BMW X5 2017 Instructieboekjes (in Dutch)

Page 171 of 326

Bij het naderen van een bocht kan het systeemin verband met de kromming van de bochtkortstondig reageren op voertuigen die zich op
de andere rijstrook bevinden. Een eventuele vertraging van de auto door het systeem kan
worden verholpen door kort te accelereren.
Na het loslaten van het gaspedaal is het sysj
teem weer actief en wordt de snelheid weer
automatisch geregeld.
Wegrijden De auto kan bijv. in volgende situaties niet aujtomatisch vertrekken:
'yBij steile hellingen.'yVoor verhogingen in het wegdek.'yMet een zware aanhanger.
In deze gevallen het gaspedaal bedienen.
Weersomstandigheden
Bij ongunstige weers- of lichtomstandigheden, bijv. bij regen, sneeuwval, smeltende sneeuw,
mist of tegenlicht, kan een verslechterde waarj neming van voertuigen en kortstondige onderjbrekingen van al waargenomen voertuigen opj
treden. Oplettend rijden en zelf reageren op de
heersende verkeerssituatie. Evt. actief ingrijj pen, bijv. door remmen, sturen of uitwijken.
MotorvermogenDe gewenste snelheid wordt ook op neerj
waartse hellingen gehandhaafd. Op opwaartse hellingen kan de snelheid echter afnemen alshet motorvermogen niet toereikend is.
Storing
Het systeem kan niet worden geactiveerd als
de radarsensor niet correct is gericht, veroorj
zaakt bijv. door een parkeerschade.
Er wordt een Check-Control-melding weergej
geven als het systeem is uitgevallen.
De functie voor het herkennen en reageren bij
het naar stilstaande voertuigen toe rijden kan
in de volgende situaties beperkt zijn:'yTijdens de kalibratieprocedure van de caj
mera direct na aflevering van de auto.'yBij uitval of verontreiniging van de camera.
Er wordt een Check-Control-melding
weergegeven.
File-assistent
Principe In filesituaties regelt het systeem de snelheid,
het stuurt zo nodig zelfstandig en houdt de auto binnen de rijbaan.
Binnen hetgeen mogelijk is past het systeem
de snelheid automatisch aan een voorliggend
voertuig aan. De afstand die het systeem tot
het voorliggend voertuig houdt, kan worden
gevarieerd. Deze is om veiligheidsredenen
snelheidsafhankelijk. Om op afstand te blijven reduceert het systeem automatisch de sneljheid, remt het eventueel licht en versnelt het
opnieuw als het voorliggendevoertuig sneller
beweegt.
Als het voorliggende voertuig tot stilstand afj remt en na korte tijd vertrekt, kan het systeemdit in het gegeven kader registreren. De eigen
auto wordt automatisch afgeremd en accelej reert weer.
Wanneer rijbaanbegrenzingen herkend worj
den, houdt het systeem de auto binnen de rijj
baan. Daarvoor stuurt het systeem zo nodig zelfstandig, bijv. bij het rijden in bochten.
Seite 171RijcomfortBediening171
Online Edition for Part no. 01 40 2 915 504 - X/16

Page 172 of 326

Algemeen
De file-assistent bepaalt de snelheid en afj
stand tot het voorliggende voertuig, alsook de
rijbaanbegrenzingen met behulp van een raj darsensor en een camera.
Sensoren aan het stuurwiel herkennen of het stuurwiel aangeraakt wordt.
Het systeem wordt gedeactiveerd zodra het
stuurwiel niet langer aangeraakt wordt.
Om de file-assistent te gebruiken, het stuurjwiel vastnemen.
Bij het rijden met handschoenen of aangej brachte hoezen kan het contact met het stuurj
wiel mogelijk niet herkend worden door de
sensoren. Het systeem kan dan niet gebruikt
worden.
Veiligheidsaanwijzing WAARSCHUWING
Het systeem ontlast u niet van persoonj
lijke verantwoordelijkheid om de verkeerssituaj tie juist in te schatten. Wegens systeembeperjkingen kan het systeem niet in alle
verkeerssituaties zelfstandig op gepaste wijze
reageren. Er bestaat gevaar voor ongevallen.
Rijstijl aan de verkeerssituatie aanpassen. Verj
keerssituatie observeren en in de betreffende situaties actief ingrijpen.'

Page 173 of 326

Voorruit voor de binnenspiegel schoon en vrijhouden.
In-/uitschakelenenonderbreken
Inschakelen Toets indrukken.
'ySysteem voorbereiden: eenmaal indrukjken.'ySysteem activeren:
Bij niet-geactiveerde ACC: op tuimelschaj
kelaar of RES-toets drukken.
Bij geactiveerde ACC: systeem is gej bruiksklaar.
Rijden in het midden van de rijstrook. Het systeem wordt automatisch geactij
veerd onder 60 km/h.
Bij niet-geactiveerde ACC: controlej
lampje in het instrumentenpaneel
brandt.
Bij geactiveerde ACC: controlelampje
in het instrumentenpaneel brandt.
File-assistent kan worden gebruikt.
Bij ingeschakelde file-assistent is de perj
soonswaarschuwing actief. De instelling op het
Control Display blijft ongewijzigd.
Uitschakelen Toets indrukken.
De weergave gaat uit. Opgeslagen gewenstesnelheid en afstand worden behouden doorACC.
Het systeem voert geen stuurbeweging uit.
Onderbreken Bij ingeschakeld systeem toets inj
drukken.
De werking van het systeem wordt in de volj
gende situaties automatisch onderbroken:'yAls door de bestuurder geremd wordt.'yBij een snelheid boven 60 km/h.'yBij het herkennen van slechts één rijbaanj
begrenzing.'yBij het verlaten van de snelweg of een verj gelijkbare straat.'yBij het loslaten van het stuurwiel.'yBij een stuuringreep.'yBij het verlaten van de eigen rijstrook.'yBij het ontbreken van een voorligger.'yBij ingeschakelde richtingaanwijzer.'yBij een te smalle rijstrook.'yBij stilstand van meer dan 3 secondenstopt de acceleratie van de auto wanneer
de voorligger wegrijdt.
Roulerende balk bij stilstaand voertuig:
Het systeem versnelt niet verder.
Om verder te versnellen, ACC activeren
door kort gas te geven, op RES-toets of tuij
melschakelaar drukken.
Drukken op de RES-toets of de tuimelschakej
laar: wanneer het voorliggende voertuig binnen 30 seconden wegrijdt, wordt de versnelling auj
tomatisch geactiveerd. Bij langere stilstand RES-toets of tuimelschakelaar opnieuw inj
drukken.
Rood knipperend en geluidssignaal:
Seite 173RijcomfortBediening173
Online Edition for Part no. 01 40 2 915 504 - X/16

Page 174 of 326

File-assistent is onderbroken. Het systeem
voert geen stuurbeweging uit. ACC is actief.
Indien voldaan is aan de systeemvereisten, wordt het systeem automatisch opnieuw geacj
tiveerd.
Bij het verlaten van het ondersteunde wegtype
wordt het systeem eerst onderbroken en verj volgens uitgeschakeld.
Afstand
Veiligheidsaanwijzing WAARSCHUWING
Het systeem ontslaat u niet van uw eigen
verantwoording. In verband met systeembej perkingen kan pas laat afgeremd worden. Erbestaat kans op een ongeval of schade. Verj
keerssituatie altijd goed in de gaten houden.
De afstand aan de verkeers- en weersomstanj
digheden aanpassen en de voorgeschreven
veiligheidsafstand eventueel door remmen
aanhouden.'

Page 175 of 326

WeergaveninhetHead-Up-DisplayEen deel van de informatie over het systeem
kan ook worden weergegeven op de Head-Up Display.
Grenzenvanhetsysteem
Veiligheidsaanwijzing WAARSCHUWING
Het systeem kan in verband met de sysj
teemgrenzen onjuist of niet reageren. Er bej
staat kans op een ongeval of schade. De aanj wijzingen over de grenzen van het systeem in
acht nemen en eventueel actief ingrijpen.'

Page 176 of 326

Overzicht
ToetsenopstuurwielToetsFunctieSnelheidsregeling aan/uit, onderbrej
ken, zie pagina 176.snelheid oproepen, snelheidsregej
ling hervatten, zie pagina 177.Tuimelschakelaar:
Snelheid instellen, zie pagina 176.
Snelheidsregelingin-/uitschakelenen
onderbreken
Inschakelen Toets op het stuurwiel indrukken.
De markering op de snelheidsmeter wordt op de actuele snelheid ingesteld.
De snelheidsregeling kan worden gebruikt.
DSC wordt eventueel ingeschakeld.
Uitschakelen Toets op het stuurwiel indrukken.
'yBij ingeschakeld systeem: tweemaal inj
drukken.'yBij onderbroken werking: eenmaal indrukj ken.
De weergaven verdwijnen. Opgeslagen gejwenste rijsnelheid wordt gewist.
Handmatigonderbreken Bij ingeschakeld systeem toets inj
drukken.
Automatischonderbreken De werking van het systeem wordt in de voljgende situaties automatisch onderbroken:
'yAls de bestuurder remt.'yWanneer uit de keuzehendelstand D naareen andere stand geschakeld wordt.'yAls DTC wordt geactiveerd of DSC wordtgedeactiveerd.'yAls DSC regelt.'yAls HDC wordt geactiveerd.'yAls met de rijbelevingsschakelaar SPORT+wordt geactiveerd.
Snelheidinstellen
Snelheidhandhaven,opslaan
Tuimelschakelaar bij onderbroken werkin eenj
maal indrukken.
Bij ingeschakeld systeem wordt de actuele
snelheid gehandhaafd en als gewenste rijsnelj heid opgeslagen.
Deze wordt op de snelheidsmeter en kort in
het instrumentenpaneel afgebeeld, zie paj
gina 177.
DSC wordt eventueel ingeschakeld.
Snelheidwijzigen
Seite 176BedieningRijcomfort176
Online Edition for Part no. 01 40 2 915 504 - X/16

Page 177 of 326

Zo vaak op de tuimelschakelaar naar boven ofonder drukken, tot de gewenste rijsnelheid is
ingesteld.
In actieve toestand wordt de weergegeven snelheid opgeslagen en bereikt voor zover deverkeerssituatie dit toelaat.'yDrukken van de tuimelschakelaar tot hetdrukpunt verhoogt of verlaagt de gewensterijsnelheid telkens met circa 1 km/h.'yDrukken op de tuimelschakelaar door het
drukpunt heen verhoogt of verlaagt de gej wenste rijsnelheid telkens tot het volgende
tiental van de km/h snelheidsmeter.
De maximaal instelbare snelheid hangt af
van de auto.'yTuimelschakelaar tot het drukpunt drukken
en ingedrukt houden verhoogt of verlaagt de snelheid zonder op het gaspedaal te
trappen.
Na het loslaten van de tuimelschakelaar
wordt de bereikte snelheid behouden. Verj
der drukken dan het drukpunt verhoogt de snelheid nog meer.
Snelheidsregelingvoortzetten
Algemeen
Een onderbroken snelheidsregeling kan door
oproepen van de opgeslagen snelheid hervat worden.
Voor het oproepen van de opgeslagen snelj heid controleren, dat het verschil tussen de acj
tuele snelheid en de opgeslagen snelheid niet
te groot is. Anders kan het voertuig ongewenst
afremmen of accelereren.
In de volgende gevallen wordt de opgeslagen snelheidswaarde gewist en kan deze niet meer
worden opgeroepen:
'yBij het uitschakelen van het systeem.'yBij het uitschakelen van het contact.Opgeslagensnelheidoproepen
Toets indrukken.
De opgeslagen snelheid wordt opnieuw bereikt en behouden.
Weergavenophet
instrumentenpaneel
Controlelampje Afhankelijk van de uitrusting geeft het
controlelampje op het instrumentenpaj neel aan of het systeem is ingeschaj
keld.
Gewenstesnelheidenopgeslagen
snelheid'yMarkering brandt groen:
systeem is actief, de markej
ring toont de gewenste snelj
heid.'yMarkering brandt oranje:
systeem is onderbroken, de
markering toont de opgeslaj
gen snelheid.'yMarkering brandt niet: systeem is uitgej
schakeld.
Met instrumentendisplay: analoog met
de markering van de gewenste rijsnelj heid wordt in de snelheidsmeter het
symbool weergegeven.
Kortestatusweergave Gekozen voorkeurssnelheid.
Als er geen snelheid wordt weergegeven, is er
op dit moment eventueel niet voldaan aan de
voorwaarden die voor de werking vereist zijn.
Seite 177RijcomfortBediening177
Online Edition for Part no. 01 40 2 915 504 - X/16

Page 178 of 326

WeergaveninhetHead-Up-DisplayEen deel van de informatie over het systeem
kan ook worden weergegeven op de Head-Up Display.
Grenzenvanhetsysteem
Motorvermogen De gewenste snelheid wordt ook op neerj
waartse hellingen gehandhaafd. Op opwaartse hellingen kan de snelheid echter afnemen als
het motorvermogen niet toereikend is.
ParkDistanceControlPDC PrincipePDC helpt bij het inparkeren. Langzaam nadej
ren van een object achter of, bij overeenkomj
stige uitrusting met PDC v

Page 179 of 326

In-/uitschakelen
Automatischinschakelen
Het systeem schakelt in de volgende situaties
automatisch in:'yWanneer bij draaiende motor keuzehendelj
stand R wordt ingeschakeld.
Bovendien schakelt de achteruitrijcamera
in.'yBij uitvoering met PDC v

Page 180 of 326

Er verschijnt een weergave zodra PDC wordtgeactiveerd.
Het detectiegebied van de sensoren wordt in de kleuren groen, geel en rood weergegeven.
Als het beeld van de achteruitrijcamera wordt
afgebeeld kan naar PDC worden omgeschaj keld:
"Achteruitrijcamera"
Grenzenvanhetsysteem
Veiligheidsaanwijzing WAARSCHUWING
Het systeem kan in verband met de sysj
teemgrenzen onjuist of niet reageren. Er bej staat kans op een ongeval of schade. De aanjwijzingen over de grenzen van het systeem in
acht nemen en eventueel actief ingrijpen.'

Page:   < prev 1-10 ... 131-140 141-150 151-160 161-170 171-180 181-190 191-200 201-210 211-220 ... 330 next >