BMW X1 2018 Instructieboekjes (in Dutch)

Page 191 of 331

Ultrasone sensoren meten de parkeerruimte
aan beide zijden van de auto op.
De parkeerassistent berekent de optimale inj parkeerlijn en neemt gedurende het parkeren
de besturing over.
De parkeerassistent maakt gebruik van de senj
soren van de Park Distance Control, PDC. Boj
vendien gelden de veiligheidsaanwijzingen van
de Park Distance Control PDC.
Veiligheidsvoorschriften WAARSCHUWING
Het systeem ontlast u niet van persoonj
lijke verantwoordelijkheid om de verkeerssituaj
tie juist in te schatten. Wegens systeembeperj
kingen kan het systeem niet in alle
verkeerssituaties zelfstandig op gepaste wijze
reageren. Er bestaat gevaar voor ongevallen.
Rijstijl aan de verkeerssituatie aanpassen. Verj
keerssituatie observeren en in de betreffende situaties actief ingrijpen.'

Page 192 of 331

Geschikteparkeerruimte'yRuimte achter een object dat telkens minjstens 1,5 m lang is.'yRuimte tussen twee objecten die telkens
minstens 1,5 m lang zijn.'yMinimumlengte van de ruimte tussen twee
objecten: eigen voertuiglengte plus circa 1 m.'yMinimumdiepte: circa 1,5 m.
Bijhetparkeren
'yPortieren en achterklep gesloten.'yParkeerrem vrijgezet.'yBij inparkeren in parkeerruimten aan de bej
stuurderszijde moet de betreffende richj tingaanwijzer worden gebruikt.
Inschakelenenactiveren
Inschakelenmetdetoets Toets parkeerassistent indrukken.
LED brandt.
De actuele status van het zoeken naar een parj
keerruimte wordt op het Control Display weerj gegeven.
Parkeerassistent wordt automatisch geacj
tiveerd.
Inschakelenmetde
achteruitversnelling
Achteruitversnelling inschakelen.
De actuele status van het zoeken naar een parj
keerruimte wordt op het Control Display weerj
gegeven.
Activeren:
"Parkeerassistent"
WeergaveophetControlDisplay
Systeemgeactiveerd/gedeactiveerdSymboolBetekenis Grijs: systeem niet beschikbaar.
Wit: systeem beschikbaar, maar
niet geactiveerd. Systeem geactiveerd.
Zoekennaareenparkeerruimteen
statusvanhetsysteem
'ySymbool P op de voertuigweergave: parj
kassistent is geactiveerd en het zoeken
naar een parkeerruimte is actief.'yGeschikte parkeerruimten worden op het Control Display aan de rand van de weg
naast het autosymbool weergegeven. Bij actieve parkeerassistent worden de gej
schikte parkeerruimten gekleurd geaccenj
tueerd.'yParkeerprocedure actief.
Besturing is overgenomen.'yZoeken naar parkeerruimten is bij langj zaam recht vooruitrijden altijd actief, ook bijgedeactiveerd systeem. Bij gedeactiveerd
systeem worden de weergaven op het
Control Display grijs weergegeven.Seite 192BedieningRijcomfort192
Online Edition for Part no. 01402985444 - X/17

Page 193 of 331

Inparkerenmetdeparkeerassistent1. Parkeerhulptoets indrukken of achj
teruitversnelling inschakelen om de parj
keerassistent in te schakelen, zie paj gina 192. Parkeerassistent eventueel
activeren.
Parkeerassistent is geactiveerd.
2.Met een snelheid tot circa 35 km/h en een
afstand van maximaal 1,5 m langs de rij gej parkeerde voertuigen rijden.
De status van het zoeken naar een parj
keerruimte en mogelijke parkeerruimtes
worden op het Control Display weergegej ven, zie pagina 192.3.De aanwijzingen op het display opvolgen.
Om een optimale parkeerstand te bereij
ken, de automatische besturing na het wisj selen van de versnelling bij stilstaande auto
afwachten.
De voltooiing van de parkeerprocedure wordt op het display weergegeven.4.De parkeerstand eventueel zelf aanpassen.
Handmatigafbreken
De parkeerassistent kan op elk gewenst mojment worden afgebroken:
'y "Parkeerassistent" Symbool op het
Control Display selecteren.'yToets parkeerassistent indrukken.
Automatischafbreken
De werking van systeem wordt in de volgende
situaties automatisch afgebroken:
'yBij vasthouden van het stuur of als er zelf
gestuurd wordt.'yBij schakelen naar een versnelling die niet
met de aanwijzing op het display overeenj
komt.'yBij snelheden boven circa 10 km/h.'yEventueel bij besneeuwde of gladde wej
gen.'yBij overschrijden van een maximaal aantal
inparkeerpogingen of de inparkeerduur.'yAls de Park Distance Control PDC te gej
ringe afstanden weergeeft.'yBij het omschakelen naar andere functies
op het Control Display.
Er wordt een Check-Control-melding weergej
geven.
Voortzetten Een afgebroken parkeerprocedure kan eventuj
eel worden voortgezet.
Daartoe de parkeerassistent opnieuw activej
ren, zie pagina 192, en de aanwijzingen op het
display opvolgen.
Uitschakelen
Het systeem kan als volgt worden uitgeschaj keld:
'yToets parkeerassistent indrukken.'yContact uitschakelen.
Grenzenvanhetsysteem
Veiligheidsaanwijzing WAARSCHUWING
Het systeem kan door beperkingen van
het systeem niet, te laat, onjuist of ongegrond
reageren. Er bestaat kans op een ongeval of
schade. De aanwijzingen over de grenzen van
het systeem in acht nemen en eventueel actief
ingrijpen.'

Page 194 of 331

BeperktewerkingDe werking kan bijvoorbeeld in de volgende sij
tuaties beperkt zijn:'yOp een oneffen ondergrond, bijvoorbeeld bij grindwegen.'yOp een gladde ondergrond.'yOp steile hellingen of afdalingen.'yBij opeengehoopte bladeren of sneeuw opde parkeerplaats.'yBij gemonteerd noodwiel.'yBij greppels of afgronden, bijvoorbeeld een
havenkant.
Grenzenvandeultrasoonmeting
Het waarnemen van objecten kan worden bejperkt door de grenzen van de natuurkundige
ultrasone meting, zoals bij de volgende omj standigheden:
'yBij kleine kinderen en dieren.'yBij personen met bepaalde kleding, bijj
voorbeeld een dikke jas.'yBij externe storing van het ultrasone sigj
naal, bijvoorbeeld door voorbijrijdende
voertuigen of lawaaiige machines.'yBij vuile, bevroren, beschadigde of verj stelde sensoren.'yBij bepaalde weersomstandigheden, bijv.
hoge luchtvochtigheid, regen, sneeuwval, extreme hitte, of sterke wind.'yBij aanhangwagentrekstangen en -koppejlingen van andere voertuigen.'yBij dunne of wigvormige voorwerpen.'yBij bewegende objecten.'yBij hoger gelegen en uitstekende objecten,
bijvoorbeeld muuruitsparingen of bagage.'yBij objecten met hoeken en scherpe kanj
ten.'yBij objecten met een dunne oppervlakte of
structuur, bijvoorbeeld hekken.'yBij objecten met poreuze oppervlakken.'yBij uitstekende lading.'yReeds weergegeven, lage objecten, bijj voorbeeld stoepranden, kunnen in hetdode bereik van de sensoren komen voorj
dat of nadat reeds een ononderbroken gej
luidssignaal klinkt.
Er kunnen eventueel parkeerruimten worden herkend, die daartoe niet geschikt zijn, of gej
schikte parkeerruimten worden niet herkend.
Bandenmaat
Afhankelijk van de bandenmaat kan de parj keerpositie vari

Page 195 of 331

KlimaatregelingUitrustingvandeautoIn dit hoofdstuk worden alle standaard, landsj
pecifieke en speciale uitrustingen beschreven
die in de modelserie aangeboden worden. Er worden daarom ook uitrustingen beschrevendie in een auto, bijvoorbeeld vanwege de
landspecifieke of gekozen speciale uitrusting
niet beschikbaar zijn. Dat geldt ook voor veiligj heidsrelevante functies en systemen. Bij gej
bruik van deze functies en systemen moeten
de geldende wetten en voorschriften worden
nageleefd.Luchtkwaliteitinhet
interieur
De luchtkwaliteit in de auto wordt verbeterd
door een emissiegecontroleerd interieur, mij
crofilter en klimaatsysteem voor regeling van
de temperatuur, luchthoeveelheid en luchtrej
circulatiefunctie.
Daar bovenop komen afhankelijk van de uitj
voering functies, zoals micro-/actief koolfilter,
airconditioning met automatische luchtcirculaj
tiefunctie (AUC) en standventilatie.
Aircosysteem
1Luchtverdeling2Koelfunctie3Luchthoeveelheid4Indicatie luchthoeveelheid5Luchtrecirculatiefunctie6Temperatuur7Stoelverwarming, rechts\_ 758AchterruitverwarmingSeite 195KlimaatregelingBediening195
Online Edition for Part no. 01402985444 - X/17

Page 196 of 331

9Stoelverwarming, links\_75Aircofunctiesindetail
Systeemin-/uitschakelen Inschakelen
Willekeurige toets indrukken, met volgende uitzonderingen:'yAchterruitverwarming.'yStoelverwarming.
Uitschakelen
Toets links ingedrukt houden, tot hetsysteem wordt uitgeschakeld.
Temperatuur Principe
Het systeem verwarmt of koelt afhankelijk van
de ingestelde temperatuur.
Instellen Aan de draaiknop draaien om de
gewenste temperatuur in te
stellen.
Wisselingen tussen verschillende temperaj tuurinstellingen kort achter elkaar voorkomen.
De airconditioning met elektronische temperaj
tuurregeling heeft dan niet voldoende tijd om
de ingestelde temperatuur te regelen.
Koelfunctie
Principe
De lucht in het interieur wordt gekoeld, gej
droogd en afhankelijk van de temperatuurinj stelling weer verwarmd.
Koeling van het interieur is alleen bij draaiende
motor mogelijk.
In-/uitschakelen
Toets indrukken.
LED licht bij ingeschakelde koelfuncj
tie.
Na het starten van de motor kunnen afhankelijk van de weersomstandigheden de voor- en zijjruiten korte tijd beslaan.
In het aircosysteem ontstaat condenswater, zie
pagina 223, dat onder de auto wegloopt.
Luchtrecirculatiefunctie
Principe
Bij sterk verontreinigde buitenlucht kunt u de
toevoer van buitenlucht tijdelijk afsluiten. De lucht in het interieur wordt dan gerecirculeerd.
Bediening Toets herhaald indrukken, om eenfunctie op te roepen:'yLED uit: buitenlucht stroomt continu naarbinnen.'yLED aan, luchtrecirculatiefunctie: de toej
voer van buitenlucht is permanent afgesloj ten.
De luchtrecirculatiefunctie schakelt afhankelijkvan de omgevingsomstandigheden na enigetijd automatisch uit, om beslaan van de ruiten
te voorkomen.
Bij continu ingeschakelde luchtrecirculatie verj
slechtert de luchtkwaliteit in de auto en bej
slaan de ruiten steeds meer.
Schakel bij beslagen ruiten de luchtrecirculaj
tiefunctie uit en verhoog eventueel de luchtj toevoer.
Seite 196BedieningKlimaatregeling196
Online Edition for Part no. 01402985444 - X/17

Page 197 of 331

Luchthoeveelheidhandmatigregelen
Principe
De luchthoeveelheid voor de klimaatregeling
kan handmatig ingesteld worden.
Bediening Linker- of rechterzijde van de toets inj
drukken: luchthoeveelheid verkleinen
of vergroten.
De intensiteit wordt weergegeven door de LED's. Hoogste stand bij zeven brandende LED's.
De luchthoeveelheid van het aircosysteem wordt eventueel tot aan het uitschakelen gerej duceerd om de accu te ontzien.
Luchtverdelinghandmatigregelen Principe
De luchtverdeling voor de klimaatregeling kan handmatig ingesteld worden.
Bediening Aan de draaiknop draaien om
het gewenste programma of de gewenste tussenpositie te sejlecteren.'y Ruiten.'y Ter hoogte van het bovenlichaam.'y Beenruimte.'y Ruiten, ter hoogte van het bovenlij
chaam en beenruimte.
Ruitenontdooienenontwasemen
Om de ruiten te ontdooien en aanslag weg te
nemen, de volgende instellingen instellen:
'yLuchtverdeling naar de ruiten sturen.'yLuchthoeveelheid verhogen.'yTemperatuur verhogen.'yEventueel de koelfunctie inschakelen.
Achterruitverwarming
Toets indrukken. LED brandt.
Achterruitverwarming wordt na enige
tijd automatisch uitgeschakeld.
Om hem permanent in te schakelen de toets
langer dan 3 seconden ingedrukt houden. De
toets opnieuw indrukken om hem uit te schaj
kelen.
De achterruitverwarming kan alleen bij een buij tentemperatuur lager dan ca. 5 

Page 198 of 331

Airconditioning1Ruiten ontdooien en ontwasemen2Temperatuur, links3AUTO-programma4Systeem uitschakelen5Luchthoeveelheid, AUTO-intensiteit6Display7SYNC-programma8Maximaal koelen9Temperatuur, rechts10Koelfunctie11AUC/luchtrecirculatiefunctie12Stoelverwarming, rechts\_7513Luchtverdeling14Stoelverwarming, links\_7515Interieurtemperatuursensor n altijd vrijj
houden16AchterruitverwarmingAircofunctiesindetail
Systeemin-/uitschakelen Inschakelen
Willekeurige toets indrukken, met volgende uitzonderingen:'ySYNC-programma.'yAchterruitverwarming.'yStoelverwarming.Uitschakelen
Toets indrukken.
Temperatuur Principe
De ge

Page 199 of 331

InstellenAan de draaiknop draaien om degewenste temperatuur in te
stellen.
De geselecteerde temperatuur wordt op het display van de airconditioning weergegeven.
De automatische airconditioning regelt deze
temperatuur zo snel mogelijk, indien nodig met
hoge koel- of verwarmingscapaciteit, en houdt
deze dan constant.
Wisselingen tussen verschillende temperaj tuurinstellingen kort achter elkaar voorkomen.
De airconditioning met elektronische temperaj
tuurregeling heeft dan niet voldoende tijd om
de ingestelde temperatuur te regelen.
Koelfunctie
Principe
De lucht in het interieur wordt gekoeld, gej
droogd en afhankelijk van de temperatuurinj stelling weer verwarmd.
Koeling van het interieur is alleen bij draaiende
motor mogelijk.
In-/uitschakelen Toets indrukken.
LED licht bij ingeschakelde koelfuncj
tie.
Na het starten van de motor kunnen afhankelijk van de weersomstandigheden de voor- en zijj
ruiten korte tijd beslaan.
In het AUTO-programma wordt automatisch
de koelfunctie ingeschakeld.
In de airconditioning ontstaat condenswater,
zie pagina 223, dat onder de auto wegloopt.Maximaalkoelen
Principe
Het systeem is ingesteld op de laagste tempej
ratuur, de optimale luchthoeveelheid en de
luchtrecirculatiestand.
Algemeen
De functie is boven een buitentemperatuur van
circa 0 

Page 200 of 331

Intensiteit
Bij ingeschakeld AUTO-programma kan de inj
tensiteit worden ingesteld. Zo wordt de autoj matische regeling voor luchthoeveelheid en -
verdeling veranderd.
Linker- of rechterzijde van de toets injdrukken: intensiteit verkleinen of verj
groten.
De geselecteerde intensiteit wordt op het disj
play van de automatische airconditioning
weergegeven.
Automatische
luchtrecirculatieregelingAUC/
luchtrecirculatiefunctie
Principe
De automatische luchtrecirculatieregeling AUC
herkent schadelijke stoffen in de buitenlucht.
De toevoer van buitenlucht wordt geblokkeerd
en de binnenlucht wordt gerecirculeerd.
Algemeen
Als het systeem is geactiveerd herkent een sensor schadelijke stoffen in de buitenlucht en
regelt de blokkering automatisch.
Als het systeem is gedeactiveerd stroomt perj
manent buitenlucht het interieur binnen.
Bij continu ingeschakelde luchtrecirculatie verj
slechtert de luchtkwaliteit in de auto en bej
slaan de ruiten steeds meer.
In-/uitschakelen Toets herhaald indrukken, om eenfunctie op te roepen:'yLeds uit: buitenlucht stroomt continu naar binnen.'yLinker LED aan, AUC-werking: een sensor
herkent schadelijke stoffen in de buitenj
lucht en regelt de blokkering automatisch.'yRechter LED aan, luchtrecirculatiefunctie:
de toevoer van buitenlucht is permanent
afgesloten.
De luchtrecirculatiefunctie wordt bij lage buij
tentemperaturen na enige tijd automatisch uitj
geschakeld, om het beslaan van de ruiten te voorkomen.
Bij het beslaan van de ruiten de luchtrecirculaj
tiefunctie uitschakelen en de AUTO-toets inj drukken, om gebruik te kunnen maken van devoordelen van de condenssensor. Ervoor zorjgen dat er lucht naar de voorruit kan stromen.
Luchthoeveelheidhandmatigregelen
Principe
De luchthoeveelheid voor de klimaatregeling
kan handmatig ingesteld worden.
Algemeen
Om de luchthoeveelheid handmatig te kunnen
regelen, eerst het AUTO-programma uitschaj kelen.
Bediening Linker- of rechterzijde van de toets injdrukken: luchthoeveelheid verkleinen
of vergroten.
De geselecteerde luchthoeveelheid wordt op het display van de automatische airconditioj
ning weergegeven.
De luchthoeveelheid van de airconditioning
wordt eventueel tot aan het uitschakelen gerej duceerd om de accu te ontzien.
Luchtverdelinghandmatigregelen Principe
De luchtverdeling voor de klimaatregeling kan
handmatig ingesteld worden.
Seite 200BedieningKlimaatregeling200
Online Edition for Part no. 01402985444 - X/17

Page:   < prev 1-10 ... 151-160 161-170 171-180 181-190 191-200 201-210 211-220 221-230 231-240 ... 340 next >