BMW M4 2018 Instructieboekjes (in Dutch)

Page 141 of 270

Camera
De camera bevindt zich bij de binnenspiegel.
Voorruit voor de binnenspiegel schoon en vrij houden.
In-/uitschakelen
Automatischinschakelen
Het systeem wordt bij vertrek automatisch gej
activeerd.
Uitschakelen Toets indrukken: systemen worden
uitgeschakeld. De LED dooft.
Toets opnieuw indrukken: systemen worden
ingeschakeld. De LED brandt.
Waarschuwingmetremfunctie
Weergave
Als er een botsing met een waargenomen anj der persoon dreigt, wordt in het instrumentenjpaneel en in het Head-Up Display een waarj
schuwingssymbool weergegeven.
Rood symbool wordt weergegeven en
er klinkt een signaal.
Direct zelf ingrijpen door remmen of uitwijken.
Remingreep De waarschuwing is een dringend verzoek om
zelf in te grijpen. Tijdens een waarschuwing
wordt de maximale remkracht toegepast. Een
voorwaarde voor de ondersteuning van de
rembekrachtiging is het snel en krachtig inj drukken van het rempedaal. Daarnaast kan hetsysteem bij botsingsgevaar ondersteuning biej
den door een beperkte remingreep. De auto
kan bij lage snelheid afgeremd worden tot stilj
stand.
Handgeschakelde versnellingsbak: bij een rej
mingreep tot stilstand is het mogelijk dat de
motor uitgeschakeld wordt.
De remingreep volgt alleen wanneer de rijstj
abiliteit niet beperkt werd, bijvoorbeeld door deactivering van de dynamische stabiliteitsj
controle DSC.
De remingreep kan door het indrukken van het
gaspedaal of door een actieve stuurbeweging
worden afgebroken.
Het herkennen van objecten kan beperkt zijn.
Houd rekening met de grenzen van het detecj
tiegebied en de functionele beperkingen.
Grenzenvanhetsysteem
Veiligheidsaanwijzing WAARSCHUWING
Het systeem kan door beperkingen van
het systeem niet, te laat, onjuist of ongegrond reageren. Er bestaat kans op een ongeval ofschade. De aanwijzingen over de grenzen van
het systeem in acht nemen en eventueel actief ingrijpen.'

Page 142 of 270

'yVoetgangers buiten het detectiegebied.'yVoetgangers kleiner dan ca. 80 cm.
BeperktewerkingDe werking kan bijvoorbeeld in de volgende sij
tuaties beperkt of niet beschikbaar zijn:
'yBij dichte mist en hevige regen of sneeuwj val.'yIn scherpe bochten.'yBij deactivering van de rijstabiliteitsregeljsystemen, bijvoorbeeld DSC OFF.'yWanneer het gezichtsveld van de cameraof de voorruit vervuild of afgedekt is.'yTot 10 seconden na het starten van de mojtor via de start-/stopknop.'yTijdens de kalibratieprocedure van de caj
mera direct na aflevering van de auto.'yBij aanhoudende verblindende werking
door tegenlicht, bijvoorbeeld door laaghanj
gende zon.'yIn het donker.
LaneDepartureWarning
Principe
De Lane Departure Warning waarschuwt als de
auto op wegen met rijbaanbegrenzingslijnen
op het punt staat om de rijstrook te verlaten.
Algemeen
Het systeem waarschuwt afhankelijk van de landuitvoering bij een snelheid tussen 55 km/h en 70 km/h.
Wanneer het systeem wordt ingeschakeld onj der deze snelheid, wordt een melding weergej
geven in het instrumentenpaneel.
Waarschuwingen worden via trillingen in het
stuur gegeven. Het moment van deze waarj schuwing kan afhankelijk van de actuele rijsij
tuatie variëren.
Het systeem waarschuwt niet wanneer voor het verlaten van de rijstrook richting wordt aanj gegeven.
Veiligheidsvoorschriften WAARSCHUWING
Het systeem ontlast u niet van persoonj
lijke verantwoordelijkheid om het wegverloop en de verkeerssituatie juist in te schatten. Er
bestaat gevaar voor ongevallen. Rijstijl aan de verkeerssituatie aanpassen. Verkeerssituatie
observeren en in de betreffende situaties actief
ingrijpen. Bij waarschuwingen het stuurwiel niet onnodig heftig bewegen.'

Page 143 of 270

Camera
De camera bevindt zich bij de binnenspiegel.
Voorruit voor de binnenspiegel schoon en vrij houden.
In-/uitschakelen Toets indrukken.
'yAan: LED brandt.'yUit: LED dooft.
De instelling wordt opgeslagen voor het mojmenteel gebruikte bestuurdersprofiel.
Weergaveinhetinstrumentenpaneel
'yLijnen: systeem is geactiveerd.'yPijlen: ten minste één rijbaanbej
grenzingslijn werd herkend en
waarschuwen is mogelijk.
Weergevenvaneenwaarschuwing
Bijhetverlatenvanderijbaan
Bij het verlaten van de rijstrook en herkenning
van een rijbaanbegrenzingslijn begint het
stuurwiel te trillen.
Als voor het veranderen van rijbaan de richj
tingaanwijzer wordt ingeschakeld, wordt er
geen waarschuwing gegeven.
Onderbrekingvandewaarschuwing
De waarschuwing wordt in de volgende situj
aties afgebroken:
'yAutomatisch na circa 3 seconden.'yBij terugkeer naar de eigen rijbaan.'yBij krachtig remmen.'yBij richting aangeven.
Grenzenvanhetsysteem
Veiligheidsaanwijzing WAARSCHUWING
Het systeem kan door beperkingen van
het systeem niet, te laat, onjuist of ongegrond
reageren. Er bestaat kans op een ongeval of
schade. De aanwijzingen over de grenzen van
het systeem in acht nemen en eventueel actief
ingrijpen.'

Page 144 of 270

Rijstrookwisselmelding
Principe De rijstrookwisselmelding herkent voertuigen
in de dode hoek of wanneer voertuigen op de
naastgelegen rijstrook van achteren naderen.
In deze situaties wordt een waarschuwing in
verschillende fases gegeven.
Algemeen
Twee radarsensoren in de achterbumper bej
waken vanaf circa 20 km/h de ruimte achter en naast de auto.
Bij enkele uitrustingen zijn de radarsensor
vanaf circa 50 km/h actief.
Het systeem laat zien wanneer zich voertuigen in de dode hoek bevinden, pijl 1, of op de
naastgelegen rijstrook van achteren naderen,
pijl 2.
De lamp in de buitenspiegelbehuizing gaat gej
dimd branden.
Bij veranderen van rijbaan met ingeschakelde
richtingaanwijzer waarschuwt het systeem in
de eerder genoemde situaties.
Het lampje in de buitenspiegelbehuizing knipj
pert en het stuurwiel trilt.
Veiligheidsvoorschriften WAARSCHUWING
Het systeem ontlast u niet van persoonj
lijke verantwoordelijkheid om de zichtomstanj digheden en de verkeerssituatie juist in teschatten. Er bestaat gevaar voor ongevallen.
Rijstijl aan de verkeerssituatie aanpassen. Verj
keerssituatie observeren en in de betreffende situaties actief ingrijpen.'

Page 145 of 270

'yAan: LED brandt.'yUit: LED dooft.
De instelling wordt opgeslagen voor het mojmenteel gebruikte bestuurdersprofiel.
Weergave
Lampinbuitenspiegelbehuizing
Vooralarm
De gedimde lamp in de buitenspiegelbehuizing geeft aan dat zich voertuigen in de dode hoek
bevinden of van achteren naderen.
Acutewaarschuwing Als de richtingaanwijzer wordt ingeschakeld
terwijl er zich een voertuig in het kritieke gej
bied bevindt, gaat het stuurwiel kort trillen en
begint de lamp in de buitenspiegelbehuizing
fel te knipperen.
De waarschuwing wordt beëindigd, als de richj tingaanwijzer wordt uitgeschakeld of als het
andere voertuig het kritieke gebied heeft verlaj
ten.
Kortopflitsen
Het kort opflitsen van het lampje bij het ontj
grendelen van de auto dient voor de zelftest
van het systeem.
Grenzenvanhetsysteem
Veiligheidsaanwijzing WAARSCHUWING
Het systeem kan door beperkingen van
het systeem niet, te laat, onjuist of ongegrond
reageren. Er bestaat kans op een ongeval of
schade. De aanwijzingen over de grenzen van
het systeem in acht nemen en eventueel actief
ingrijpen.'

Page 146 of 270

GeenremingreepAls de ingestelde snelheidslimieten wordt bejreikt of onbewust wordt overschreden, bijvoorjbeeld bij bergaf rijden, wordt er niet actief afjgeremd.
Als er tijdens de rit een snelheidslimiet wordt
ingesteld die onder de rijsnelheid ligt, rolt de
auto zolang uit tot de rijsnelheid onder de ingej stelde snelheidslimiet komt.
Overzicht
ToetsenopstuurwielToetsFunctieSysteem in-/uitschakelen, zie paj
gina 146Tuimelschakelaar:
Snelheidslimiet wijzigen, zie paj
gina 146
Bediening
Inschakelen Toets op het stuurwiel indrukken.
De actuele rijsnelheid wordt overgenomen als snelheidslimiet.
Bij inschakelen tijdens stilstand wordt bij een lage snelheid 30 km/h als snelheidslimiet ingej steld.
De statusindicatie wordt weergegeven en afj
hankelijk van het instrumentenpaneel wordt een markering op de snelheidsmeter op de bej
treffende snelheid ingesteld.
Bij het inschakelen van de snelheidslimiet
wordt mogelijk de dynamische stabiliteitsconj
trole DSC ingeschakeld.
Uitschakelen Toets op het stuurwiel indrukken.
Het systeem schakelt zich automatisch uit in
bijvoorbeeld de volgende situaties:'yBij het inschakelen van de achteruitverj
snelling.'yBij het afzetten van de motor.'yBij het inschakelen van de snelheidsregej ling.
De weergaven verdwijnen.
Snelheidslimietwijzigen
Tuimelschakelaar zo vaak naar boven of benej den drukken tot de gewenste snelheidslimiet is
ingesteld.
'yDrukken van de tuimelschakelaar tot het drukpunt verhoogt of verlaagt de sneljheidslimiet telkens met 1 km/h.'yDrukken op de tuimelschakelaar door het
drukpunt heen verhoogt of verlaagt de snelheidslimiet op het volgende tiental van
de km/h snelheidsmeter.
Als er tijdens de rit een snelheidslimiet wordt
ingesteld die onder de rijsnelheid ligt, rolt de
auto uit tot de ingestelde snelheidslimiet.
Overschrijdingvandesnelheidslimiet
De snelheidslimiet kan bewust worden overj
schreden. In deze situatie wordt geen akoestij sche waarschuwing weergegeven.
Druk het gaspedaal volledig in om de ingej
stelde snelheidslimiet bewust te overschrijden.
De beperking wordt automatisch weer geactij
veerd, zodra de actuele snelheid onder de inj gestelde snelheidslimiet komt.
Seite 146BedieningVeiligheid146
Online Edition for Part no. 01402981704 - VI/17

Page 147 of 270

Waarschuwingbijoverschrijdingvan
desnelheidslimiet
Optischewaarschuwing Bij het overschrijden van de ingestelde
snelheidslimiet knippert het controlej
lampje in het instrumentenpaneel, zoj
lang er harder wordt gereden dan de ingej stelde snelheidslimiet.
Akoestischewaarschuwing'yBij onbedoeld overschrijden van de ingejstelde snelheidslimiet is na circa 5 seconjden een signaal te horen.'yAls de snelheidslimiet tijdens de rit onderde rijsnelheid komt, is het signaal na circa30 seconden te horen.'yAls de snelheidslimiet bewust wordt overj
schreden door het gaspedaal volledig in te
drukken, is er geen signaal te horen.
Weergaveninhetinstrumentenpaneel
Markeringvandesnelheidslimiet
Weergave op snelheidsmeter:
'yMarkering brandt groen:
systeem is actief.'yMarkering brandt niet: sysj
teem is uitgeschakeld.
Controlelampje
'yControlelampje brandt: het sysj
teem is ingeschakeld.'yControlelampje knippert: de ingej
stelde snelheidslimiet wordt overj schreden.
Statusweergave
Weergave van de ingestelde snelheidsj
limiet.
Dynamischeremlichten
Principe Achteropkomende verkeersdeelnemers worjden door het knipperen van de remlichten voor een noodremsituatie gewaarschuwd. Daardoorkan het gevaar van een botsing worden gerejduceerd.
Algemeen'yNormaal remmen: remlichten branden.'yHard remmen: remlichten knipperen.
Kort voor de stilstand wordt de waarschuj
wingsknipperlichtinstallatie geactiveerd.
Waarschuwingsknipperlichtinstallatie deactij
veren:
'yAccelereren.'yToets waarschuwingsknipperlichtinstallaj tie indrukken.
ActiveProtection
Algemeen
Het veiligheidspakket Active Protection bej staat uit van elkaar onafhankelijke systemen:
'yWaakzaamheidshulp.'yPreCrash.'yPostCrash.Seite 147VeiligheidBediening147
Online Edition for Part no. 01402981704 - VI/17

Page 148 of 270

Waakzaamheidshulp
Principe Het systeem kan toenemende onoplettendj
heid of vermoeidheid van de bestuurder bij lange eentonige ritten, bijv. op snelwegen, herjkennen. In deze situatie wordt aanbevolen omeen pauze in te lassen.
Veiligheidsaanwijzing WAARSCHUWING
Het systeem ontlast u niet van de perj
soonlijke verantwoordelijkheid om uw lichamej
lijke gesteldheid juist in te schatten. Toenej
mende onoplettendheid of vermoeidheid
worden mogelijk niet of niet op tijd herkend. Er
bestaat gevaar voor ongevallen. Erop letten dat
de bestuurder uitgerust en oplettend is. Rijstijl
aan de verkeerssituatie aanpassen.'

Page 149 of 270

VeiligheidsaanwijzingWAARSCHUWING
Het systeem ontslaat u niet van uw eigen
verantwoording. Vanwege systeembeperkinj
gen is het mogelijk dat kritieke situaties niet
betrouwbaar of tijdig herkend worden. Er bej staat gevaar voor ongevallen. Rijstijl aan de
verkeerssituatie aanpassen. Verkeerssituatie
observeren en in de betreffende situaties actief
ingrijpen.'

Page 150 of 270

RijstabiliteitsregelsystemenUitrustingvandeauto
In dit hoofdstuk worden alle standaard, landsj
pecifieke en speciale uitrustingen beschreven
die in de modelserie aangeboden worden. Er worden daarom ook uitrustingen beschrevendie in een auto, bijvoorbeeld vanwege de
landspecifieke of gekozen speciale uitrusting
niet beschikbaar zijn. Dat geldt ook voor veiligj heidsrelevante functies en systemen. Bij gej
bruik van deze functies en systemen moeten
de geldende wetten en voorschriften worden
nageleefd.
AntiblokkeersysteemABS ABS voorkomt het blokkeren van de wielen tijjdens het remmen.
De bestuurbaarheid blijft ook bij noodstops bej
houden, daardoor wordt de actieve veiligheid verhoogd.
Het ABS is na het starten van de motor bej drijfsklaar.
Remassistent
Bij snel indrukken van het rempedaal veroorj
zaakt dit systeem automatisch een zo hoog mogelijke rembekrachtiging. De remweg wordt
bij noodstops derhalve zo kort mogelijk gehouj
den. Daarbij wordt ook gebruik gemaakt van de
voordelen van het antiblokkeersysteem ABS.
Het rempedaal ingetrapt houden zolang remj
men noodzakelijk is.MDrive
Principe
Individuele instellingen kunnen in twee vooraf opgeslagen configuraties voor de auto aangej
bracht worden.
Bij het starten van de motor is standaard een efficiënte autotoestand actief. M Drive is gej deactiveerd.
Algemeen
Configuraties
De configuraties zijn als volgt vooraf opgeslaj
gen:'y"M Drive 1": ontspannen comfortabel rijj den.'y"M Drive 2": sportief dynamisch rijden.
Instelmogelijkheden
SymboolBetekenis "DSC"Dynamische stabiliteitsj
controle DSC, zie paj
gina 152, en M Dynamic
Mode MDM. "Motor"Programma's van de
M Motordynamiekcontrole,
zie pagina 99. "Onderstel"Programma's van de adapj
tieve M-wielophanging, zie
pagina 154.
"Stuurinricht."Programma's van Servoj
tronic, zie pagina 155.Seite 150BedieningRijstabiliteitsregelsystemen150
Online Edition for Part no. 01402981704 - VI/17

Page:   < prev 1-10 ... 101-110 111-120 121-130 131-140 141-150 151-160 161-170 171-180 181-190 ... 270 next >