BMW M3 2018 Instructieboekjes (in Dutch)

Page 171 of 300

Veiligheidsaanwijzing
WAARSCHUWING
Het systeem ontslaat u niet van uw eigen verj antwoording. Vanwege systeembeperkingen ishet mogelijk dat kritieke situaties niet betrouwjbaar of tijdig herkend worden. Er bestaat gej
vaar voor ongevallen. Rijstijl aan de verkeerssij tuatie aanpassen. Verkeerssituatie observeren
en in de betreffende situaties actief ingrijpen.
Functie
Na het sluiten van de gordel worden de voorste
gordels na het wegrijden eenmalig automatisch
strakgetrokken.
In kritische rijsituaties worden de volgende afzonj derlijke functies actief, afhankelijk van de bej
hoefte:
'xDe voorste gordels worden automatisch
voorgespannen.'xAutomatisch sluiten van de ruiten.'xAutomatisch sluiten van het glazen dak.
Na een kritieke rijsituatie zonder ongeval worden
de voorste gordels weer losser gemaakt. Alle anj dere systemen kunnen weer in de gewenste inj
stelling gebracht worden.
Als de gordelspanning niet automatisch losser
wordt, moet u stoppen en de gordel met de rode
toets in het slot openen. Alvorens verder te rijj den, de gordel opnieuw sluiten.
PostCrash PrincipeHet systeem kan de auto in bepaalde ongevalsij
tuaties zonder ingreep van de bestuurder autoj matisch tot stilstand brengen. Het risico van nog
een botsing en de gevolgen daarvan kan daarj
door verlaagd worden.
Autosterkerafremmen
In bepaalde situaties kan het nodig zijn de auto
sneller tot stilstand te brengen.
Daartoe moet de remdruk bij het intrappen van
het rempedaal kortstondig hoger zijn dan de
remdruk die door de automatische remfunctie
wordt bereikt. Het automatisch afremmen wordt
daardoor afgebroken.
Automatischremmenafbreken
In bepaalde situaties kan het nodig zijn het autoj matisch remmen af te breken, bijvoorbeeld voor
een uitwijkmanoeuvre.
Automatisch remmen afbreken:'xDoor het indrukken van het rempedaal.'xDoor het indrukken van het gaspedaal.
Bijstilstand
Na het bereiken van de stilstand wordt de rem
automatisch gelost.
Seite 171VeiligheidBEDIENING171
Online Edition for Part no. 01402989488 - II/18

Page 172 of 300

RijstabiliteitsregelsystemenUitrustingvandeauto
In dit hoofdstuk worden alle standaard, landspejcifieke en speciale uitrustingen beschreven die inde modelserie aangeboden worden. Er worden
daarom ook uitrustingen beschreven die in een
auto, bijvoorbeeld vanwege de landspecifieke of
gekozen speciale uitrusting niet beschikbaar zijn. Dat geldt ook voor veiligheidsrelevante functies
en systemen. Bij gebruik van deze functies en systemen moeten de geldende wetten en voorj
schriften worden nageleefd.
AntiblokkeersysteemABS
ABS voorkomt het blokkeren van de wielen tijj
dens het remmen.
De bestuurbaarheid blijft ook bij noodstops bej
houden, daardoor wordt de actieve veiligheid
verhoogd.
Het ABS is na het starten van de motor bedrijfsj klaar.
Remassistent
Bij snel indrukken van het rempedaal veroorzaakt
dit systeem automatisch een zo hoog mogelijke
rembekrachtiging. De remweg wordt bij noodj
stops derhalve zo kort mogelijk gehouden. Daarj
bij wordt ook gebruik gemaakt van de voordelen
van het antiblokkeersysteem ABS.
Het rempedaal ingetrapt houden zolang remmen
noodzakelijk is.
MDrive
Principe
Individuele instellingen kunnen in twee vooraf
opgeslagen configuraties voor de auto aangej bracht worden.
Bij het starten van de motor is standaard een efj ficiënte autotoestand actief. M Drive is gedeactij veerd.
Algemeen Configuraties
De configuraties zijn als volgt vooraf opgeslagen:
'x"M Drive 1": ontspannen comfortabel rijden.'x"M Drive 2": sportief dynamisch rijden.
Instelmogelijkheden
SymboolBetekenis "DSC"Dynamische stabiliteitsconj
trole DSC, zie pagina 174,
en M Dynamic Mode MDM. "Motor"Programma's van de M Moj
tordynamiekcontrole, zie paj
gina 120. "Onderstel"Programma's van de adapj
tieve M-wielophanging, zie
pagina 176.
"Stuurinricht."Programma's van Servotroj
nic, zie pagina 177.
"Transmissie"Drivelogic, zie pagina 118:
schakelmodi en Drivelogic-
rijprogramma's. "Head-up
displ."Aanzichten van het Head-Up
Display, zie pagina 138.Seite 172BEDIENINGRijstabiliteitsregelsystemen172
Online Edition for Part no. 01402989488 - II/18

Page 173 of 300

MDriveconfigurerenDe vooraf opgeslagen configuraties kunnen indijvidueel ingesteld worden.
Via iDrive:1."Mijn auto"2."M Drive 1" of "M Drive 2"3.Gewenste instelmogelijkheid selecteren.4.Gewenst programma selecteren.
De individuele instellingen voor het momenteel
gebruikte profiel worden opgeslagen.
Verandering van de instelling wordt bij actieve M Drive direct overgenomen.
MDriveactiveren/deactiveren
Activeren Overeenkomstige toets op het stuurwiel indrukjken:
'xM Drive 1 activeren.'xM Drive 2 activeren.
Als in M Drive DSC OFF of MDM ingesteld is,
verschijnt een melding op het instrumentenpaj
neel. Deze melding door opnieuw indrukken van
de toets bevestigen.
Uitschakelen Overeenkomstige toets op het stuurwiel opjnieuw indrukken.
ControlelampjesSymboolBeschrijvingControlelampje brandt: overeenj
komstige M Drive is geactiveerd.Controlelampje knippert: M
Drive kon niet worden geactij
veerd.
Antiblokkeersysteem ABS of
Dynamische stabiliteitscontrole
DSC zijn net de rijstabiliteit aan
het regelen.
M Drive opnieuw activeren, als
controlelampje niet meer knipj
pert.
MDriveinstellingviatoetsen
Bij geactiveerde M Drive kunnen ook afzonderj
lijke instellingen buiten M Drive veranderd worj den, bijvoorbeeld via de toetsen op de middenj
console. Daardoor wordt M Drive gedeactiveerd.
Om weer alle op het Control Display aangej brachte instellingen voor M Drive te activeren,
een van de volgende toetsen kort indrukken:
'x'x
Om de veranderde instellingen in M Drive over te nemen, overeenkomstige toets lang indrukken.
MDriveresetten Individuele instellingen kunnen naar standaard
waarden gereset worden.
1."Mijn auto"2."M Drive 1" of "M Drive 2"3."M1 terugzetten" of "M2 terugzetten"4."OK"Seite 173RijstabiliteitsregelsystemenBEDIENING173
Online Edition for Part no. 01402989488 - II/18

Page 174 of 300

Om het resetten af te breken: "Annuleren"
Dynamische stabiliteitscontroleDSC
Principe
Binnen hetgeen volgens de wetten van de naj tuurkunde mogelijk is helpt het systeem door
vermindering van het motorvermogen en reminj
grepen aan de afzonderlijke wielen de koersstaj
biliteit van auto te handhaven.
Algemeen
DSC detecteert bijv. de volgende instabiele rijj toestanden:
'xUitbreken van de achterzijde van de auto, wattot oversturen kan leiden.'xGripverlies van de voorwielen, wat tot onderjsturen kan leiden.
Veiligheidsvoorschriften
WAARSCHUWING
Het systeem ontlast u niet van persoonlijke verj
antwoordelijkheid om de verkeerssituatie juist
in te schatten. Wegens systeembeperkingen kan het systeem niet in alle verkeerssituaties
zelfstandig op gepaste wijze reageren. Er bej
staat gevaar voor ongevallen. Rijstijl aan de verj keerssituatie aanpassen. Verkeerssituatie obj
serveren en in de betreffende situaties actief ingrijpen.
WAARSCHUWING
Bij het rijden met dakbelasting, bijvoorbeeld met een dakdrager, kan door het hogere zwaarjtepunt in rijkritische situaties de rijveiligheid nietmeer gewaarborgd zijn. Er bestaat kans op een
ongeval of schade. Bij het rijden met dakbelasj
ting de Dynamische Stabiliteitscontrole DSC
niet deactiveren.
Overzicht Toetsindeauto
DSC uitschakeltoets
Controle-en
waarschuwingslampjes
Controlelampje knippert: DSC regelt de
aandrijf- en remkrachten.
Controlelampje brandt: DSC is uitgevalj
len.
Dynamischestabiliteitscontrole
deactiveren:DSCOFF
Algemeen
Door DSC uit te schakelen wordt de rijstabiliteit
bij het accelereren en in bochten minder.
In verband met een optimale stabiliteit DSC zospoedig mogelijk weer inschakelen.
Dynamischestabiliteitscontrole
deactiveren
De toets zo lang indrukken, maar niet lanjger dan circa 10 seconden, tot het controj
lelampje voor DSC OFF in het instrumentenpaj
neel gaat branden en DSC OFF wordt
weergegeven.
Seite 174BEDIENINGRijstabiliteitsregelsystemen174
Online Edition for Part no. 01402989488 - II/18

Page 175 of 300

DSC is uitgeschakeld.Dynamischestabiliteitscontrole
activeren
Toets indrukken.
DSC OFF en controlelampje DSC OFF doj
ven.
Controle-enwaarschuwingslampjes Bij gedeactiveerde DSC wordt DSC OFF weerjgegeven op het instrumentenpaneel.
Controlelampje brandt: DSC is gedeactijveerd.
MDynamicModeMDM
Principe M Dynamic Mode staat op droge rijbaan het rijj
den met hogere lengte- en dwarsversnelling toe,
echter met beperkte rijstabiliteit.
Pas in het absolute grensbereik grijpt het sysj
teem in door het reduceren van het motorvermoj
gen en door stabiliserende remingrepen op de
wielen. In deze rijstoestand kunnen aanvullende
stuurcorrecties noodzakelijk zijn.
Veiligheidsaanwijzing
WAARSCHUWING
Bij geactiveerde M Dynamic Mode worden staj
biliserende ingrepen alleen in gereduceerde mate uitgevoerd. Er bestaat kans op een ongejval of schade. Rijstijl aan de verkeerssituatieaanpassen. Verkeerssituatie observeren en inde betreffende situaties actief ingrijpen. Bij
waarschuwingen het stuurwiel niet onnodig heftig bewegen.
In verband met een optimale stabiliteit DSC zospoedig mogelijk weer inschakelen.
MDMactiveren
Toets kort indrukken.
Op het instrumentenpaneel gaan de conj
trolelampjes MDM en DSC OFF branden.
MDMdeactiveren Toets indrukken.
Controlelampjes MDM en DSC OFF doj
ven.
ViaiDrive1."Mijn auto"2."M Drive 1" of "M Drive 2"3."DSC"4."MDM"
Om gewenst M Drive met de geselecteerde inj
stellingen op te roepen, betreffende toets op het
stuurwiel indrukken:
'x'x
Een melding verschijnt in het instrumentenpaj
neel. Deze melding door opnieuw indrukken van
de toets bevestigen.
MDMdeactiveren Betreffende toets 1 of toets 2 op het stuurwielopnieuw indrukken.
M Dynamic Mode en de onder M Drive geselecj
teerde instellingen worden gedeactiveerd.
Seite 175RijstabiliteitsregelsystemenBEDIENING175
Online Edition for Part no. 01402989488 - II/18

Page 176 of 300

Controle-enwaarschuwingslampjesSymboolBeschrijvingControlelampjes gaan branden:
M Dynamic Mode is geactij
veerd.Controlelampje DSC knippert
bijkomend:
M Dynamic Mode regelt de aanj
drijf- en remkrachten.Controlelampjes gaan branden:
M Dynamic Mode of DSC is uitj
gevallen.
ActiefM-differentieel
Principe
Het actief M-differentieel blokkeert de achterj
asaandrijving continu afhankelijk van de rijsituatie. Daardoor wordt ook bij uitgeschakelde DSC enin M Dynamic Mode een doordraaien van het afj
zonderlijke achterwiel vermeden en zo een optij male tractie afgegeven in alle rijsituaties.
De bestuurder is verantwoordeliijk voor een rijstijl die is aangepast aan de situatie.
AdaptieveM-wielophanging
Principe
Het systeem reduceert ongewenste bewegingen
van de auto bij een dynamische rijstijl of een onj effen wegdek.
Afhankelijk van de toestand van het wegdek en
van de rijstijl worden daardoor de rijdynamiek en het rijcomfort vergroot.
Programma
Instelmogelijkheden bij de afstelling van de
schokdempers:'x"Comfort": comfortgeoriënteerd.'x"Sport": gebalanceerd.'x"Sport Plus": consequent sportief.
Programmaselecteren
ViaiDrive
1."Mijn auto"2."M Drive 1" of "M Drive 2"3."Onderstel"4.Gewenst programma selecteren.
Instelling wordt bij actieve M Drive direct overgenomen.
Om gewenste M Drive met de geselecteerde inj
stellingen te activeren, betreffende toets op het stuurwiel indrukken:
'x'x
Mettoetsen
Toets zo vaak indrukken tot het gewenste
programma in het instrumentenpaneel
wordt weergegeven.
Seite 176BEDIENINGRijstabiliteitsregelsystemen176
Online Edition for Part no. 01402989488 - II/18

Page 177 of 300

Weergaveinhet
instrumentenpaneel
Adaptieve M-wielophanging met gesejlecteerd programma bij geactiveerde
weergave van de systeemtoestanden
van de rijdynamiek, zie pagina 130.
Wegrijassistent
Principe Het systeem ondersteunt bij het hellingopwaartswegrijden. Gebruik van de parkeerrem is hiervoor
niet vereist.
Wegrijdenmetwegrij-assistent
1.Auto met rempedaal op zijn plaats houden.2.Rempedaal loslaten en vlot wegrijden.
Na het loslaten van het rempedaal wordt de auto
gedurende circa 2 seconden op zijn plaats gej
houden.
Naargelang de belading of bij rijden met aanj hangwagen kan de auto soms een klein stukje
achteruitrollen.
Servotronic
Principe
De servotronic is een snelheidsafhankelijke
stuurbekrachtiging.
Bij lage snelheden wordt de stuurkracht meer
ondersteund dan bij hogere snelheden. Daardoor
wordt bijvoorbeeld het inparkeren vereenvoudigd
en bij sneller rijden de besturing directer.
Tevens wordt de stuurkracht aangepast aan de desbetreffende rijmodus, zodat een sportief-dij
recte of comfortabele stuurgedrag wordt overgej
bracht.
Programma
Instelmogelijkheden van de stuurkracht:'x"Sport Plus": hoog.'x"Sport": middel.'x"Comfort": laag.
Programmaselecteren
ViaiDrive
1."Mijn auto"2."M Drive 1" of "M Drive 2"3."Stuurinricht."4.Gewenst programma selecteren.
Instelling wordt bij actieve M Drive direct overgenomen.
Om gewenste M Drive met de geselecteerde inj
stellingen te activeren, betreffende toets op het stuurwiel indrukken:
'x'x
Mettoetsen
Toets zo vaak indrukken tot het gewenste
programma in het instrumentenpaneel
wordt weergegeven.
Seite 177RijstabiliteitsregelsystemenBEDIENING177
Online Edition for Part no. 01402989488 - II/18

Page 178 of 300

Weergaveinhet
instrumentenpaneel
Servotronic met geselecteerd proj
gramma bij geactiveerde weergave van
de systeemtoestanden van de rijdynaj
miek, zie pagina 130.Seite 178BEDIENINGRijstabiliteitsregelsystemen178
Online Edition for Part no. 01402989488 - II/18

Page 179 of 300

RijcomfortUitrustingvandeauto
In dit hoofdstuk worden alle standaard, landspejcifieke en speciale uitrustingen beschreven die inde modelserie aangeboden worden. Er worden
daarom ook uitrustingen beschreven die in een
auto, bijvoorbeeld vanwege de landspecifieke of
gekozen speciale uitrusting niet beschikbaar zijn. Dat geldt ook voor veiligheidsrelevante functies
en systemen. Bij gebruik van deze functies en systemen moeten de geldende wetten en voorj
schriften worden nageleefd.
Snelheidsregeling
Principe
Met dit systeem kan via de toetsen op het stuurj
wiel een gewenste snelheid worden ingesteld. De gewenste snelheid wordt door het systeemaangehouden. Daartoe geeft het systeem autojmatisch gas en remt indien nodig automatisch.
Algemeen
Naargelang de voertuiginstelling kunnen de kenj
merken van de snelheidsregeling op bepaalde
punten veranderen.
Veiligheidsvoorschriften
WAARSCHUWING
Het systeem ontlast u niet van persoonlijke verj
antwoordelijkheid om de verkeerssituatie juist
in te schatten. Wegens systeembeperkingen
kan het systeem niet in alle verkeerssituaties
zelfstandig op gepaste wijze reageren. Er bej
staat gevaar voor ongevallen. Rijstijl aan de verj
keerssituatie aanpassen. Verkeerssituatie obj
serveren en in de betreffende situaties actief ingrijpen.
WAARSCHUWING
Het gebruik van het systeem kan in de volj gende situaties tot een verhoogd gevaar voorongevallen leiden, bijv.:
'xBij bochtig wegverloop.'xBij druk verkeer.'xBij gladheid op de weg, mist, sneeuw, rej
gen of losse ondergrond.
Er bestaat kans op een ongeval of schade. Het
systeem alleen gebruiken als het rijden met
constante snelheid mogelijk is.
WAARSCHUWING
De ingestelde snelheid kan abusievelijk verj
keerd ingesteld of opgeroepen worden. Er bej
staat gevaar voor ongevallen. Ingestelde snelj
heid aan de verkeerssituatie aanpassen. Verkeerssituatie observeren en in de betrefj
fende situaties actief ingrijpen.
Overzicht
Toetsenopstuurwiel
ToetsFunctieSnelheidsregeling aan/uit, onderbrej
ken, zie pagina 180.snelheid oproepen, snelheidsregeling
hervatten, zie pagina 181.Tuimelschakelaar:
Snelheid instellen, zie pagina 180.Seite 179RijcomfortBEDIENING179
Online Edition for Part no. 01402989488 - II/18

Page 180 of 300

Snelheidsregelingin-/
uitschakelenenonderbreken
Inschakelen Toets op het stuurwiel indrukken.
Markering op de snelheidsmeter wordt op de acj
tuele snelheid ingesteld.
Snelheidsregeling kan worden gebruikt.
De dynamische stabiliteitscontrole DSC wordt
evt. ingeschakeld.
Uitschakelen Toets op het stuurwiel indrukken.'xBij ingeschakeld systeem: tweemaal indrukj
ken.'xBij onderbroken werking: eenmaal indrukken.
De weergaven verdwijnen. Opgeslagen gewenj ste rijsnelheid wordt gewist.
Handmatigonderbreken Bij geactiveerde toestand toets in het
stuurwiel indrukken.
Automatischonderbreken De werking van het systeem wordt in de voljgende situaties automatisch onderbroken:
'xAls de bestuurder remt.'xAls de koppeling enkele seconden ingedrukt
wordt of bij niet-ingeschakelde versnelling
losgelaten wordt.'xAls voor de snelheid een te hoge versnelling ingeschakeld is.'xAls de M Dynamic Mode MDM is geactiveerd
of de Dynamic Stability Control DSC wordt
gedeactiveerd.'xAls de Dynamische Stabiliteitscontrole DSC
regelt.Snelheidinstellen
Snelheidhandhaven,opslaan
Schakelaar in onderbroken toestand één keer
naar boven of onder duwen.
Bij ingeschakeld systeem wordt de actuele snelj heid gehandhaafd en als gewenste rijsnelheid
opgeslagen.
De opgeslagen snelheid wordt in de snelheidsj
meter en op het instrumentenpaneel weergegej ven, zie pagina 181.
De dynamische stabiliteitscontrole DSC wordt
evt. ingeschakeld.
Snelheidwijzigen
Zo vaak op de tuimelschakelaar naar boven of
onder drukken, tot de gewenste rijsnelheid is inj
gesteld.
In actieve toestand wordt de weergegeven snelj
heid opgeslagen en bereikt voor zover de verj
keerssituatie dit toelaat.
'xDrukken van de tuimelschakelaar tot het drukpunt verhoogt of verlaagt de gewenste
rijsnelheid telkens met circa 1 km/h.Seite 180BEDIENINGRijcomfort180
Online Edition for Part no. 01402989488 - II/18

Page:   < prev 1-10 ... 131-140 141-150 151-160 161-170 171-180 181-190 191-200 201-210 211-220 ... 300 next >