BMW M4 2018 Instructieboekjes (in Dutch)

Page 151 of 270

SymboolBetekenis
"Transmissie"Drivelogic, zie pagina 98:
schakelmodi en Drivelogic-
rijprogramma's. "Head-up
displ."Aanzichten van het Head-
Up Display, zie pagina 117.
MDriveconfigureren
De vooraf opgeslagen configuraties kunnen inj
dividueel ingesteld worden.
Op het Control Display:
1."Mijn auto"2."M Drive 1" of "M Drive 2"3.Gewenste instelmogelijkheid selecteren.4.Gewenst programma selecteren.
De individuele instellingen voor het momenteel gebruikte profiel worden opgeslagen.
Bij geactiveerde M Drive wordt een verandej ring van de instelling op het Control Display dij
rect overgenomen.
MDriveactiveren/deactiveren
Activeren Overeenkomstige toets op het stuurwiel inj
drukken:
'yM Drive 1 activeren.'yM Drive 2 activeren.
Als in M Drive DSC OFF of MDM ingesteld is, verschijnt een melding op het instrumentenpaj
neel. Deze melding door opnieuw indrukken
van de toets bevestigen.
Uitschakelen
Overeenkomstige toets op het stuurwiel opj
nieuw indrukken.
Controlelampjes'yControlelampje brandt: overeenj
komstige M Drive is geactiveerd.'yControlelampje knippert: M Drive
kon niet geactiveerd worden. Antij blokkeersysteem ABS of Dynamijsche stabiliteitscontrole DSC zijn
net de rijstabiliteit aan het regelen.
M Drive opnieuw activeren, als conj trolelampje niet meer knippert.
MDriveinstellingviatoetsen
Bij geactiveerde M Drive kunnen ook afzonderj lijke instellingen buiten M Drive veranderd worjden, bijvoorbeeld via de toetsen op de middenjconsole. Daardoor wordt M Drive
gedeactiveerd.
Om weer alle op het Control Display aangej
brachte instellingen voor M Drive te activeren, een van de volgende toetsen kort indrukken:
'y'y
Om de veranderde instellingen in M Drive overte nemen, overeenkomstige toets lang indrukj
ken.
MDriveresettenIndividuele instellingen kunnen naar standaard
waarden gereset worden.
1."Mijn auto"2."M Drive 1" of "M Drive 2"3."M1 terugzetten" of "M2 terugzetten"4."OK"
Om het resetten af te breken: "Annuleren"
Seite 151RijstabiliteitsregelsystemenBediening151
Online Edition for Part no. 01402981704 - VI/17

Page 152 of 270

Dynamische
stabiliteitscontroleDSC
Principe Binnen hetgeen volgens de wetten van de najtuurkunde mogelijk is helpt het systeem door
vermindering van het motorvermogen en rej
mingrepen aan de afzonderlijke wielen de
koersstabiliteit van auto te handhaven.
Algemeen
DSC detecteert bijv. de volgende instabiele rijj toestanden:'yUitbreken van de achterzijde van de auto, wat tot oversturen kan leiden.'yGripverlies van de voorwielen, wat tot onj
dersturen kan leiden.
Veiligheidsvoorschriften
WAARSCHUWING
Het systeem ontlast u niet van persoonj
lijke verantwoordelijkheid om de verkeerssituaj tie juist in te schatten. Wegens systeembeperjkingen kan het systeem niet in alle
verkeerssituaties zelfstandig op gepaste wijze
reageren. Er bestaat gevaar voor ongevallen.
Rijstijl aan de verkeerssituatie aanpassen. Verj
keerssituatie observeren en in de betreffende situaties actief ingrijpen.'

Page 153 of 270

Dynamischestabiliteitscontrole
activeren
Toets indrukken.
DSC OFF en controlelampje DSC OFF
doven.
Controle-enwaarschuwingslampjes Bij gedeactiveerde DSC wordt DSC OFF weerjgegeven op het instrumentenpaneel.
Controlelampje brandt: DSC is gedeacj
tiveerd.
MDynamicModeMDM
Principe
M Dynamic Mode staat op droge rijbaan het rijj
den met hogere lengte- en dwarsversnelling
toe, echter met beperkte rijstabiliteit.
Pas in het absolute grensbereik grijpt het sysj
teem in door het reduceren van het motorverj
mogen en door stabiliserende remingrepen op de wielen. In deze rijstoestand kunnen aanvulj
lende stuurcorrecties noodzakelijk zijn.
Veiligheidsaanwijzing WAARSCHUWING
Bij geactiveerde M Dynamic Mode worj
den stabiliserende ingrepen alleen in gereduj ceerde mate uitgevoerd. Er bestaat kans opeen ongeval of schade. Aanpassen aan de verjkeerssituatie. Verkeerssituatie observeren enin de betreffende situaties actief ingrijpen. Bij
waarschuwingen het stuurwiel niet onnodig
heftig bewegen.'

Page 154 of 270

Controle-enwaarschuwingslampjesSymboolBeschrijvingControlelampjes gaan branden:
M Dynamic Mode is geactiveerd.Controlelampje DSC knippert bijj
komend:
M Dynamic Mode regelt de aanj
drijf- en remkrachten.Controlelampjes gaan branden:
M Dynamic Mode of DSC is uitgej
vallen.
ActiefM-differentieel
Principe
Het actief M-differentieel blokkeert de achterj
asaandrijving continu afhankelijk van de rijsij
tuatie. Daardoor wordt ook bij uitgeschakelde
DSC en in M Dynamic Mode een doordraaien
van het afzonderlijke achterwiel vermeden en
zo een optimale tractie afgegeven in alle rijsij
tuaties.
De bestuurder is verantwoordeliijk voor een
rijstijl die is aangepast aan de situatie.
AdaptieveM-wielophanging
Principe
Het systeem reduceert ongewenste beweginj gen van de auto bij een dynamische rijstijl of
een oneffen wegdek.
Afhankelijk van de toestand van het wegdek en
van de rijstijl worden daardoor de rijdynamiek en het rijcomfort vergroot.
Programma
Instelmogelijkheden bij de afstelling van deschokdempers:'y"Comfort": comfortgeoriënteerd.'y"Sport": gebalanceerd.'y"Sport Plus": consequent sportief.
Programmaselecteren
OverMDrive
Op het Control Display:
1."Mijn auto"2."M Drive 1" of "M Drive 2"3."Onderstel"4.Gewenst programma selecteren.
Instelling wordt bij actieve M Drive direct overgenomen.
Om gewenste M Drive met de geselecteerdeinstellingen te activeren, betreffende toets ophet stuurwiel indrukken:
'y'y
Mettoetsen
Toets zo vaak indrukken tot het gewenj
ste programma in het instrumentenpaj
neel wordt weergegeven.
Seite 154BedieningRijstabiliteitsregelsystemen154
Online Edition for Part no. 01402981704 - VI/17

Page 155 of 270

WeergaveinhetinstrumentenpaneelAdaptieve M-wielophanging met gesej
lecteerd programma bij geactiveerde
weergave van de systeemtoestanden
van de rijdynamiek, zie pagina 109.
Wegrijassistent
Principe Het systeem ondersteunt bij het hellingopjwaarts wegrijden. Gebruik van de parkeerrem
is hiervoor niet vereist.
Wegrijdenmetwegrij-assistent1.Auto met rempedaal op zijn plaats houden.2.Rempedaal loslaten en vlot wegrijden.
Na het loslaten van het rempedaal wordt de auto gedurende circa 2 seconden op zijnplaats gehouden.
Naargelang de belading kan de auto soms een klein stukje achteruitrollen.
Servotronic
Principe De servotronic is een snelheidsafhankelijke
stuurbekrachtiging.
Bij lage snelheden wordt de stuurkracht meer ondersteund dan bij hogere snelheden. Daarj
door wordt bijvoorbeeld het inparkeren verj eenvoudigd en bij sneller rijden de besturingdirecter.
Tevens wordt de stuurkracht aangepast aan
het betreffende rijprogramma, zodat een sporj tief-direct of comfortabel stuurgedrag wordtovergebracht.
Programma Instelmogelijkheden van de stuurkracht:
'y"Sport Plus": hoog.'y"Sport": middel.'y"Comfort": laag.
Programmaselecteren
OverMDrive
Op het Control Display:
1."Mijn auto"2."M Drive 1" of "M Drive 2"3."Stuurinricht."4.Gewenst programma selecteren.
Instelling wordt bij actieve M Drive direct overgenomen.
Om gewenste M Drive met de geselecteerdeinstellingen te activeren, betreffende toets ophet stuurwiel indrukken:
'y'y
Mettoetsen
Toets zo vaak indrukken tot het gewenj
ste programma in het instrumentenpaj
neel wordt weergegeven.
Weergaveinhetinstrumentenpaneel Servotronic met geselecteerd proj
gramma bij geactiveerde weergave van
de systeemtoestanden van de rijdynaj
miek, zie pagina 109.
Seite 155RijstabiliteitsregelsystemenBediening155
Online Edition for Part no. 01402981704 - VI/17

Page 156 of 270

RijcomfortUitrustingvandeauto
In dit hoofdstuk worden alle standaard, landsj
pecifieke en speciale uitrustingen beschreven
die in de modelserie aangeboden worden. Er worden daarom ook uitrustingen beschrevendie in een auto, bijvoorbeeld vanwege de
landspecifieke of gekozen speciale uitrusting
niet beschikbaar zijn. Dat geldt ook voor veiligj heidsrelevante functies en systemen. Bij gej
bruik van deze functies en systemen moeten
de geldende wetten en voorschriften worden
nageleefd.
Snelheidsregeling Principe
Met dit systeem kan via de toetsen op het
stuurwiel een gewenste snelheid worden ingej
steld. De gewenste snelheid wordt door het
systeem aangehouden. Daartoe geeft het sysj teem automatisch gas en remt indien nodigautomatisch.
Algemeen
Naargelang de voertuiginstelling kunnen de
kenmerken van de snelheidsregeling op bej
paalde punten veranderen.
Veiligheidsvoorschriften WAARSCHUWING
Het systeem ontlast u niet van persoonj
lijke verantwoordelijkheid om de verkeerssituaj
tie juist in te schatten. Wegens systeembeperj
kingen kan het systeem niet in alle
verkeerssituaties zelfstandig op gepaste wijze
reageren. Er bestaat gevaar voor ongevallen.
Rijstijl aan de verkeerssituatie aanpassen. Verj
keerssituatie observeren en in de betreffende situaties actief ingrijpen.'

Page 157 of 270

Markering op de snelheidsmeter wordt op deactuele snelheid ingesteld.
Snelheidsregeling kan worden gebruikt. De dynamische stabiliteitscontrole DSC wordt
evt. ingeschakeld.
Uitschakelen Toets op het stuurwiel indrukken.'yBij ingeschakeld systeem: tweemaal inj
drukken.'yBij onderbroken werking: eenmaal indrukj ken.
De weergaven verdwijnen. Opgeslagen gejwenste rijsnelheid wordt gewist.
Handmatigonderbreken Bij geactiveerde toestand toets in het
stuurwiel indrukken.
Automatischonderbreken De werking van het systeem wordt in de volj
gende situaties automatisch onderbroken:
'yAls de bestuurder remt.'yAls de koppeling enkele seconden ingej drukt wordt of bij niet-ingeschakelde verj
snelling losgelaten wordt.'yAls voor de snelheid een te hoge versnelj
ling ingeschakeld is.'yAls de M Dynamic Mode MDM is geactij
veerd of de Dynamic Stability Control DSC wordt gedeactiveerd.'yAls de Dynamische Stabiliteitscontrole
DSC regelt.Snelheidinstellen
Snelheidhandhaven,opslaan
Tuimelschakelaar bij onderbroken werkin eenj
maal indrukken.
Bij ingeschakeld systeem wordt de actuele
snelheid gehandhaafd en als gewenste rijsnelj heid opgeslagen.
De opgeslagen snelheid wordt in de snelheidsj meter en op het instrumentenpaneel weergej geven, zie pagina 158.
De dynamische stabiliteitscontrole DSC wordt
evt. ingeschakeld.
Snelheidwijzigen
Zo vaak op de tuimelschakelaar naar boven ofonder drukken, tot de gewenste rijsnelheid is
ingesteld.
In actieve toestand wordt de weergegeven snelheid opgeslagen en bereikt voor zover deverkeerssituatie dit toelaat.
'yDrukken van de tuimelschakelaar tot hetdrukpunt verhoogt of verlaagt de gewensterijsnelheid telkens met circa 1 km/h.Seite 157RijcomfortBediening157
Online Edition for Part no. 01402981704 - VI/17

Page 158 of 270

'yDrukken op de tuimelschakelaar door het
drukpunt heen verhoogt of verlaagt de gej wenste rijsnelheid telkens tot het volgende
tiental van de km/h snelheidsmeter.
De maximaal instelbare snelheid hangt af
van de auto.'yTuimelschakelaar tot het drukpunt drukken
en ingedrukt houden verhoogt of verlaagt de snelheid zonder op het gaspedaal te
trappen.
Na het loslaten van de tuimelschakelaar
wordt de bereikte snelheid behouden. Verj
der drukken dan het drukpunt verhoogt de snelheid nog meer.
Snelheidsregelingvoortzetten
Algemeen
Een onderbroken snelheidsregeling kan door
oproepen van de opgeslagen snelheid hervat worden.
Voor het oproepen van de opgeslagen snelj heid controleren, dat het verschil tussen de acj
tuele snelheid en de opgeslagen snelheid niet
te groot is. Anders kan het voertuig ongewenst
afremmen of accelereren.
In de volgende gevallen wordt de opgeslagen snelheidswaarde gewist en kan deze niet meer
worden opgeroepen:
'yBij het uitschakelen van het systeem.'yBij het uitschakelen van het contact.
Opgeslagensnelheidoproepen
Toets op het stuurwiel indrukken.
De opgeslagen snelheid wordt opnieuw bereikt en behouden.
Weergavenophet
instrumentenpaneel
Controlelampje Afhankelijk van de uitrusting geeft het
controlelampje op het instrumentenpaj neel aan of het systeem is ingeschaj
keld.
Gewenstesnelheidenopgeslagen
snelheid'yMarkering brandt groen:
systeem is actief, de markej
ring toont de gewenste snelj
heid.'yMarkering brandt oranje:
systeem is onderbroken, de
markering toont de opgeslaj
gen snelheid.'yMarkering brandt niet: systeem is uitgej
schakeld.
Statusweergave
Gekozen voorkeurssnelheid.
Als er geen snelheid wordt weergegeven, is er
op dit moment eventueel niet voldaan aan de
voorwaarden die voor de werking vereist zijn.
WeergaveninhetHead-UpDisplay Een deel van de informatie over het systeem
kan ook worden weergegeven op het Head-Up
Display.
Grenzenvanhetsysteem
Motorvermogen De gewenste snelheid wordt ook op neerj
waartse hellingen gehandhaafd. Op opwaartse hellingen kan de snelheid echter afnemen alshet motorvermogen niet toereikend is.
Seite 158BedieningRijcomfort158
Online Edition for Part no. 01402981704 - VI/17

Page 159 of 270

ParkDistanceControlPDCPrincipe
PDC helpt bij het inparkeren. Langzaam nadej ren van een object achter of, bij overeenkomj
stige uitrusting met PDC v

Page 160 of 270

Indien nodig het systeem weer inschakelen.MetPDCv

Page:   < prev 1-10 ... 111-120 121-130 131-140 141-150 151-160 161-170 171-180 181-190 191-200 ... 270 next >