BMW X4 2017 Instructieboekjes (in Dutch)

Page 121 of 302

Leeslampjeshandmatigin-/en
uitschakelen
Toets indrukken.
De leeslampjes bevinden zich voor- en achj
terin naast de interieurverlichting.
Sfeerverlichting
Algemeen
Afhankelijk van de uitrusting kan de verlichting in het interieur voor enkele lampen individueel
worden ingesteld.
Kleurschemaselecteren Op het Control Display:1."Mijn auto"2."Auto instellingen"3."Verlichting"4."Interieurverlichting"5."Ambianceverlichting"6.Gewenste instelling selecteren.
Helderheidinstellen
Op het Control Display:
1."Mijn auto"2."Auto instellingen"3."Verlichting"4."Interieurverlichting"5."Helderheid"6.Helderheid instellen.Seite 121VerlichtingBediening121
Online Edition for Part no. 01 40 2 915 911 - X/16

Page 122 of 302

VeiligheidUitrustingvandeauto
In dit hoofdstuk worden alle standaard, landsj
pecifieke en speciale uitrustingen beschreven
die in de modelserie aangeboden worden. Er worden daarom ook uitrustingen beschrevendie in een auto, bijvoorbeeld vanwege delandspecifieke of gekozen speciale uitrusting
niet beschikbaar zijn. Dat geldt ook voor veiligj heidsrelevante functies en systemen. Bij gej
bruik van deze functies en systemen moeten
de geldende wetten en voorschriften worden
nageleefd.
Airbags
1Frontairbag, bestuurder2Frontairbag, passagier3Hoofdairbag4Zij-airbagVoor-airbags
De voor-airbags beschermen de bestuurder en
de passagier bij een frontale aanrijding waarbij
de beschermende werking van de veiligheidsj
gordels alleen niet meer voldoende is.Zij-airbag
De zij-airbag vangt bij een zijdelingse botsing
het lichaam op in de zijdelingse borst- en bekj
kenzone.
Hoofdairbag
De hoofdairbag vangt bij een zijdelingse botj sing het hoofd op.Seite 122BedieningVeiligheid122
Online Edition for Part no. 01 40 2 915 911 - X/16

Page 123 of 302

BeschermendewerkingDe airbags worden niet bij elke botsing ingejschakeld, bijv. niet bij minder ernstige aanrijj
dingen of aanrijdingen van achteren.
Aanwijzingenvooreenoptimale
beschermendewerkingvandeairbags
WAARSCHUWING
Bij een verkeerde zitpositie of als het acj
tiveringsgebied van de airbag wordt belemj merd, kan het airbagsysteem niet zoals bej
doeld beschermen en kan het activeren extra
letsel veroorzaken. Er bestaat kans op letsel of
levensgevaar. De aanwijzingen voor een optij
male beschermende werking van het airbagj
systeem in acht nemen.'

Page 124 of 302

CorrectewerkingBij het inschakelen van het contact
gaat het waarschuwingslampje op het
instrumentenpaneel kort branden; op
die wijze wordt weergegeven dat het volledige
airbagsysteem en de gordelspanners bedrijfsj
klaar zijn.
Storinginairbagsysteem'yWaarschuwingslampje gaat niet branden bij het inschakelen van de ontsteking.'yWaarschuwingslampje brandt permanent.
Sleutelschakelaarvoor
passagiersairbag
Algemeen
Front- en zij-airbag voor de passagier kunnen
met de geïntegreerde sleutel uit de afstandsj
bediening worden gedeactiveerd en opnieuw
geactiveerd.
Passagiersairbagsdeactiveren
1.Sleutel insteken en indien nodig aandrukj ken.2.Ingedrukt houden en tot de aanslag in de
stand OFF draaien. Aan de aanslag verwijj
deren.3.Erop letten dat de sleutelschakelaar in de eindstand staat, zodat de airbags gedeactijveerd zijn.
De passagiersairbags zijn uitgeschakeld. De
bestuurdersairbags blijven actief.
Als op de passagiersstoel geen kinderzitje
meer is gemonteerd, dan de passagiersairbags
opnieuw activeren zodat deze bij een ongeval zoals voorgeschreven in werking treden.
De status van de airbags wordt aangegeven
met het controlelampje passagiersairbags, zie
pagina 124.
Passagiersairbagsactiveren
1.Sleutel insteken en indien nodig aandrukj ken.2.Ingedrukt houden en tot de aanslag in de
stand ON draaien. Aan de aanslag verwijj deren.3.Erop letten dat de sleutelschakelaar in deeindstand staat, zodat de airbags geactij
veerd zijn.
De passagiersairbags zijn weer geactiveerd en treden in werking indien de situatie dit vereist.
Controlelampjepassagiersairbags
Het controlelampje van de passagiersairbag
geeft de status van de passagiersairbags aan.
Seite 124BedieningVeiligheid124
Online Edition for Part no. 01 40 2 915 911 - X/16

Page 125 of 302

Na het inschakelen van het contact gaat het
lampje kort branden, daarna geeft het aan of
de airbags geactiveerd of gedeactiveerd zijn.'yBij gedeactiveerde passaj
giersairbags brandt het conj
trolelampje voortdurend.'yBij geactiveerde passagiersj
airbags brandt het controlej
lampje niet.
Bandenspanningscontrole
RDC
Principe
Het systeem bewaakt de bandenspanning in de vier gemonteerde banden. Het systeem waarschuwt wanneer in een of meer bandende bandenspanning duidelijk lager is geworj
den. Daarvoor meten sensoren in de ventielen
van de banden de spanning en temperatuur
van de banden.
Algemeen
Voor de bediening van het systeem ook de
verdere gegevens en aanwijzingen onder Banj denspanning, zie pagina 228, in acht nemen.
Voorwaardenvooreencorrecte
werking
Voor het systeem moet bij juiste bandenspanj ning een reset uitgevoerd worden, anders is een betrouwbare melding van een verlies vanbandenspanning niet gewaarborgd.
Na een aanpassing van de bandenspanning op een nieuwe waarde en na vervanging van eenband of wiel een reset van het systeem uitvoej
ren.
Altijd wielen met RDC-elektronica gebruiken,
zodat een storingsvrije werking van het sysj
teem is gewaarborgd.
Statusweergave
De actuele status van de RDC bandenspanj
ningscontrole kan worden weergegeven, bijv. of de RDC actief is.
Via iDrive:1."Mijn auto"2."Autostatus"3. "Bandenspanningscontrole"
De status wordt weergegeven.
Toestandweergave Op het Control Display wordt de status van de
banden en het systeem weergegeven door de
kleur van de wielen en een tekst.
Allewielengroen Systeem is actief en gebruikt voor de waarjschuwing de laatste bandenspanning die is opj
geslagen bij de reset.
Eenwielgeel
Een lekke band of een aanzienlijk spanningsj
verlies in de aangegeven band.
Allewielengeel Meerdere lekke banden of banden met een
aanzienlijk spanningsverlies.
Wielengrijs Het systeem kan wegens een functiestoring
geen bandenpech herkennen.
Extrainformatie
In de statusweergave worden bovendien de
actuele bandenspanning en modelspecifieke bandentemperatuur weergegeven. De gej
toonde waarden zijn de huidige meetwaarden
en kunnen veranderen door het rijden of door
weersomstandigheden.
Resetuitvoeren
Na een aanpassing van de bandenspanning op
een nieuwe waarde en na vervanging van een
Seite 125VeiligheidBediening125
Online Edition for Part no. 01 40 2 915 911 - X/16

Page 126 of 302

band of wiel een reset van het systeem uitvoej
ren.
Via iDrive:1."Mijn auto"2."Autostatus"3. "Bandenspanningscontrole"4.Motor starten en niet wegrijden.5.Bandenspanning resetten: "Reset uitvoeren".6.Wegrijden.
De wielen worden in het grijs weergegeven ende status wordt getoond.
Na een korte tijd rijden met een snelheid boven
30 km/h worden de ingestelde bandenspanj
ningen overgenomen als voorgeschreven
waarden. De reset wordt tijdens het rijden auj
tomatisch afgesloten.
Na een succesvol afgesloten reset worden de
wielen op het Control Display groen weergej geven en "Bandenspanningscontrole (RDC)geactiveerd. Zie bandenspanningssticker."
wordt getoond.
De rit kan op ieder gewenst moment worden onderbroken. Het resetten wordt voortgezet
als u verder rijdt.
Meldingen
Meldingwanneercontrolevande bandenspanningvereistis
Er wordt een Check-Control-melding
weergegeven.
'yHet systeem heeft de vervanging
van een wiel herkend, maar er is
geen reset uitgevoerd.'yVoor het systeem werd geen reset uitgej voerd. Het systeem gebruikt voor de waarj
schuwing de laatste bandenspanningen
die zijn opgeslagen bij de reset.'yHet op spanning brengen werd niet volj gens de voorschriften uitgevoerd.Er wordt een Check-Control-melding
weergegeven.
De bandenspanning is ten opzichte van
de laatste reset gedaald.
In deze gevallen:1.Bandenspanning regelmatig controleren en zo nodig corrigeren.2.Een reset van het systeem uitvoeren.
Meldingbijtelagebandenspanning
Geel waarschuwingslampje brandt.
Er wordt een Check-Control-melding
weergegeven.
'yEr is een bandenspanningsverlies geconj
stateerd.'yVoor het systeem werd geen reset uitgej voerd. Het systeem gebruikt voor de waarj
schuwing de laatste bandenspanningen
die zijn opgeslagen bij de reset.
In deze gevallen:
1.De snelheid verlagen en voorzichtig doorj rijden. Snelheid van 130 km/h niet meeroverschrijden.2.Bij de eerstvolgende gelegenheid, bijvoorj
beeld een tankstation, de bandenspanning in alle vier de banden controleren en zo nojdig corrigeren.3.Een reset van het systeem uitvoeren.
Meldingbijsterkverliesvan
bandenspanning
Geel waarschuwingslampje brandt.Bovendien wordt een symbool met de
betreffende band weergegeven in de
Check-Control-melding.
'yEr is een lekke band of een band met een aanzienlijk spanningsverlies aanwezig.Seite 126BedieningVeiligheid126
Online Edition for Part no. 01 40 2 915 911 - X/16

Page 127 of 302

'yVoor het systeem werd geen reset uitgejvoerd. Het systeem gebruikt voor de waarj
schuwing de laatste bandenspanningen
die zijn opgeslagen bij de reset
In deze gevallen:
1.Snelheid verminderen en voorzichtig stopj pen. Heftige rem- en stuurbewegingenvermijden.2.Controleer of de auto met normale banden
of banden met noodloopeigenschappen is
uitgerust.
Banden met noodloopeigenschappen, zie
pagina 231, zijn op de zijwand gekenmerkt
met een rond symbool met de letters RSC.
WAARSCHUWING
Een beschadigde normale band met een
geringe bandenspanning of spanningsverlies
heeft een negatieve invloed op de rijeigenj
schappen, bijvoorbeeld het stuur- en remgej drag. Banden met noodloopeigenschappenkunnen nog een bepaalde stabiliteit instandjhouden. Er bestaat gevaar voor ongevallen.
Niet doorrijden als de auto is voorzien van norj
male banden. De aanwijzingen m.b.t. de banj
den met noodloopeigenschappen en verder rijj
den met deze banden in acht nemen.'

Page 128 of 302

Bij een rit met beschadigde banden verandej
ren de rijeigenschappen, de auto zal bijvoorj beeld sneller uitbreken bij het remmen, de
remweg wordt langer of het stuurgedrag verj andert. Pas de rijstijl daaraan aan. Vermijd abj
rupte stuurbewegingen en het rijden over obj stakels, zoals stoepranden, gaten in de weg,
etc.
WAARSCHUWING
Bij beschadigde banden met noodloopeij
genschappen zonder of met een geringe banj
denspanning of spanningsverlies veranderen de rij-eigenschappen, bijvoorbeeld verminj
derde koersstabiliteit bij het remmen, langere
remweg en een ander stuurgedrag. Er bestaat
gevaar voor ongevallen.
Gematigd rijden en een snelheid van 80 km/h
niet overschrijden.'

Page 129 of 302

Bandenpechwaarschuwing
RPA
Principe
Het systeem herkent de bandenspanning aan
de hand van een toerentalvergelijking tussen
de afzonderlijke wielen tijdens het rijden.
Bij verlies aan bandenspanning verandert de
diameter en daardoor de draaisnelheid van het betreffende wiel. Deze verandering wordt herj
kend en als bandenpech gemeld.
Het systeem meet niet de daadwerkelijke banj denspanning in de banden.
Voorwaardenvooreencorrecte
werking
Het systeem moet bij een correcte bandenj
spanning zijn geïnitialiseerd, anders is een bej trouwbare melding van een bandenpech nietgewaarborgd. Na elke aanpassing van de banj
denspanning en elke keer na het verwisselen
van een band of wiel moet het systeem opj nieuw worden geïnitialiseerd.
Statusweergave
De huidige status van de RPA bandenpechj
waarschuwing kan worden weergegeven bijv.
of de RPA actief is.
Via iDrive:1."Mijn auto"2."Autostatus"3. "Indicatie lekke band (RPA)"
De status wordt weergegeven.
Initialisatie
Met de initialisatie worden de ingestelde banj
denspanningen als referentie voor de herkenj ning van een lekke band overgenomen. De inij
tialisatie wordt gestart door bevestiging van de spanning van de banden.
Bij het rijden met sneeuwkettingen het sysj
teem niet initialiseren.
Via iDrive:1."Mijn auto"2."Autostatus"3. "Indicatie lekke band (RPA)"4.Motor starten en niet wegrijden.5.De initialisatie starten: "Reset uitvoeren"6.Wegrijden.
Het afsluiten van de initialisatie gebeurt tijdens het rijden, de rit kan te allen tijde worden onj derbroken.
Tijdens een volgende rit wordt de initialisatie
automatisch voortgezet.
Meldingvanbandenpech Geel waarschuwingslampje brandt. Er
wordt een Check-Control-melding
weergegeven.
Er is een lekke band of een band met een aanj
zienlijk spanningsverlies aanwezig.
1.Snelheid verminderen en voorzichtig stopj pen. Heftige rem- en stuurbewegingenvermijden.2.Controleer of de auto met normale banden
of banden met noodloopeigenschappen is
uitgerust.
Banden met noodloopeigenschappen, zie
pagina 231, zijn op de zijwand gekenmerkt
met een rond symbool met de letters RSC.
WAARSCHUWING
Een beschadigde normale band met een
geringe bandenspanning of spanningsverlies
heeft een negatieve invloed op de rijeigenj
schappen, bijvoorbeeld het stuur- en remgej drag. Banden met noodloopeigenschappenkunnen nog een bepaalde stabiliteit instandjhouden. Er bestaat gevaar voor ongevallen.
Niet doorrijden als de auto is voorzien van norj
male banden. De aanwijzingen m.b.t. de banj
den met noodloopeigenschappen en verder rijj
den met deze banden in acht nemen.'

Page 130 of 302

Bij melding van bandenpech wordt evt. de dyjnamische stabiliteitscontrole DSC ingeschaj
keld.
Grenzenvanhetsysteem
Een natuurlijk, gelijkmatig spanningsverlies in alle vier de banden wordt niet herkend.
Daarom de bandenspanning regelmatig conj troleren.
Ernstige, plotselinge beschadiging van een
band van buitenaf kan niet vooraf worden aanj
gekondigd.
In de volgende situaties kan het systeem verj traagd of onjuist werken:'ySysteem is niet geïnitialiseerd.'yRijden op besneeuwde of gladde wegen.'ySportieve rijstijl: slip op de aangedreven wielen, hoge dwarsversnelling.'yRijden met sneeuwkettingen.
Juistehandelwijzebijbandenpech
Normalebanden
1.Beschadigde band identificeren.
Daartoe de luchtdruk in alle vier banden controleren, bijv. met de bandenspanj
ningsmeter van een bandenreparatieset.
Is de bandenspanning in alle vier de banj
den in orde, dan is de bandenpechwaarj
schuwing waarschijnlijk niet geïnitialiseerd.
Systeem in dat geval initialiseren.
Als identificatie van de beschadiging van een band niet mogelijk is, contact opnej
men met een Service Partner van de fabrij
kant of een andere gekwalificeerde Service
Partner of specialist.2.Bandenpech verhelpen, bijv. met een banj denreparatieset of door het wiel te verwisj
selen.Bandenmetnoodloopeigenschappen
Maximalesnelheid
Verder rijden met een beschadigde band is tot
max. 80 km/h mogelijk.
Verderrijdenmeteenbeschadigdeband
Bij verder rijden met beschadigde banden:1.Heftige rem- en stuurbewegingen vermijj den.2.Snelheid van 80 km/h niet meer overschrijj
den.3.Bij de eerstvolgende gelegenheid de banj denspanning in alle vier de banden controj
leren.
Is de bandenspanning in alle vier de banj den in orde, dan is de bandenpechwaarj
schuwing waarschijnlijk niet geïnitialiseerd.
Systeem in dat geval initialiseren.
Mogelijke afstand bij volledig bandenspanj ningsverlies:
De mogelijke afstand is afhankelijk van belaj
ding en belasting van de auto, bijvoorbeeld
snelheid, wegomstandigheden en buitentemj
peratuur. De afstand kan bij korter of voorzichj
tiger rijden ook langer zijn.
Bij een gemiddelde belading en geringere bej lasting bedraagt de mogelijke afstand circa
80 km.
Bij een rit met beschadigde banden verandej ren de rijeigenschappen, de auto zal bijvoorj beeld sneller uitbreken bij het remmen, de
remweg wordt langer of het stuurgedrag verj andert. Pas de rijstijl daaraan aan. Vermijd abj
rupte stuurbewegingen en het rijden over obj stakels, zoals stoepranden, gaten in de weg,etc.
WAARSCHUWING
Bij beschadigde banden met noodloopeij
genschappen zonder of met een geringe banj
denspanning of spanningsverlies veranderen de rij-eigenschappen, bijvoorbeeld verminj
derde koersstabiliteit bij het remmen, langere
Seite 130BedieningVeiligheid130
Online Edition for Part no. 01 40 2 915 911 - X/16

Page:   < prev 1-10 ... 81-90 91-100 101-110 111-120 121-130 131-140 141-150 151-160 161-170 ... 310 next >