BMW X5 2017 Instructieboekjes (in Dutch)

Page 141 of 326

Overzicht
Toetsindeauto
Intelligent Safety-toets
Camera
De camera bevindt zich bij de binnenspiegel.
Voorruit voor de binnenspiegel schoon en vrij houden.
In-/uitschakelen
Automatischinschakelen
Het systeem wordt bij vertrek automatisch gej
activeerd.
Handmatigin-/uitschakelen Toets kort indrukken:
'yHet menu naar de Intelligent Saj
fety-systemen wordt weergegej
ven. De systemen worden afhanj
kelijk van de individuele instelling
afzonderlijk uitgeschakeld.'yLED brandt oranje of dooft, afhankelijk van
de individuele instelling.
Er kunnen instellingen uitgevoerd worden. De
individuele instellingen worden opgeslagen
voor het momenteel gebruikte bestuurderj sprofiel.
Toets opnieuw indrukken:
'yAlle Intelligent Safety-systemen
worden ingeschakeld.'yDe LED brandt groen.
Toets lang indrukken:
'yAlle Intelligent Safety-systemen
worden uitgeschakeld.'yDe LED dooft.
Waarschuwingmetremfunctie
Weergave
Als er een botsing met een waargenomen anj
der persoon dreigt, wordt in het instrumentenj
paneel en in het Head-Up Display een waarj
schuwingssymbool weergegeven.
Rood symbool wordt weergegeven en
er klinkt een signaal.
Met instrumentendisplay: rood symj bool wordt weergegeven en er klinkteen signaal.
Direct zelf ingrijpen door remmen of uitwijken.
Remingreep De waarschuwing is een dringend verzoek om
zelf in te grijpen. Tijdens een waarschuwing
wordt de maximale remkracht toegepast. Een
voorwaarde voor de ondersteuning van de
rembekrachtiging is het snel en krachtig inj drukken van het rempedaal. Daarnaast kan hetsysteem bij botsingsgevaar ondersteuning biej
den door een beperkte remingreep. De auto
kan bij lage snelheid afgeremd worden tot stilj
stand.
Seite 141VeiligheidBediening141
Online Edition for Part no. 01 40 2 915 504 - X/16

Page 142 of 326

De remingreep volgt alleen wanneer de rijstj
abiliteit niet beperkt werd, bijvoorbeeld door deactivering van de dynamische stabiliteitsj
controle DSC.
De remingreep kan door het indrukken van het
gaspedaal of door een actieve stuurbeweging
worden afgebroken.
Het herkennen van objecten kan beperkt zijn.
Houd rekening met de grenzen van het detecj tiegebied en de functionele beperkingen.
Grenzenvanhetsysteem
Veiligheidsaanwijzing WAARSCHUWING
Het systeem kan in verband met de sysj
teemgrenzen onjuist of niet reageren. Er bej staat kans op een ongeval of schade. De aanjwijzingen over de grenzen van het systeem in
acht nemen en eventueel actief ingrijpen.'

Page 143 of 326

Warmtebeeld
De warmteuitstraling van objecten in het gejzichtsveld van de camera wordt weergegeven.
Warme objecten worden licht weergeven en
koude objecten donker.
De herkenbaarheid hangt af van het temperaj tuurverschil met de achtergrond en van de eijgen straling van het object, d.w.z. objecten met
gering temperatuurverschil ten aanzien van de
omgeving of met geringe warmteuitstraling zijn
beperkt herkenbaar.
Om veiligheidsredenen wordt het beeld vanaf
circa 5 km/h en geringe helderheid van de omj
geving alleen bij ingeschakeld dimlicht weerj
gegeven.
Met bepaalde intervallen wordt gedurende een fractie van een seconde een stilstaand beeld weergegeven.
Herkenningvanpersonenendieren
De objectherkenning en objectwaarschuwing
werken alleen in het donker.
Objecten met een menselijke vorm en volj
doende warmteuitstraling worden herkend.
Daarnaast herkent het systeem ook dieren
vanaf een bepaalde grootte, bijv. reeën.
Weergave op het Control Display bij ingeschaj keld warmtebeeld:'yDoor het systeem herkende personen: inheldergeel.'yDoor het systeem herkende dieren: in donj
kergeel.
Reikwijdte van de objectherkenning bij goede omgevingsomstandigheden:
'yPersoonsherkenning: tot ca. 100 m'yHerkenning van grotere dieren: tot ca. 150 m'yHerkenning van middelgrote dieren: tot ca.70 m
Invloeden van het milieu kunnen de beschikjbaarheid van de objectherkenning beperken.
Wanneer de voertuigsystemen herkennen dat
het voertuig zich in een bebouwde kom bej vindt, wordt de herkenning van dieren tijdelijk
uitgeschakeld.
Veiligheidsaanwijzing WAARSCHUWING
Het systeem ontlast u niet van persoonj
lijke verantwoordelijkheid om de zichtomstanj digheden en de verkeerssituatie juist in teschatten. Er bestaat gevaar voor ongevallen.
Rijstijl aan de verkeerssituatie aanpassen. Verj
keerssituatie observeren en in de betreffende situaties actief ingrijpen.'

Page 144 of 326

Overzicht
Toetsenindeauto
Intelligent Safety-toets
Warmtebeeld in-/uitschakelen
Camera
Bij lage buitentemperaturen wordt de camera automatisch verwarmd.
Bij het reinigen van de koplampen wordt de caj meralens automatisch mee gereinigd.
In-/uitschakelen
Automatischinschakelen
Het systeem wordt bij vertrek in het donker auj
tomatisch geactiveerd.
Handmatigin-/uitschakelen Toets kort indrukken:'yHet menu naar de Intelligent Saj
fety-systemen wordt weergegej
ven. De systemen worden afhanj
kelijk van de individuele instelling
afzonderlijk uitgeschakeld.'yLED brandt oranje of dooft, afhankelijk van
de individuele instelling.
Er kunnen instellingen uitgevoerd worden. De
individuele instellingen worden opgeslagen
voor het momenteel gebruikte bestuurderj sprofiel.
Toets opnieuw indrukken:
'yAlle Intelligent Safety-systemen
worden ingeschakeld.'yDe LED brandt groen.
Toets lang indrukken:
'yAlle Intelligent Safety-systemen
worden uitgeschakeld.'yDe LED dooft.
Warmtebeeldaanvullendinschakelen
Aanvullend kan op het Control Display hetwarmtebeeld van de Night Vision-camera worjden weergegeven. Deze functie heeft geen inj
vloed op de objectherkenning.
Toets indrukken.
Het beeld van de camera wordt op het Control
Display weergegeven.
Seite 144BedieningVeiligheid144
Online Edition for Part no. 01 40 2 915 504 - X/16

Page 145 of 326

InstellingenviaiDriveBij ingeschakeld warmtebeeld:1.Controller indrukken.2.Helderheid of contrast selecteren.'y Symbool selecteren.'y Symbool selecteren.3.Controller draaien tot de gewenste instelj
ling bereikt is.4.Controller indrukken.
Weergave
Waarschuwingbijingevaargebrachte
personenofdieren
Als er een botsing met een waargenomen anj
der persoon of dier dreigt, wordt in het instruj
mentenpaneel en in het Head-Up Display een
waarschuwingssymbool weergegeven.
Hoewel vorm en warmteuitstraling worden gej
evalueerd, kan loos alarm niet worden uitgej
sloten.
Waarschuwingsbereikvoordeauto
Het waarschuwingsbereik voor de persoonsjwaarschuwing bestaat uit twee delen:
'yCentraal gebied, pijl 1, direct v

Page 146 of 326

Vooralarm
Vooralarm voor personen wordt weergegeven
als een persoon in het centrale gedeelte direct voor de auto en links of rechts in het uitgej
breide gebied wordt herkend.
Vooralarm voor dieren wordt weergegeven als
een dier voor de auto herkend wordt.
De bestuurder moet bij een vooralarm zelf inj
grijpen door te remmen of uit te wijken.
Acutewaarschuwing
Acute waarschuwing wordt weergegeven als
een persoon of dier in de onmiddellijke omgej
ving voor de auto herkend wordt.
De bestuurder moet bij een acute waarschuj
wing direct zelf ingrijpen door te remmen of uit
te wijken.
DynamicLightSpot Ter aanvulling op de waarschuwing wordt er
met een lichtspot op herkende objecten gej
schenen.
Op dieren wordt slechts korte tijd geschenen.
Indien de Dynamic Light Spot op een object
schijnt, is het controlelampje voor grootlicht inj
geschakeld.
De Dynamic Light Spot schakelt automatisch uit, zodra het object zich in het gebied van hetdimlicht bevindt.
Als dimlicht, grootlicht of gedeeltelijk grootlicht
brandt en de lichtspot niet op een object
schijnt, is de Dynamic Light Spot-koplamp aanvullend als accentlicht ingeschakeld.
Overzicht
De koplampen bevinden zich in de voorste
bumper.
Koplampen schoon en vrij houden.
Voorwaarden
'yLichtschakelaar in stand: 'yDimlicht, grootlicht of gedeeltelijk grootjlicht brandt.'yGeen lichtbronnen of verlichte verkeersjdeelnemers in het waarschuwingsgebied.'yIntelligent Safety-systemen: persoonsj
waarschuwing is actief.
Inschakelen/uitschakelen
1."Instellingen"2."Intelligent Safety"3."Personenwaarschuwing"4.Gewenste instelling doen.
Tijdens de waarschuwing:
Lichtsignaal bedienen, om de Dynamic Light Spot voor de actuele waarschuwing uit te
schakelen.
Grenzenvanhetsysteem
Principiëlegrenzen
De werking kan bijv. in de volgende situaties
beperkt zijn:
'yBij steile hellingen of afdalingen en in
scherpe bochten.'yBij vuile of beschadigde camera.Seite 146BedieningVeiligheid146
Online Edition for Part no. 01 40 2 915 504 - X/16

Page 147 of 326

'yBij dichte mist en hevige regen of sneeuwjval.'yBij zeer hoge buitentemperaturen.
Grenzenvandeherkenningvan
personenendieren
In sommige situaties kan het voorkomen dat personen als dieren herkend worden, of dieren
als personen.
Kleine dieren worden door de objectherkenj ning niet herkend, hoewel zij in het beeld goed
te zien zijn.
Beperkte herkenning, bijv. in de volgende gej
vallen:
'yNiet-zichtbare of deels zichtbare personen
of dieren, in het bijzonder niet-zichtbaar
hoofd/kop.'yPersonen in een niet staande houding, bijv.
liggend.'yFietsers op niet-gebruikelijke fietsen, bijv. ligfietsen.'yNa een mechanische inwerking op het sysjteem, bijv. na een ongeval.
Geenweergaveophetscherm
achterin
Op het scherm achterin kan het beeld van de
Night Vision niet worden afgebeeld.
Waarschuwingrijbaan
verlaten
Principe
Dit systeem waarschuwt vanaf een bepaald snelheidsbereik, als de auto op wegen met rijjbaanbegrenzingslijnen op het punt staat om de
rijstrook te verlaten. Deze snelheid ligt afhanj
kelijk van de landuitvoering tussen 55 km/h en
70 km/h .
Het stuur begint bij waarschuwingen licht te trillen. Het moment van deze waarschuwing
kan afhankelijk van de actuele rijsituatie variëj
ren.
Het systeem waarschuwt niet wanneer voor het verlaten van de rijstrook richting wordt aanjgegeven.
Veiligheidsaanwijzing WAARSCHUWING
Het systeem ontlast u niet van persoonj
lijke verantwoordelijkheid om het wegverloop en de verkeerssituatie juist in te schatten. Er
bestaat gevaar voor ongevallen. Rijstijl aan de verkeerssituatie aanpassen. Verkeerssituatie
observeren en in de betreffende situaties actief
ingrijpen. Bij waarschuwingen het stuurwiel niet onnodig heftig bewegen.'

Page 148 of 326

Voorruit voor de binnenspiegel schoon en vrijhouden.
In-/uitschakelen
Automatischinschakelen
De Lane Departure Warning wordt opnieuw
automatisch geactiveerd na het vertrek, als de
functie bij het laatste motorstop ingeschakeld
was.
Handmatigin-/uitschakelen Toets kort indrukken:'yHet menu naar de Intelligent Saj
fety-systemen wordt weergegej
ven. De systemen worden afhanj
kelijk van de individuele instelling
afzonderlijk uitgeschakeld.'yLED brandt oranje of dooft, afhankelijk van
de individuele instelling.
Er kunnen instellingen uitgevoerd worden. De
individuele instellingen worden opgeslagen
voor het momenteel gebruikte bestuurderj sprofiel.
Toets opnieuw indrukken:
'yAlle Intelligent Safety-systemen
worden ingeschakeld.'yDe LED brandt groen.
Toets lang indrukken:
'yAlle Intelligent Safety-systemen
worden uitgeschakeld.'yDe LED dooft.
Hetcontrolelampjeophet
instrumentenpaneel
'yLijnen: systeem is geactiveerd.'yPijlen: ten minste één rijbaanbej
grenzingslijn werd herkend en
waarschuwen is mogelijk.Weergaveophetinstrumentendisplay'ySymbool oranje: systeem is geactij
veerd.'ySymbool groen: ten minste één rijj
baanbegrenzingslijn werd herkend
en waarschuwen is mogelijk.
Weergevenvaneenwaarschuwing
Bij het verlaten van de rijstrook boven een herj
kende rijbaanbegrenzingslijn begint het stuurj
wiel te trillen.
Als voor het veranderen van rijbaan de richj
tingaanwijzer wordt ingeschakeld, wordt er
geen waarschuwing gegeven.
Onderbrekingvandewaarschuwing De waarschuwing wordt in de volgende situj
aties afgebroken:
'yAutomatisch na ca. 3 seconden.'yBij terugkeer naar de eigen rijbaan.'yBij krachtig remmen.'yBij richting aangeven.
Grenzenvanhetsysteem
Veiligheidsaanwijzing WAARSCHUWING
Het systeem kan in verband met de sysj
teemgrenzen onjuist of niet reageren. Er bej
staat kans op een ongeval of schade. De aanj
wijzingen over de grenzen van het systeem in
acht nemen en eventueel actief ingrijpen.'

Page 149 of 326

lijke begrenzingslijnen zoals bijv. bij wegj
werkzaamheden.'yAls begrenzingslijnen door sneeuw, ijs, vuil of water bedekt zijn.'yIn scherpe bochten of op smalle wegen.'yAls de begrenzingslijnen niet wit zijn.'yAls de begrenzingslijnen door objecten bej
dekt zijn.'yBij dicht achter het voorliggende voertuig
rijden.'yBij sterk tegenlicht.'yAls de voorruit voor de binnenspiegel bej slagen, verontreinigd of door stickers, vigjnetten enz. bedekt is.'yTijdens de kalibratieprocedure van de caj
mera direct na aflevering van de auto.
Rijstrookwisselmelding
Principe
Twee radarsensoren in de achterbumper bej
waken vanaf ca. 20 km/h de ruimte achter en
naast de auto.
Bij enkele uitrustingen zijn de radarsensor
vanaf ca. 50 km/h actief.
Het systeem laat zien wanneer zich voertuigen in de dode hoek bevinden, pijl 1, of op de
naastgelegen rijstrook van achteren naderen,
pijl 2.
De lamp in de buitenspiegelbehuizing gaat gej
dimd branden.
Bij veranderen van rijbaan met ingeschakelde
richtingaanwijzer waarschuwt het systeem in
de eerder genoemde situaties.
Het lampje in de buitenspiegelbehuizing knipj
pert en het stuurwiel trilt.
Veiligheidsaanwijzing WAARSCHUWING
Het systeem ontlast u niet van persoonj
lijke verantwoordelijkheid om de zichtomstanj
digheden en de verkeerssituatie juist in te
schatten. Er bestaat gevaar voor ongevallen.
Rijstijl aan de verkeerssituatie aanpassen. Verj
keerssituatie observeren en in de betreffende situaties actief ingrijpen.'

Page 150 of 326

In-/uitschakelen
Automatischinschakelen
De waarschuwing rijbaan wisselen wordt opj
nieuw automatisch geactiveerd na het vertrek, als de functie bij het laatste motorstop ingej
schakeld was.
Handmatigin-/uitschakelen Toets kort indrukken:'yHet menu naar de Intelligent Saj
fety-systemen wordt weergegej
ven. De systemen worden afhanj
kelijk van de individuele instelling
afzonderlijk uitgeschakeld.'yLED brandt oranje of dooft, afhankelijk van
de individuele instelling.
Er kunnen instellingen uitgevoerd worden. De
individuele instellingen worden opgeslagen
voor het momenteel gebruikte bestuurderj sprofiel.
Toets opnieuw indrukken:
'yAlle Intelligent Safety-systemen
worden ingeschakeld.'yDe LED brandt groen.
Toets lang indrukken:
'yAlle Intelligent Safety-systemen
worden uitgeschakeld.'yDe LED dooft.Weergave
Lampinbuitenspiegelbehuizing
Vooralarm
De gedimde lamp in de buitenspiegelbehuizing geeft aan dat zich voertuigen in de dode hoek
bevinden of van achteren naderen.
Acutewaarschuwing Als de richtingaanwijzer wordt ingeschakeld
terwijl er zich een voertuig in het kritieke gej
bied bevindt, gaat het stuurwiel kort trillen en
begint de lamp in de buitenspiegelbehuizing
fel te knipperen.
De waarschuwing wordt beëindigd, als de richj tingaanwijzer wordt uitgeschakeld of als het
andere voertuig het kritieke gebied heeft verlaj
ten.
Kortopflitsen
Het kort opflitsen van het lampje bij het ontj
grendelen van de auto dient voor de zelftest
van het systeem.
Grenzenvanhetsysteem
Veiligheidsaanwijzing WAARSCHUWING
Het systeem kan in verband met de sysj
teemgrenzen onjuist of niet reageren. Er bej staat kans op een ongeval of schade. De aanjwijzingen over de grenzen van het systeem in
acht nemen en eventueel actief ingrijpen.'

Page:   < prev 1-10 ... 101-110 111-120 121-130 131-140 141-150 151-160 161-170 171-180 181-190 ... 330 next >