakke,
harde en slipvaste ondergrond verwisselen.
WAARSCHUWING
De krik is alleen voor het omhoogbrengen van de auto en voor de kriksteunpunten van de
auto bedoeld. Er bestaat kans op letsel. Geen
andere auto of andere lading met de krik omj
hoogbrengen.
WAARSCHUWING
Als de krik niet in het daarvoor bestemde krikj
steunpunt is geplaatst, kan de auto bij het opj
krikken worden beschadigd of kan de krik wegj
schieten. Er bestaat kans op letsel of schade.
Bij het opkrikken controleren dat de krik in het
kriksteunpunt naast de wielkuip is geplaatst.
WAARSCHUWING
Een met een autokrik opgetilde auto kan door
zijdelingse krachtinvloed van de autokrik vallen.
Er bestaat kans op letsel of schade. Als de auto
omhoog is gebracht, geen zijdelingse krachtinj vloed op de auto uitoefenen of plotseling aan
de auto trekken. Een vastzittend wiel door een
Service Partner van de fabrikant of een andere
gekwalificeerde Service Partner of specialist laj ten afnemen.
Autotegenwegrollenbeveiligen
Algemeen
De fabrikant van de auto adviseert om de auto bij
het wielen verwisselen bovendien tegen wegrolj len te beveiligen.
Opeenvlakkeondergrond
Een wig of een ander geschikt voorwerp, bijvoorj beeld een steen, achter het wiel leggen dat zichdiagonaal tegenover het te verwisselen wiel bejvindt.
Bijeenlichtehelling
Wanneer een wiel op een lichte helling moet worden vervangen, keggen en andere geschikte
voorwerpen, bijv. een steen, tegen de rolrichting
in onder de wielen van de voor- en achteras legj
gen.
Wielboutenmetslot
Principe De wielslotbouten hebben een speciale codej
ring. De bouten kunnen alleen met het adapterj
Seite 231WielenenbandenMOBILITEIT231
Online Edition for Part no. 01402662570 - II/18

Page 232 of 286

stuk dat overeenkomt met de codering worden
geopend.
Overzicht De adapter van de wielbouten met slot bevindtzich in het boordgereedschap of in een opbergj vak bij het boordgereedschap.'xWielbout, pijl 1.'xAdapter, pijl 2.
Losschroeven
1.De adapter op de wielbout plaatsen.2.De wielbout losschroeven.3.Na het losschroeven het adapterstuk weerverwijderen.
Vastschroeven
1.Adapter op de wielbout plaatsen. Het adapjterstuk evt. zo ver draaien tot het op de wieljbout past.2.Wielbout vastschroeven. Het aanhaalmoment
bedraagt 140 Nm.3.Adapterstuk verwijderen na het vastschroej
ven en opbergen.
Autovoorbereiden
'xDe auto op een veilige afstand van het wegj verkeer op een vaste en slipvrije ondergrond
parkeren.'xAlarmknipperlichten inschakelen.'xParkeerrem bedienen.'xEen versnelling inschakelen of de keuzehenj
delstand P inschakelen.'xZodra de verkeerssituatie het toelaat alle inj zittenden laten uitstappen en buiten het gej
varengebied brengen, bijvoorbeeld achter de vangrails.'xAfhankelijk van de uitvoering het gereedj
schap voor wielvervangingen en het noodwiel
uit de auto nemen.'xEventueel gevarendriehoek of waarschuj
wingsknipperlichten op de betreffende afj
stand neerzetten.'xDe auto bovendien tegen wegrollen beveilij gen.'xDe wielbouten een halve omwenteling losjdraaien.
Kriksteunpunten
De kriksteunpunten bevinden zich op de gemarjkeerde posities.
Seite 232MOBILITEITWielenenbanden232
Online Edition for Part no. 01402662570 - II/18

Page 233 of 286

Voertuigoptillen
WAARSCHUWING
De handen of vingers kunnen bij het gebruik
van de krik ingeklemd raken. Er bestaat kans op letsel. Bij het gebruik van de krik de beschrevenpositie van de handen aanhouden en deze poj
sitie niet veranderen.
1.Met een hand de krik vasthouden, pijl 1, en
met de andere hand de slinger, pijl 2, vastj pakken.2.De krik in de rechthoekige verlaging van het
kriksteunpunt aanbrengen dat zich het dichtst
bij het te verwisselen wiel bevindt.3.Krik uitschuiven door aan de slinger of hendel
te draaien in de richting van de wijzers van de
klok.4.De hand van de krik nemen, zodra de autokrik
belast is en de slinger of de hendel met een hand verder draaien.5.Let erop dat de krikvoet verticaal naar buitenkomt en in een rechte hoek onder het krikj
steunpunt staat.6.Erop letten dat de krikvoet na het naar buiten komen onder een rechte hoek en loodrechtonder het kriksteunpunt staat.7.De krik zo ver omhoogbrengen dat deze met
het gehele vlak op de grond staat en het bej treffende wiel maximaal 3 cm van de bodem
loskomt.Seite 233WielenenbandenMOBILITEIT233
Online Edition for Part no. 01402662570 - II/18

Page 234 of 286

Wielmonteren
Indien nodig slechts één noodwiel monteren.1.De wielbouten losschroeven.2.Het wiel verwijderen.3.Het nieuwe wiel of noodwiel plaatsen en ten
minste twee wielbouten kruiselings met de
hand indraaien.
Indien geen originele lichtmetalen velgen van de fabrikant van de auto gemonteerd worden,
moeten eventueel ook de bijbehorende wielj
bouten worden gebruikt.4.De overige wielbouten met de hand indraaien en alle bouten kruiselings goed aandraaien.5.De slinger van de krik linksom draaien om de
krik in te schuiven en de auto te laten zakken.6.Krik verwijderen en veilig opbergen.
Nahetverwisselenvaneenwiel
1.De wielbouten kruiselings vastdraaien. Het aanhaalmoment bedraagt 140 Nm.2.Indien nodig het defecte wiel in de bagagejruimte opbergen.
Het defecte wiel is te groot om bewaard te
kunnen worden onder de bagageruimteboj
dem.3.De bandenspanning bij de volgende gelegenj
heid controleren en zo nodig corrigeren.4.Bandenpechwaarschuwing RPA opnieuw inij
tialiseren.
Reset van de bandenspanningscontrole RDC
uitvoeren.5.Het vastzitten van de wielbouten laten conj
troleren met een gekalibreerde momentsleuj
tel.6.Naar de dichtstbijzijnde Service Partner van de fabrikant, een andere gekwalificeerde Serjvice Partner of een specialist rijden, om de
beschadigde banden te laten vervangen.Seite 234MOBILITEITWielenenbanden234
Online Edition for Part no. 01402662570 - II/18

Page 235 of 286

MotorruimteUitrustingvandeauto
In dit hoofdstuk worden alle standaard, landspejcifieke en speciale uitrustingen beschreven die inde modelserie aangeboden worden. Er worden
daarom ook uitrustingen beschreven die in een
auto, bijvoorbeeld vanwege de landspecifieke of
gekozen speciale uitrusting niet beschikbaar zijn. Dat geldt ook voor veiligheidsrelevante functies
en systemen. Bij gebruik van deze functies en systemen moeten de geldende wetten en voorj
schriften worden nageleefd.
Overzicht
1Starthulp, accuminpool2Voertuigidentificatienummer3Vulnippel voor sproeiervloeistof4Starthulp, accupluspool5Zekeringkast motorruimte6Koelvloeistofreservoir7OlievulpijpSeite 235.otorruimteMOBILITEIT235
Online Edition for Part no. 01402662570 - II/18

Page 236 of 286

Motorkap
Veiligheidsvoorschriften
WAARSCHUWING
Door ondeskundig uitgevoerde werkzaamhej den in de motorruimte kunnen onderdelen worjden beschadigd en tot een veiligheidsrisico leij
den. Er bestaat kans op een ongeval of schade. Werkzaamheden in de motorruimte door eenService Partner van de fabrikant of een andere
gekwalificeerde Service Partner of specialist laj ten controleren.
WAARSCHUWING
In de motorruimte bevinden zich bewegende onderdelen. Bepaalde onderdelen in de motorj
ruimte kunnen ook bij uitgeschakelde voertuig
bewegen, bijvoorbeeld de ventilator van de raj
diateur. Er bestaat kans op letsel. Geen hand in de buurt van bewegende onderdelen houden.
Kledingstukken en haren van bewegende onj
derdelen verwijderd houden.
WAARSCHUWING
De motorkap is aan de binnenzijde van uitstej
kende delen voorzien, bijvoorbeeld vergrendej
lingshaken. Er bestaat kans op letsel. Bij geoj
pende motorkap op uitstekende delen letten en
deze gebieden vrijhouden.
WAARSCHUWING
Een niet correct vergrendelde motorkap kan tijj
dens het rijden opengaan en het zicht beperj ken. Er bestaat gevaar voor ongevallen. Directstoppen en de motorkap correct sluiten.
WAARSCHUWING
Bij het openen en sluiten van de motorkap kunj
nen lichaamsdelen worden ingeklemd. Er bej staat kans op letsel. Bij het openen en sluitenerop letten dat het bewegingsgebied van demotorkap vrij is.
OPMERKING
Opgeklapte wissers kunnen bij het openen van
de motorkap worden ingeklemd. Er bestaat gej vaar voor schade. Voor het openen van de mojtorkap erop letten dat de wissers met gemonjteerde wisserbladen op de voorruit liggen.
Motorkapopenen
1.Aan de hendel trekken, pijl 1.
Motorkap wordt ontgrendeld.2.Na het loslaten van de hendel, opnieuw aan
de hendel trekken, pijl 2.
Motorkap kan worden geopend.
Controle-enwaarschuwingslampjes Bij ontgrendelde motorkap wordt een Check-Control-melding weergegeven.
Seite 236MOBILITEIT.otorruimte236
Online Edition for Part no. 01402662570 - II/18

Page 237 of 286

Motorkapsluiten
Motorkap vanaf een hoogte van circa 40 cm laj
ten vallen en aandrukken om opnieuw volledig te
vergrendelen.
Motorkap moet aan beide zijden vastklikken.
Seite 237.otorruimteMOBILITEIT237
Online Edition for Part no. 01402662570 - II/18

Page 238 of 286

MotorolieUitrustingvandeauto
In dit hoofdstuk worden alle standaard, landspejcifieke en speciale uitrustingen beschreven die inde modelserie aangeboden worden. Er worden
daarom ook uitrustingen beschreven die in een
auto, bijvoorbeeld vanwege de landspecifieke of
gekozen speciale uitrusting niet beschikbaar zijn. Dat geldt ook voor veiligheidsrelevante functies
en systemen. Bij gebruik van deze functies en systemen moeten de geldende wetten en voorj
schriften worden nageleefd.
Algemeen
Het motorolieverbruik is afhankelijk van de rijstijl en van de gebruiksomstandigheden.
Daarom regelmatig, na elke tankbeurt, het motoj
roliepeil met een uitvoerige meting controleren.
Het motorolieverbruik kan hoger zijn, bijvoorj beeld in de volgende situaties:
'xBij een sportieve rijstijl.'xBij het inrijden van de motor.'xBij het stationair draaien van de motor.'xBij het gebruik van motoroliesoorten die als
ongeschikt zijn aangemerkt.
Afhankelijk van het motoroliepeil worden verj
schillende Check Control-meldingen op het Control Display weergegeven.
Veiligheidsvoorschriften
OPMERKING
Te weinig motorolie veroorzaakt motorschade.
Er bestaat gevaar voor schade. Onmiddellijk
motorolie bijvullen.
OPMERKING
Te veel motorolie kan de motor of de katalysaj tor beschadigen. Er bestaat gevaar voor
schade. Niet te veel motorolie bijvullen. Als te
veel motorolie is bijgevuld, het oliepeil door een
Service Partner van de fabrikant of een andere
gekwalificeerde Service Partner of specialist laj
ten corrigeren.
Elektronische
oliepeilcontrole
Algemeen
De elektronische oliepeilcontrole beschikt over
twee meetprincipes:
'xBewaking'xUitvoerige meting.
Wanneer vaak korte ritten worden afgelegd of een dynamische rijstijl, bijvoorbeeld snel rijden in
bochten, regelmatig een uitvoerige meting uitj
voeren.
Bewaking PrincipeHet motoroliepeil wordt tijdens het rijden elektroj
nisch bewaakt en op het Control Display weergej geven.
Als het motoroliepeil zijn toelaatbare gebruiksbej
reik verlaat, verschijnt er een Check-Control-melj ding.
Voorwaardenvooreencorrecte
werking
Een actuele meetwaarde staat ter beschikking na circa 30 minuten normaal rijden.
Seite 238MOBILITEIT.otorolie238
Online Edition for Part no. 01402662570 - II/18

Page 239 of 286

PeilmotorolietonenVia iDrive:1."Mijn auto"2."Autostatus"3. "Motoroliepeil"
Het motoroliepeil wordt weergegeven.
Grenzenvanhetsysteem
Wanneer vaak korte ritten worden afgelegd of
een dynamische rijstijl kan eventueel geen meetj waarde worden berekend. In dit geval wordt de
meetwaarde van de laatste voldoende lange rit
weergegeven.
Uitvoerigemeting Principe
Het motoroliepeil wordt bij stilstand gecontroj leerd en op een schaalverdeling weergegeven.
Als het motoroliepeil zijn toelaatbare gebruiksbej
reik verlaat, verschijnt er een Check-Control-melj
ding.
Algemeen
Tijdens de meting wordt het stationaire toerental
iets verhoogd.
Voorwaardenvooreencorrecte
werking
'xDe auto staat op een vlakke ondergrond.'xHandgeschakelde versnellingsbak: keuzej
hendel in vrijstand, koppeling en gaspedaal
niet ingedrukt.'xM versnellingsbak met dubbele koppeling:
keuzehendel in keuzehendelstand N en gasj
pedaal niet ingedrukt.'xMotor draait en is op bedrijfstemperatuur.Uitvoerigemetinguitvoeren
Via iDrive:1."Mijn auto"2."Autostatus"3. "Motoroliepeil"4."Motoroliepeilmeting starten"5."Meting starten"
Het motoroliepeil wordt gecontroleerd en op een
schaalverdeling weergegeven.
Motoroliebijvullen
Algemeen
Motorolie pas bijvullen als de melding in het inj
strumentenpaneel verschijnt. De hoeveelheid bij
te vullen olie is aangegeven in de melding in het instrumentenpaneel.
Alleen geschikte soorten motorolie, zie paj
gina 240, voor bijvullen gebruiken.
Contact uitschakelen en auto veilig parkeren
voordat motorolie bijgevuld wordt.
Erop letten dat er niet te veel motorolie gevuld wordt.
Veiligheidsvoorschriften
WAARSCHUWING
Bedrijfsstoffen, bijv. olie, vet, koelvloeistof en
brandstof, kunnen stoffen bevatten die schadej lijk zijn voor de gezondheid. Er bestaat kans op
letsel of levensgevaar. Aanwijzingen op de verj
pakkingen in acht nemen. Ervoor zorgen dat
kleding, huid of ogen niet met bedrijfsstoffen in contact komen. Bedrijfsstoffen niet in andere
flessen overgieten. Bedrijfsstoffen buiten het
bereik van kinderen bewaren.
Seite 239.otorolieMOBILITEIT239
Online Edition for Part no. 01402662570 - II/18

Page 240 of 286

OPMERKING
Te weinig motorolie veroorzaakt motorschade. Er bestaat gevaar voor schade. Onmiddellijk
motorolie bijvullen.
OPMERKING
Te veel motorolie kan de motor of de katalysaj tor beschadigen. Er bestaat gevaar voor
schade. Niet te veel motorolie bijvullen. Als te
veel motorolie is bijgevuld, het oliepeil door een
Service Partner van de fabrikant of een andere
gekwalificeerde Service Partner of specialist laj ten corrigeren.
Overzicht
De vulbuis bevindt zich in de motorruimte, zie
pagina 235.
Motoroliebijvullen
1.Motorkap openen, zie pagina 236.2.Dop tegen de wijzers van de klok in eropj
draaien.3.Motorolie bijvullen.4.Dop dichtdraaien.
Soortenmotorolie
Algemeen
De motoroliekwaliteit is bepalend voor de levensj duur van de motor.
Alleen de opgegeven soorten motorolie voor bijj
vullen gebruiken.
Sommige soorten motorolie zijn mogelijk niet in
alle landen verkrijgbaar.
Veiligheidsvoorschriften
OPMERKING
Olietoevoegingen kunnen de motor beschadij
gen. Er bestaat gevaar voor schade. Geen oliej
toevoegingen gebruiken.
OPMERKING
Onjuiste motorolie kan tot storingen van de
motor leiden of deze beschadigen. Er bestaat
gevaar voor schade. Bij het kiezen van de moj
torolie erop letten dat de motorolie de juiste
oliespecificatie heeft.
Geschiktemotoroliesoorten
Voor het bijvullen motorolie met de volgende
motoroliespecificaties gebruiken:
OliespecificatieBMW Longlife-01.BMW Longlife-01 FE.BMW Longlife-04.BMW Longlife-12 FE.
Alternatievemotoroliesoorten
Indien geschikte motoroliesoorten niet verkrijgj
baar zijn, kan tot maximaal 1 liter motorolie met
de volgende oliespecificatie worden bijgevuld:
OliespecificatieACEA A3/B4.ACEA C2.ACEA C3.Seite 240MOBILITEIT.otorolie240
Online Edition for Part no. 01402662570 - II/18

Page:   < prev 1-10 ... 191-200 201-210 211-220 221-230 231-240 241-250 251-260 261-270 271-280 ... 290 next >