BMW X5 M 2018 Instructieboekjes (in Dutch)

Page 111 of 316

DDrive-modus
In de Drive-modus worden alle vooruitversnellinj
gen automatisch gewisseld.
Kickdown: voor maximale acceleratie, bijvoorj
beeld bij inhaalmanoeuvres. Daarvoor het gaspej
daal verder dan het drukpunt indrukken.
Naar sequentiële modus omschakelen: via de
schakelpaddels of de keuzehendel schakelen of
de keuzehendel richting D/S indrukken.
SSequenti

Page 112 of 316

OPMERKING
Keuzehendelstand P wordt automatisch ingej
schakeld bij het uitschakelen van het contact. Er bestaat gevaar voor schade. Contact in wasj
straten niet uitschakelen.
Ongeacht het contact wordt keuzehendelstand P
na ongeveer 15 minuten automatisch ingeschaj
keld.
Bij een defect kan de keuzehendelstand mogelijk
niet gewijzigd worden.
Eventueel de parkeervergrendeling elektronisch ontgrendelen, zie pagina 113.
Weergavenophet
instrumentenpaneel
Drive-modus
'xIngeschakelde versnelling saj
men met een D, pijl 1.'xGeselecteerd rijprogramma,
Drivelogic, zie pagina 112,
pijl 2.
Sequenti

Page 113 of 316

'xD2: ontspannen rijden.'xD3: sportief rijden.
Indesequenti

Page 114 of 316

KeuzehendelstandNinschakelen1.De rem indrukken en ingedrukt houden.2.Start/stop-knop indrukken. De starter moet
hoorbaar aanslaan.3.De keuzehendel in keuzehendelstand N drukj
ken en gedrukt houden, tot de keuzehendelj stand N in het instrumentenpaneel wordt
weergegeven.
Er wordt een Check-Control-melding weerj
gegeven.4.De keuzehendel loslaten.5.Rem loslaten zodra de startmotor stopt.6.De auto uit de gevarenzone manoeuvreren en vervolgens tegen wegrollen beveiligen.
Meer informatie, zie hoofdstuk Aan- en wegslej
pen.
LaunchControl
Principe Launch Control maakt bij het wegrijden op wegjdek met grip een optimale acceleratie mogelijk.
Algemeen
Het gebruik van Launch Control leidt tot vroegtijj dige slijtage van onderdelen, omdat deze functie
een zeer hoge belasting voor de auto vormt.
Launch Control niet tijdens het inrijden, zie paj
gina 232, gebruiken.
Voorwaarden Launch Control is beschikbaar bij bedrijfswarme
motor, dus na een ononderbroken rit van minj stens 10 km.
Bij het wegrijden met Launch Control niet sturen.
LaunchControlactiveren1.Dynamische stabiliteitscontrole deactiveren,
zie pagina 177, of M Dynamic Mode activej
ren, zie pagina 176.2.Sequentiële modus met versnelling 1 en rijj
programma 3 selecteren.3.Bij draaiende motor met linkervoet de rem krachtig intrappen.4.Gaspedaal zo ver intrappen tot in het instruj
mentenpaneel een vlagsymbool verschijnt.
Gaspedaal in deze stand houden.
Het wegrijtoerental wordt geregeld.5.Binnen 3 seconden de rem loslaten. De auto accelereert.
Er wordt automatisch naar een hogere verj
snelling geschakeld, zo lang het vlagsymbool
weergegeven en het gaspedaal niet losgelaj ten wordt.
Launch Control is pas na een bepaalde afkoelingvan de versnellingsbak weer beschikbaar.
MMotordynamiekcontrole
Principe
De M Motordynamiekcontrole be

Page 115 of 316

ProgrammaselecterenViaiDrive1."Instellingen"2."M Drive 1" of "M Drive 2"3. Symbool selecteren.4.Gewenst programma selecteren.
Instelling wordt bij actieve M Drive direct overgenomen.
Om gewenste M Drive met de geselecteerde inj
stellingen te activeren, betreffende toets op het stuurwiel indrukken:
'x'x
Mettoetsen
Toets zo vaak indrukken tot het gewenste
programma in het instrumentenpaneel
wordt weergegeven.
Weergaveophet
instrumentenpaneel
Motordynamiekcontrole met geselecj
teerd programma bij geactiveerde weerj
gave van de systeemtoestanden van de
rijdynamiek, zie pagina 124.
Seite 115RijdenBEDIENING115
Online Edition for Part no. 01402662496 - II/18

Page 116 of 316

WeergavenUitrustingvandeauto
In dit hoofdstuk worden alle standaard, landspejcifieke en speciale uitrustingen beschreven die inde modelserie aangeboden worden. Er worden
daarom ook uitrustingen beschreven die in een
auto, bijvoorbeeld vanwege de landspecifieke of
gekozen speciale uitrusting niet beschikbaar zijn. Dat geldt ook voor veiligheidsrelevante functies
en systemen. Bij gebruik van deze functies en systemen moeten de geldende wetten en voorj
schriften worden nageleefd.
Overzicht,instrumentenpaneel
1Brandstofmeter\_ 1212Snelheidsmeter3Meldingen, bijvoorbeeld Check-Control4Toerenteller\_1215Motorolietemperatuur\_ 1216Momenteel verbruik7Elektronische weergaven\_ 1168Kilometers resetten\_122
Elektronischeweergaven
'xSelectielijsten, zie pagina 128.'xBuitentemperatuur, zie pagina 122.'xAutomatische start-stop-functie, zie paj
gina 100.Seite 116BEDIENINGWeergaven116
Online Edition for Part no. 01402662496 - II/18

Page 117 of 316

'xBoordcomputer, zie pagina 129.'xDatum, zie pagina 122.'xDigitale snelheidsmeter, zie pagina 122.'xEnergieterugwinning, zie pagina 124.'xVersnellingsaanduiding met Drivelogic, zie
pagina 123.'xGordelwaarschuwing voor achterbank, zie paj
gina 82.'xKilometer/dagteller, zie pagina 122.'xMeldingen, bijvoorbeeld Check-Control, zie
pagina 117.'xMomenteel verbruik, zie pagina 123.'xNavigatieweergave, zie Handleiding bij navij
gatie-, entertainment- en communicatiesysj
teem.'xActieradius, zie pagina 123.'xBenodigd onderhoud, zie pagina 125.'xSpeed Limit Info, zie pagina 127.'xSysteemtoestanden van rijdynamiek, zie paj
gina 124.'xTijd, zie pagina 122.
Check-Control
Principe
Check-Control controleert functies in de auto engeeft een melding als in de bewaakte systemeneen storing is opgetreden.
Algemeen
Op het instrumentenpaneel en op het Head-Up Display wordt een Check-Control-melding weerj
gegeven als een combinatie van controle- of waarschuwingslampjes en textuele meldingen.
Tevens klinkt er eventueel een akoestisch sigj naal en verschijnt er een tekstbericht op hetControl Display.
Controle-en
waarschuwingslampjes
Algemeen
Controle- en waarschuwingslampjes in het inj
strumentenpaneel kunnen in verschillende comj binaties en kleuren gaan branden.
Van sommige lampen wordt bij het starten van de motor of inschakelen van het contact dewerking gecontroleerd, waarbij deze even kortbranden.
Rodelampjes Gordelherinnering De veiligheidsgordel aan de bestuurdersj
zijde is niet omgedaan. Bij sommige
landuitvoeringen: passagiersgordel niet
omgedaan of voorwerpen herkend op de passaj
giersstoel.
Controlelampje knippert of brandt: veiligheidsj
gordel aan bestuurders- of passagierszijde is niet omgedaan. De gordelherinnering kan ook in
werking treden als er voorwerpen op de passaj
giersstoel liggen.
Controleren of de veiligheidsgordel correct is omgedaan.
Gordelwaarschuwingvoorachterbank Veiligheidsgordel op de betreffendeplaats op de achterbank is niet ingestoj
ken.
Airbagsysteem Airbagsysteem en gordelspanner zijn
mogelijk defect.
De auto zo snel mogelijk door een Serj
vice Partner van de fabrikant of een andere gej kwalificeerde Service Partner of specialist latencontroleren.Seite 117WeergavenBEDIENING117
Online Edition for Part no. 01402662496 - II/18

Page 118 of 316

ParkeerremParkeerrem is vastgezet.
Parkeerrem vrijzetten, zie pagina 102.
Remsysteem Remsysteem vertoont een storing. Voorj
zichtig doorrijden.
De auto zo snel mogelijk door een Serj
vice Partner van de fabrikant of een andere gej
kwalificeerde Service Partner of specialist laten
controleren.
Botsingswaarschuwing Controlelampje brandt: Vooralarm, bijj
voorbeeld bij een dreigend botsingsgej vaar of bij zeer geringe afstand tot een
voorligger.
Afstand vergroten.
Controlelampje knippert: Acute waarschuwing bij direct botsingsgevaar, als de auto met relatief
hogere, andere snelheid een andere auto nadert.
Ingrijpen door te remmen en eventueel uit te wijj
ken.
Persoonswaarschuwing Symbool in het instrumentenpaneel.
Dreigt er een botsing met een herkent
persoon, dan licht het symbool op en
klinkt er een signaal.
Gelelampjes
AntiblokkeersysteemABS Rembekrachtiger mogelijk defect. Plotj
seling remmen vermijden. Houd rekening
met een langere remweg.
Direct door een Service Partner van de fabrikant
of een andere gekwalificeerde Service Partner of
specialist laten controleren.DynamischestabiliteitscontroleDSC
Controlelampje knippert: DSC regelt de
aandrijf- en remkrachten. De auto wordt gestabiliseerd. Snelheid verlagen en rijstj
ijl aan de wegomstandigheden aanpassen.
Controlelampje brandt: DSC is uitgevallen.Het systeem door een Service Partner van de fajbrikant of een andere gekwalificeerde Service
Partner of specialist laten controleren.
DSC, zie pagina 175.
DynamischestabiliteitscontroleDSC
gedeactiveerd
DSC is gedeactiveerd.
DSC, zie pagina 175.
MDynamicModeMDM M Dynamic Mode MDM is ingeschakeld.
M Dynamic Mode, zie pagina 176.
Controlelampje knippert eveneens: MDM
regelt de aandrijf- en remkrachten. De
auto wordt gestabiliseerd.
Controlelampje brandt: MDM is uitgevalj
len. Het systeem door een Service Partj
ner van de fabrikant of een andere gej
kwalificeerde Service Partner of
specialist laten controleren.
M Dynamic Mode, zie pagina 176.
BandenpechwaarschuwingRPA De bandenpechwaarschuwing meldt
spanningsverlies in een band.
Snelheid verminderen en voorzichtig
stoppen. Heftige rem- en stuurbewegingen verj
mijden.
Bandenpechwaarschuwing, zie pagina 150.Seite 118BEDIENINGWeergaven118
Online Edition for Part no. 01402662496 - II/18

Page 119 of 316

BandenspanningscontroleRDCHet controlelampje brandt: de bandenjspanningscontrole meldt een lage banjdenspanning of bandenpech. De inforj
matie in de Check-Control-melding in acht nemen.
Controlelampje knippert en brandt vervolgens
continu: er wordt geen bandenpech of geen verj
lies van bandenspanning herkend.'xStoring door installaties of apparaten met dej
zelfde zendfrequentie: na verlaten van het storingsgebied wordt het systeem automajtisch weer actief.'xRDC kan de reset niet voltooien: voer de rejset van het systeem opnieuw uit.'xWiel zonder RDC-elektronica is gemonteerd:
evt. laten controleren door een Service Partj ner van de fabrikant of een andere gekwalifij
ceerde Service Partner of specialist.'xStoring: het systeem door een Service Partj ner van de fabrikant of een andere gekwalifij
ceerde Service Partner of specialist laten
controleren.
Bandenspanningscontrole, zie pagina 147.
Stuursysteem Stuursysteem mogelijk defect.
Het systeem door een Service Partner
van de fabrikant of een andere gekwalifij
ceerde Service Partner of specialist laten controj
leren.
Emissiewaarden Storing in werking van de motor.
De auto door een Service Partner van de
fabrikant of een andere gekwalificeerde
Service Partner of specialist laten controleren.
Aansluiting voor On-Board Diagnose, zie paj
gina 276.
LaneDepartureWarning
Als het systeem is ingeschakeld, wordt
er bij het verlaten van een herkende rijj
baan zonder eerst de richting aan te gej
ven onder bepaalde omstandigheden een waarj
schuwing gegeven.
Waarschuwing rijbaan verlaten, zie pagina 163.
Mistachterlicht Mistachterlicht is ingeschakeld.
Mistachterlicht, zie pagina 141.
Groenelampjes
Gordelwaarschuwingvoorachterbank Veiligheidsgordel op de betreffende
plaats op de achterbank is niet ingestoj
ken.
Richtingaanwijzers Richtingaanwijzers ingeschakeld.
Ongewoon snel knipperen van de conj
trolelampje duidt op een uitgevallen richj
tingaanwijzerlampje.
Richtingaanwijzers, zie pagina 104.
Stadslicht,rijlicht Stadslicht of rijlicht is ingeschakeld.Parkeer-/dimlicht, verlichtingsregeling,
zie pagina 137.
Mistlamp Mistlampen zijn ingeschakeld.
Mistlamp, zie pagina 141.
Grootlichtassistent Grootlichtassistent is ingeschakeld.Seite 119WeergavenBEDIENING119
Online Edition for Part no. 01402662496 - II/18

Page 120 of 316

Het grootlicht wordt afhankelijk van de verkeersjsituatie automatisch in- en uitgeschakeld.
Grootlichtassistent, zie pagina 140.
Snelheidsregeling Systeem is ingeschakeld. De snelheiddie met de bedieningselementen op het stuurwiel is ingesteld wordt aangehouj
den.
Handmatigesnelheidsbegrenzer Controlelampje brandt: het systeem is inj
geschakeld.
Controlelampje knippert: de ingestelde
snelheidslimiet wordt overschreden. Er klinkt
eventueel een signaal.
Verminder de snelheid of deactiveer het sysj
teem.
AutomaticHold Automatic Hold is ingeschakeld. De auto
wordt bij stilstand automatisch op zijn
plaats gehouden.
Automatic Hold, zie pagina 103.
Blauwelampjes
Grootlicht Grootlicht is ingeschakeld.
Grootlicht, zie pagina 105.Check-Control-meldingen
onderdrukken
Toets op de richtingaanwijzerschakelaar indrukj ken.
Permanenteweergave
Enkele Check-Control-meldingen worden perj manent weergegeven en blijven zichtbaar, totdat
de storing is opgelost. Bij meerdere gelijktijdige storingen worden de meldingen na elkaar weerj
gegeven.
De meldingen kunnen ca. 8 seconden worden verborgen. Hierna worden deze weer automaj tisch weergegeven.
Tijdelijkeweergave
Sommige Check-Control-meldingen worden auj tomatisch na ca. 20 seconden verborgen. DeCheck-Control-meldingen blijven opgeslagen en
kunnen opnieuw worden weergegeven.
OpgeslagenCheck-Control-
meldingenweergeven
Via iDrive:
1."Auto-info"2."Autostatus"3. "Check Control"4.Tekstmelding selecteren.Seite 120BEDIENINGWeergaven120
Online Edition for Part no. 01402662496 - II/18

Page:   < prev 1-10 ... 71-80 81-90 91-100 101-110 111-120 121-130 131-140 141-150 151-160 ... 320 next >