BMW M3 2018 Instructieboekjes (in Dutch)

Page 111 of 300

Ruitenwisserinstallatie
Algemeen
De wissers niet bij een droge voorruit gebruiken,
anders kunnen de wisserbladen sneller slijten of
beschadigd raken.
Veiligheidsvoorschriften
WAARSCHUWING
Als de wissers zich in beweging zetten wanj
neer ze uitgeklapt zijn, kunnen lichaamsdelen
worden ingeklemd of delen van de auto worden beschadigd. Er bestaat kans op letsel of
schade. Erop letten dat het contact is afgezet
als de wissers worden opgeklapt en dat de wisj
sers bij het inschakelen zijn neergeklapt.
OPMERKING
Bij vastgevroren wissers kunnen de wisserblaj
den bij het inschakelen losscheuren of kan de
wissermotor oververhit raken. Er bestaat gevaar
voor schade. Voor het inschakelen van de wisj
sers de ruit ontdooien.
Inschakelen
De hendel naar boven drukken, tot de gewenste instelling bereikt is.
'xRustpositie van de wisser, stand 0.'xIntervalmodus of regensensor, stand 1.'xNormale wissersnelheid: stand 2.Bij stilstand wordt naar de intervalstand overjgeschakeld.'xSnelle wissersnelheid: stand 3.
Bij stilstand wordt naar de normale wisserj
snelheid overgeschakeld.
Bij onderbreking van de rit met ingeschakelde wisinstallatie voor: wordt de rit voortgezet, dan
wissen de wissers in de vooraf ingestelde stap.
Uitschakelenenkortwissen
De hendel naar beneden drukken.
'xUitschakelen: De hendel naar beneden, tot de
gewenste instelling bereikt is.'xKort wissen: Hendel vanuit de basisstand naar beneden drukken.
Na het loslaten keert de hendel in de basisj
stand terug.
Intervalmodusofregensensor
Principe
De regensensor stuurt de wisserwerking autoj
matisch afhankelijk van de regenintensiteit.
Algemeen
De sensor bevindt zich aan de voorruit, direct voor de binnenspiegel. Zonder regensensor is de interval voor de wisserwerking op een vastewaarde ingesteld.
Seite 111RijdenBEDIENING111
Online Edition for Part no. 01402989488 - II/18

Page 112 of 300

Veiligheidsaanwijzing
OPMERKING
In wasstraten kunnen de wissers ongewild gaan bewegen als de regensensor geactiveerd is. Er
bestaat gevaar voor schade. Regensensor in wasstraten deactiveren.
Activeren
De hendel uit de basisstand eenmaal naar bovendrukken, pijl 1.
Een wisprocedure wordt gestart.
De LED in ruitenwisserschakelaar brandt.
Bij vorst wordt het wissen mogelijk niet gestart.
Uitschakelen De hendel terug in de basisstand drukken.
Intervaltijdofgevoeligheidvan
regensensorInstellen
De gekartelde knop draaien om de intervaltijd of
gevoeligheid van de regensensor in te stellen.
Naar boven: kort interval of hoge gevoeligheid van de regensensor.
Naar beneden: lang interval of geringe gevoeligj heid van de regensensor.
Ruit-en
koplampreinigingsinstallatie
Veiligheidsvoorschriften
WAARSCHUWING
Bij lage temperaturen kan de sproeiervloeistof
op de ruit bevriezen en het zicht beperken. Er bestaat gevaar voor ongevallen. Wasstraten aljleen gebruiken als het bevriezen van de sproeijervloeistof uitgesloten is. Indien nodig antivriesgebruiken.
OPMERKING
Als het ruitensproeierreservoir leeg is, kan de
sproeierpomp niet zoals bedoeld werken. Er
bestaat gevaar voor schade. Ruitensproeiers
niet gebruiken als het ruitensproeierreservoir
leeg is.
Voorruitreinigen
Aan de hendel trekken.
Sproeiervloeistof wordt op de voorruit gesproeid
en de wissers worden kort ingeschakeld.
Seite 112BEDIENINGRijden112
Online Edition for Part no. 01402989488 - II/18

Page 113 of 300

Bij ingeschakelde verlichting worden in zinvolle
intervallen automatisch tegelijkertijd ook de kopj
lampen gereinigd.
Ruitensproeiermonden De ruitensproeiermonden worden bij ingeschajkeld contact automatisch verwarmd.
Uitgeklaptestandvande
ruitenwissers
PrincipeIn de opklapstand kunnen de wissers van de
voorruit worden opgeklapt.
Algemeen
Belangrijk voor bijvoorbeeld het vervangen van
de wisserbladen of voor het uitklappen bij vorst.
Veiligheidsvoorschriften
WAARSCHUWING
Als de wissers zich in beweging zetten wanj neer ze uitgeklapt zijn, kunnen lichaamsdelenworden ingeklemd of delen van de auto wordenbeschadigd. Er bestaat kans op letsel of
schade. Erop letten dat het contact is afgezet
als de wissers worden opgeklapt en dat de wisj
sers bij het inschakelen zijn neergeklapt.
OPMERKING
Bij vastgevroren wissers kunnen de wisserblaj
den bij het inschakelen losscheuren of kan de
wissermotor oververhit raken. Er bestaat gevaar
voor schade. Voor het inschakelen van de wisj sers de ruit ontdooien.
Wissersopklappen
1.Contact in- en opnieuw uitschakelen.2.Ruitenwisserschakelaar naar omlaag gedrukthouden, tot de wissers ongeveer verticaal
staan.3.Wissers volledig optillen van de voorruit uitj klappen.
Wissersinklappen
Na het inklappen van de wissers moet de ruitenj
wisserinstallatie opnieuw worden geactiveerd.
1.Ruitenwissers volledig tegen voorruit aanj
klappen.2.Contact inschakelen.3.Ruitenwisserschakelaar omlaag drukken. De
ruitenwissers gaan in de rustpositie en zijn weer gebruiksklaar.
Sproeiervloeistof
Algemeen
Alle ruitensproeiers maken gebruik van hetzelfde
reservoir.
Voor de ruitensproeierinstallatie een mengsel uit leidingwater, reinigingsvloeistofconcentraat en
eventueel antivries gebruiken.
Seite 113RijdenBEDIENING113
Online Edition for Part no. 01402989488 - II/18

Page 114 of 300

Aanbevolen minimale vulhoeveelheid: 1 liter.
Veiligheidsvoorschriften
WAARSCHUWING
Sommige antivriesmiddelen kunnen stoffen bej vatten die schadelijk voor de gezondheid zijn enbrandbaar zijn. Er bestaat brandgevaar of kans
op letsel. Aanwijzingen op de verpakkingen in
acht nemen. Antivries uit de buurt van ontstej
kingsbronnen houden. Bedrijfsstoffen niet in
andere flessen overgieten. Bedrijfsstoffen buij ten het bereik van kinderen bewaren.
WAARSCHUWING
Sproeiervloeistof kan bij contact met hete moj
toronderdelen ontbranden. Er bestaat kans op letsel of schade. Sproeiervloeistof alleen bij afj
gekoelde motor bijvullen. Vervolgens de dop
van het sproeiervloeistofreservoir dichtdrukken.
OPMERKING
Siliconenhoudende toevoegingen in de sproeij ervloeistof die ervoor zorgen dat het water van
de ruiten parelt kunnen de sproeierinstallatie beschadigen. Er bestaat gevaar voor schade.
Geen siliconenhoudende toevoegingen aan de
sproeiervloeistof toevoegen.
OPMERKING
Het mengen van verschillende ruitensproeierj
vloeistofconcentraten of antivries kan tot
schade aan het sproeiersysteem leiden. Er bej
staat gevaar voor schade. Verschillende ruitenj
sproeiervloeistofconcentraten of antivries niet
mengen. De aanwijzingen en mengverhoudinj
gen op de verpakkingen in acht nemen.
Overzicht
Het reservoir voor de sproeiervloeistof bevindt
zich in de motorruimte.
Storing Als onverdund ruitensproeierconcentraat uit alj
cohol wordt gebruikt, kunnen er bij lage temperaj turen onder -15 

Page 115 of 300

snelling de versnellingshendel naar rechts drukj
ken.
Schakelschema'x1m6: vooruitversnellingen'xR: achteruitversnelling
Schakelen
Algemeen Afhankelijk van de motorisering wordt voor het
harmonisch en dynamisch wisselen van versnelj ling het toerental tijdens een schakelprocedureautomatisch aangepast.
Achteruitversnelling Alleen bij stilstaande auto inschakelen.
Om de weerstand te overwinnen de schakelhenj
del in een vloeiende beweging naar links bewej gen en de achteruitversnelling inschakelen door
een schakelbeweging naar voren.
Voertuiglatenrollenofduwen In sommige gevallen moet het voertuig zonderaandrijving rollen, bijv. in een wasstraat of om het
voertuig voort te duwen.
1.Contact inschakelen.2.Koppelingspedaal induwen en in neutraal
schakelen.3.Parkeerrem vrijzetten.MVersnellingsbakmet
dubbelekoppelingmetDrivelogic
Algemeen
De M versnellingsbak met dubbele koppeling
met Drivelogic is een geautomatiseerde handgej
schakelde versnellingsbak met twee koppelingen
en subversnellingsbakken, waarbij zonder trekj
krachtonderbreking van versnelling gewisseld
wordt.
De bediening gebeurt via de keuzehendel of
twee schakelpaddels op het stuurwiel.
Functies
'xDrive-modus of sequentiële modus.'xVerschillende rijprogramma's, Drivelogic.'xOpschakelweergave, Shift Lights.'xAutomatisch terugschakelen en bescherming
tegen verkeerd schakelen ook in de sequentij ele modus.'xLaunch Control.'xLow Speed Assistent.
Veiligheidsaanwijzing
WAARSCHUWING
Een onbeveiligde auto kan vanzelf in beweging
komen en wegrollen. Er bestaat gevaar voor
ongevallen. De auto voor het verlaten tegen
wegrollen beveiligen.
Om ervoor te zorgen dat de auto tegen wegrolj
len beveiligd is, het volgende in acht nemen:
'xParkeerrem bedienen.'xOp hellingen de voorwielen in de richting
van de stoeprand draaien.'xOp hellingen de auto extra beveiligen, bijv.
met een wielkeg.Seite 115RijdenBEDIENING115
Online Edition for Part no. 01402989488 - II/18

Page 116 of 300

Keuzehendel,
keuzehendelstanden
Overzicht'xR: achteruitversnelling.'xN: neutraal, stationair.'x Middenstand, vooruitstand.'x+: handmatig opschakelen.'x-: handmatig terugschakelen.'xD/S: tussen Drive-modus en sequentiële moj dus wisselen.
Keuzehendelstandinschakelen
Rempedaal indrukken en de keuzehendel in de
betreffende richting trekken of duwen.
Zodra de keuzehendel losgelaten wordt, gaat
deze terug naar de middenstand. In stand R arrêj teert de keuzehendel.
De ingeschakelde keuzehendelstand wordt in het instrumentenpaneel en op de keuzehendel
afgebeeld.
Na het schakelen in een keuzehendelstand kan
de wagen na het loszetten van de rem wegrollen,
bijvoorbeeld op een helling. Daarom meteen na
het loszetten van de rem wegrijden.
Voor het manoeuvreren of tijdens stilstaand en
langzaam rijdend verkeer Low Speed Assistent
gebruiken.
LowSpeedAssistent
Principe
De Low Speed Assistent ondersteunt bij zeer
lage snelheden. De auto rijdt met looptempo.
Kan ook gebruikt worden om in sneeuw vrij te rijj den. Daarvoor omschakelen tussen achteruitverjsnelling en vooruitstand zonder daarbij de rem inte drukken.
Veiligheidsaanwijzing
OPMERKING
Bij het gebruik van de functie in combinatie met
langdurig indrukken van de rem kan de transj missie oververhit raken. Er bestaat gevaar voorschade. Bij het gebruik van de functie niet langj
durig meeremmen.
Activeren
1.Een rijstand inschakelen.2.Gaspedaal kort aantippen.
In de 1e en 2e versnelling en in de achteruitverj
snelling rolt het voertuig met minimale snelheid.
Uitschakelen
Auto afremmen tot stilstand.
Knipperendeindicatoropde
keuzehendelvandeversnellingsbak
metdubbelekoppeling
In sommige situaties kan de feitelijke ingevoerde
versnellingspositie van de keuzehendelstand afj wijken. De indicator in de keuzehendel knippert.
In deze gevallen op de op de indicator op het inj
strumentenpaneel letten.
DDrive-modus In de Drive-modus worden alle vooruitversnellinjgen automatisch gewisseld.
Seite 116BEDIENINGRijden116
Online Edition for Part no. 01402989488 - II/18

Page 117 of 300

Kickdown: voor maximale acceleratie, bijvoorj
beeld bij inhaalmanoeuvres. Daarvoor het gaspej
daal verder dan het drukpunt indrukken.
Naar sequentiële modus omschakelen: via de schakelpaddels of de keuzehendel schakelen of
de keuzehendel richting D/S indrukken.
SSequenti

Page 118 of 300

Weergavenophet
instrumentenpaneel
Drive-modus'xIngeschakelde versnelling saj
men met een D, pijl 1.'xGeselecteerd rijprogramma,
Drivelogic, zie pagina 118,
pijl 2.
Sequenti

Page 119 of 300

Rijprogrammaviatoetsin
middenconsoleselecteren
Toets zo vaak indrukken tot het gewenj ste rijprogramma op het instrumentenj
paneel wordt weergegeven.
RijprogrammaviaMDrive
selecteren
Via iDrive:
1."Mijn auto"2."M Drive 1" of "M Drive 2"3."Transmissie"4.Controller draaien tot de gewenste instellingis bereikt en controller indrukken.'x"D1" tot "D3": Drive-modus.'x"S1" tot "S3": sequentiële modus.5.Evt. verdere rijprogramma's instellen.
Instelling wordt bij actieve M Drive direct overgenomen.
Om gewenste M Drive met de geselecteerde injstellingen te activeren, betreffende toets op hetstuurwiel indrukken:
'x'x
WAARSCHUWING
Afhankelijk van de instelling kan DSC bij geactij
veerde M Drive beperkt of niet beschikbaar zijn.
Er bestaat kans op een ongeval of schade. De instellingen voor DSC in de M Drive in acht nej
men en evt. zelf actief reageren. De rijstijl aanj
passen en zo nodig zelf reageren.
Weergaveophet
instrumentenpaneel
Geselecteerd rijprogramma komtovereen met het aantal verlichte
velden.
LaunchControl
Principe Launch Control maakt bij het wegrijden op wegj
dek met grip een optimale acceleratie mogelijk.
Algemeen
Het gebruik van Launch Control leidt tot vroegtijj dige slijtage van onderdelen, omdat deze functie
een zeer hoge belasting voor de auto vormt.
Launch Control niet tijdens het inrijden, zie paj
gina 218, gebruiken.
Voorwaarden Launch Control is beschikbaar bij bedrijfswarme
motor, dus na een ononderbroken rit van minj stens 10 km.
Bij het wegrijden met Launch Control niet sturen.
LaunchControlactiveren
1.Dynamische stabiliteitscontrole, zie paj
gina 174, deactiveren.2.Sequentiële modus met versnelling 1 en rijj
programma 3 selecteren.Seite 119RijdenBEDIENING119
Online Edition for Part no. 01402989488 - II/18

Page 120 of 300

3.Bij draaiende motor met linkervoet de remlicht intrappen.4.Gaspedaal volledig intrappen.
Het wegrijtoerental wordt geregeld.
Op het instrumentenpaneel verschijnt een vlagsymbool.5.Eventueel via de tempomaat het wegrijtoejrental met 500/min veranderen.6.Rem loslaten, de auto accelereert. Het gasj
pedaal verder intrappen.
Het opschakelen gebeurt automatisch, zoj
lang het gaspedaal volledig ingetrapt blijft.
Launch Control is pas na een bepaalde afstand
weer beschikbaar.
Grenzenvanhetsysteem
Deze transmissie beschikt over een oververhitj tingsbescherming, die de koppeling tegen exjtreme belasting beschermt.
'xControlelampje brandt geel: transmisj
sie te warm.
Hoge motorbelasting en frequent
wegrijden voorkomen.'xControlelampje brandt rood: transmissie oververhit.
Gematigd verder rijden mogelijk. Bij de volj
gende gelegenheid stoppen, motor afzetten en transmissie laten afkoelen.
Frequent, hard wegrijden vermijden en op stijginj
gen de auto niet door licht gas geven met slipj
pende koppeling houden, anders kan de versnelj
lingsbak oververhit raken.
In de file of bij zeer lage snelheden de Low
Speed Assistent, zie pagina 116, gebruiken.
MMotordynamiekcontrole
Principe
De M Motordynamiekcontrole be

Page:   < prev 1-10 ... 71-80 81-90 91-100 101-110 111-120 121-130 131-140 141-150 151-160 ... 300 next >