BMW M5 2018 Instructieboekjes (in Dutch)

Page 301 of 396

Voor de helling handmatig terugschakelen in de
volgende lagere versnelling en langzaam naar
beneden rijden.
Aanhangwagenstabilisatier egeling
Principe Dit systeem helpt bij het opvangen van de slinjgerbeweging van de aanhangwagen.
De aanhangwagenstabilisatieregeling herkent de slingerbewegingen en remt de auto automatisch
snel af, teneinde het kritieke snelheidsbereik te
verlaten en de combinatie te stabiliseren.
Algemeen
Als de aanhangwagencontactdoos in gebruik is
zonder dat er een aanhangwagen is aangekopj
peld, kan het systeem in extreme verkeerssituaj
ties eveneens in werking treden bijvoorbeeld bij
gebruik van een fietsendrager met verlichting.
Voorwaardenvooreencorrecte
werking
Het systeem werkt bij het trekken van een aanj
hangwagen en gebruikte aanhangwagencontactj
doos vanaf circa 65 km/h.
Grenzenvanhetsysteem Het systeem kan bijvoorbeeld in de volgende sijtuaties niet of pas laat ingrijpen:
'xWanneer een aanhangwagen direct schaart,
bijvoorbeeld bij gladheid of op wegen met een losse ondergrond.'xAls een aanhangwagen met een hoog zwaarj
tepunt kantelt voordat een slingerbeweging
wordt herkend.'xAls de dynamische stabiliteitscontrole DSC is
gedeactiveerd of uitgevallen.Trekhaakmetelektrisch
draaibarekogelkop
Algemeen
De wegdraaibare kogelkop bevindt zich aan de
onderzijde van de auto.
LED in de knop brandt groen als het systeem
bedrijfsklaar is.
Veiligheidsvoorschriften
OPMERKING
De trekhaak is geschikt voor gebruik met een
aanhangwagen. Een uitgeklapte kogelkop van
de trekhaak kan worden vastgedraaid als zonj der aanhangwagen of bagagedrager wordt gejreden. Er bestaat gevaar voor schade. De kojgelkop inklappen, als zonder aanhangwagen of
bagagedrager wordt gereden.
WAARSCHUWING
Bij een niet vergrendelde kogelkop kunnen inj
stabiele rijtoestanden of ongevallen optreden.
Er bestaat kans op een ongeval of schade.
Voordat met een aanhangwagen of bagagedraj
ger wordt gereden, controleren of de kogelkop
correct vergrendeld is.
LED in de toets brandt rood als de kogelkop
niet correct vergrendeld is.
Seite 301TrekkenvaneenaanhangerRIJTIPS301
Online Edition for Part no. 01402989792 - II/18

Page 302 of 396

Overzicht
Toets in de bagageruimte.
Kogelkopnaarbuitendraaien
1.Bagageruimte openen.2.Niet in het zwenkbereik van de kogelkop achj ter de auto gaan staan.3. Toets in de bagageruimte indrukken.
Kogelkop draait naar buiten. LED in de toets
knippert groen.4.Wachten tot de kogelkop de eindpositie bej
reikt heeft.
Kogelkopnaarbinnendraaien
1.Aanhangwagen of bagagedrager loskoppej
len.2.Eventueel aanbouwdelen voor spoorstabilij teitsinrichtingen verwijderen.3.De stekker voor de spanningsvoorziening vande aanhangwagen en eventueel de adapteruit de contactdoos trekken.4. Toets in de bagageruimte indrukken.
Kogelkop draait naar binnen. LED in de toets knippert groen.5.Wachten tot de kogelkop de eindpositie bej
reikt heeft.Zwenkbewegingonderbrekenof
omkeren
Algemeen
De zwenkbeweging wordt onderbroken of omj
gekeerd of niet uitgevoerd als de stroomlimietj waardes overschreden worden, bijvoorbeeld bijzeer lage temperaturen of bij mechanische weerjstanden. LED in de toets brandt rood.
Zwenkprocedurebijdraaiende
motorherhalen1.Rijden-stand-by inschakelen met de start-/
stopknop.2. Toets in de bagageruimte zo lang inj
drukken, tot de kogelkop volledig is in- of uitj
geklapt.
Zo nodig zwenkprocedure bij ingedrukte toets en
draaiende motor herhalen.
De LED in de toets brandt groen als de kogelkop een eindstand heeft bereikt.
Als het probleem zich herhaalt, contact opnemen met een Service Partner van de fabrikant of een
andere gekwalificeerde Service Partner of specij
alist.
Aanhangwagencontactdoos
De aanhangwagencontactdoos bevindt zich aan
de trekhaak.
Afdekking naar beneden klappen.
Seite 302RIJTIPSTrekkenvaneenaanhanger302
Online Edition for Part no. 01402989792 - II/18

Page 303 of 396

Oogvoorborgkabel
Er bevindt zich een oog aan de trekhaak voor het
vergrendelen van de aanhangwagen-borgkabel.
Voor meer veiligheid de aanhangwagen-borgkaj
bel tijdens het rijden met aanhangwagen in het oog bevestigen.
Let erop dat de beveiligingskabel vrij kan bewej
gen en niet over de grond sleept.
Seite 303TrekkenvaneenaanhangerRIJTIPS303
Online Edition for Part no. 01402989792 - II/18

Page 304 of 396

BrandstofbesparenUitrustingvandeauto
In dit hoofdstuk worden alle standaard, landspejcifieke en speciale uitrustingen beschreven die inde modelserie aangeboden worden. Er worden
daarom ook uitrustingen beschreven die in een
auto, bijvoorbeeld vanwege de landspecifieke of
gekozen speciale uitrusting niet beschikbaar zijn. Dat geldt ook voor veiligheidsrelevante functies
en systemen. Bij gebruik van deze functies en systemen moeten de geldende wetten en voorj
schriften worden nageleefd.
Algemeen
Uw auto bevat geavanceerde technologieën voor
het reduceren van de verbruiks- en emissiewaarj den.
Het brandstofverbruik hangt van verschillende factoren af.
Door enkele maatregelen, zoals een gematigde rijstijl en regelmatig onderhoud, kunnen hetbrandstofverbruik en de milieubelasting positief
worden beïnvloed.
Onnodigebagage verwijderen
Extra gewicht verhoogt het brandstofverbruik.
Aanbouwdelennagebruik verwijderen
Extra buitenspiegels, dak- of achterdragers die
niet worden gebruikt, verwijderen.
Aanbouwdelen aan de auto zijn van invloed op
de aerodynamica en verhogen het brandstofverj
bruik.
Ruitenenglazendak
sluiten
Een geopend glazen dak of geopende ruiten verj
hogen de luchtweerstand en daardoor het brandj
stofverbruik.
Banden
Algemeen
Banden kunnen op verschillende manieren imj pact hebben op de verbruikswaarde. Het verbruik
kan bijv. worden beïnvloed door de bandgrootte.
Debandenspanningregelmatig
controleren
Bandenspanning ten minste tweemaal per maand en voor een lange rit controleren en evt.corrigeren.
Te lage bandenspanning vergroot de rolweerj stand en verhoogt daardoor het brandstofverj bruik en de bandenslijtage.
Directwegrijden
Motor niet in stilstand laten warmdraaien, maar
onmiddellijk met gematigd toerental wegrijden.
De koude motor wordt dan het snelste bedrijfsjwarm.
Anticiperendrijden
Anticiperen en gelijkmatig rijden verlaagt het
brandstofverbruik.
Onnodig optrekken en afremmen voorkomen.
Seite 304RIJTIPSBrandstofbesparen304
Online Edition for Part no. 01402989792 - II/18

Page 305 of 396

Hiervoor voldoende afstand tot voorliggers houjden.
Hogemotortoerentallen vermijden
Bij rijden met een lager motortoerental nemenhet brandstofverbruik en de slijtage af.
Evt. de schakelpuntindicator, zie pagina 153, van
de auto in acht nemen.
Afremmenopdemotor
Ga bij het naderen van een rood verkeerslicht van het gaspedaal en laat de auto uitrollen.
Bij hellingafwaarts rijden het gaspedaal loslaten
en de auto laten uitrollen.
De brandstoftoevoer wordt bij vaart minderen onderbroken.
Motorbijlangerstoppenafzetten
Motorafzetten Motor bij langere stops, bijvoorbeeld bij verj
keerslichten, overwegen of in de file, afzetten.
Automatischestart-stop-functie De automatische start-stop-functie van de auto
zet de motor tijdens een stop automatisch af.
Indien de motor uitgezet en aansluitend opnieuw
gestart wordt, dalen het brandstofverbruik en de
uitstoot in vergelijking met een continu draaiende
motor. Al bij een motorstop van enkele seconden
zijn besparingen mogelijk.
Het brandstofverbruik hangt bovendien af van
andere factoren zoals rijstijl, toestand van de
weg, onderhoud en omgevingsomstandigheden.
Schakelniet-gebruikte
functiesuit
Functies zoals bijvoorbeeld de stoel- of achterjruitverwarming vragen veel energie en verhogen
eveneens het brandstofverbruik, met name in het
stadsverkeer en bij stilstaand en stop-and-go gej
bruik.
Deze functies uitschakelen wanneer zij niet worj den gebruikt.
Onderhoudlatenuitvoeren
Auto regelmatig laten onderhouden om een optij
maal rendement en een lange levensduur te bej reiken. BMW adviseert onderhoudswerkzaamhejden door een BMW Service Partner te latenuitvoeren.
Hiervoor ook het BMW onderhoudssysteem, zie pagina 343, in acht nemen.
Seite 305BrandstofbesparenRIJTIPS305
Online Edition for Part no. 01402989792 - II/18

Page 306 of 396

306
Online Edition for Part no. 01402989792 - II/18

Page 307 of 396

MOBILITEIT
Tanken...................................................................................................... 308 Brandstof.................................................................................................. 310
Wielenenbanden....................................................................................312
.otorruimte............................................................................................. 334 .otorolie...................................................................................................337,oelvloeistof.............................................................................................341 0nderhoud............................................................................................... 343
Vervangenvanonderdelen.................................................................... 346
Hulpingevalvanpech............................................................................ 353
Verzorging................................................................................................ 361307
Online Edition for Part no. 01402989792 - II/18

Page 308 of 396

TankenUitrustingvandeauto
In dit hoofdstuk worden alle standaard, landspejcifieke en speciale uitrustingen beschreven die inde modelserie aangeboden worden. Er worden
daarom ook uitrustingen beschreven die in een
auto, bijvoorbeeld vanwege de landspecifieke of
gekozen speciale uitrusting niet beschikbaar zijn. Dat geldt ook voor veiligheidsrelevante functies
en systemen. Bij gebruik van deze functies en systemen moeten de geldende wetten en voorj
schriften worden nageleefd.
Algemeen
Voor het tanken eerst de aanwijzingen over de brandstofkwaliteit, zie pagina 310, lezen.
Veiligheidsaanwijzing
OPMERKING
Bij een actieradius onder 50 km kan de brandj
stoftoevoer naar de motor in gevaar komen.
Het functioneren van de motor is niet gewaarj borgd. Er bestaat gevaar voor schade. Op tijdtanken.
Tankdop
Openen
1.Tankdopklep bij de achterste rand aanraken.2.Tankdop tegen de wijzers van de klok in
draaien.3.Tankdop in de houder op de klep aanbrenj gen.Seite 308MOBILITEITTanken308
Online Edition for Part no. 01402989792 - II/18

Page 309 of 396

Sluiten
WAARSCHUWING
De bevestigingsband van de tankdop kan bij
het vastdraaien worden ingeklemd en platgej
drukt. De dop kan dan niet correct gesloten
worden. Er kunnen brandstof of brandstofdamj
pen naar buiten komen. Er bestaat kans op letj
sel of schade. Erop letten dat de bevestigingsj
band bij het sluiten van de dop niet word
ingeklemd of platgedrukt.
1.Tankdop aanbrengen en rechtsom vastj
draaien tot duidelijk een klik hoorbaar is.2.Tankdopklep sluiten.
Tankdopklephandmatig
ontgrendelen
Bijv. bij een elektrisch defect.
De tankdopklep door een Service Partner van de
fabrikant of een andere gekwalificeerde Service
Partner of specialist laten ontgrendelen.
Bijhettankenopletten
Algemeen
Bij het tanken het vulpistool in de vulhals plaatj sen. Het optillen van het vulpistool tijdens het tanken leidt tot:
'xVoortijdig afslaan.'xVerminderde terugvoer van brandstofdamjpen.
De brandstoftank is vol wanneer het vulpistool
voor de eerste keer afslaat.
De bij tankstations geldende veiligheidsregels in acht nemen.
Veiligheidsaanwijzing
OPMERKING
Brandstoffen zijn giftig en agressief. Als de
brandstoftank te ver wordt gevuld, kan het
brandstofsysteem worden beschadigd. Bij conj
tact met gespoten oppervlakken kunnen deze
worden beschadigd. Schadelijk voor het milieu.
Er bestaat gevaar voor schade. Te ver vullen
vermijden.
Seite 309TankenMOBILITEIT309
Online Edition for Part no. 01402989792 - II/18

Page 310 of 396

BrandstofUitrustingvandeauto
In dit hoofdstuk worden alle standaard, landspejcifieke en speciale uitrustingen beschreven die inde modelserie aangeboden worden. Er worden
daarom ook uitrustingen beschreven die in een
auto, bijvoorbeeld vanwege de landspecifieke of
gekozen speciale uitrusting niet beschikbaar zijn. Dat geldt ook voor veiligheidsrelevante functies
en systemen. Bij gebruik van deze functies en systemen moeten de geldende wetten en voorj
schriften worden nageleefd.
Brandstofkwaliteit
Algemeen
Afhankelijk van de regio wordt bij diverse tankj
stations brandstof verkocht die is aangepast aan het winter- of zomerseizoen. Brandstof die in de
winter wordt aangeboden vereenvoudigt bijv. de koude start.
Benzine
Algemeen
De benzine moet voor een optimaal brandstofj
verbruik zwavelvrij of zo mogelijk zwavelarm zijn.
Brandstoffen die bij de brandstofpomp als mej
taalhoudend zijn aangegeven, mogen niet worj
den gebruikt.
Er kunnen brandstoffen met een maximaal ethaj nolgehalte van 10 %, dus E10, worden getankt.
De motor heeft een pingelregeling. Vandaar dat
verschillende benzinekwaliteiten kunnen worden
getankt.
Veiligheidsvoorschriften
OPMERKING
Al kleine hoeveelheden van de verkeerde
brandstof of verkeerde brandstofadditieven
kunnen het brandstofsysteem en de motor bej schadigen. Bovendien wordt de katalysator blijjvend beschadigd. Er bestaat gevaar voorschade. Bij benzinemotoren het volgende niettanken of aan de brandstof toevoegen:
'xLoodhoudende benzine.'xMetaalachtige toevoegingen, bijvoorbeeld
mangaan of ijzer.
Na het tanken van de verkeerde brandstof niet
de start-stop-toets indrukken. Contact opnej
men met een Service Partner van de fabrikant
of een andere gekwalificeerde Service Partner
of specialist.
OPMERKING
Verkeerde brandstoffen kunnen het brandstofj
systeem en de motor beschadigen. Er bestaat
gevaar voor schade. Geen brandstoffen met
een hoger ethanolgehalte dan geadviseerd tanj
ken. Geen methanolhoudende brandstoffen
tanken, bijv. M5 tot M100.
OPMERKING
Brandstof onder de aangegeven minimumkwaj
liteit kan de werking van de motor nadelig beïnj
vloeden of tot motorschade leiden. Er bestaat
gevaar voor schade. Geen benzine tanken die
niet aan de minimumkwaliteitsvereisten volj
doet.
Benzinekwaliteit
Super Plus met RON 98.
Seite 310MOBILITEITBrandstof310
Online Edition for Part no. 01402989792 - II/18

Page:   < prev 1-10 ... 261-270 271-280 281-290 291-300 301-310 311-320 321-330 331-340 341-350 ... 400 next >