BMW X5 M 2018 Instructieboekjes (in Dutch)

Page 161 of 316

Er kunnen instellingen uitgevoerd worden. De injdividuele instellingen worden opgeslagen voorhet momenteel gebruikte bestuurdersprofiel.
Toets opnieuw indrukken:'xAlle Intelligent Safety-systemen worj
den ingeschakeld.'xDe LED brandt groen.
Toets lang indrukken:
'xAlle Intelligent Safety-systemen worj
den uitgeschakeld.'xDe LED dooft.
Warmtebeeldaanvullend
inschakelen
Aanvullend kan op het Control Display het warmj
tebeeld van de Night Vision-camera worden
weergegeven. Deze functie heeft geen invloed op de objectherkenning.
Toets indrukken.
Het beeld van de camera wordt op het Control
Display weergegeven.
InstellingenviaiDrive
Bij ingeschakeld warmtebeeld:
1.Controller indrukken.2.Helderheid of contrast selecteren.'x Symbool selecteren.'x Symbool selecteren.3.Controller draaien tot de gewenste instelling bereikt is.4.Controller indrukken.
Weergave
Waarschuwingbijingevaar
gebrachtepersonenofdieren
Als er een botsing met een waargenomen anderpersoon of dier dreigt, wordt in het instrumenj
tenpaneel en in het Head-Up Display een waarj
schuwingssymbool weergegeven.
Hoewel vorm en warmteuitstraling worden geëj valueerd, kan loos alarm niet worden uitgesloten.
Waarschuwingsbereikvoordeauto
Het waarschuwingsbereik voor de persoonsj waarschuwing bestaat uit twee delen:
'xCentraal gebied, pijl 1, direct v

Page 162 of 316

SymboolBetekenisAcute waarschuwing: dierenj
waarschuwing in het instruj
mentenpaneel.Symbool brandt
geel.Vooralarm.Symbool brandt
rood en er klinkt
een signaal.Acute waarschuwing.
Het weergegeven symbool kan variëren en geeft de zijde van het wegdek aan waar de persoon ofhet dier is herkend.
WeergaveinhetHead-UpDisplay De waarschuwing wordt gelijktijdig in het Head-Up Display en in het instrumentenpaneel weerj
gegeven.
Vooralarm
Vooralarm voor personen wordt weergegeven als een persoon in het centrale gedeelte direct voor
de auto en links of rechts in het uitgebreide gej
bied wordt herkend.
Vooralarm voor dieren wordt weergegeven als
een dier voor de auto herkend wordt.
De bestuurder moet bij een vooralarm zelf ingrijj
pen door te remmen of uit te wijken.
Acutewaarschuwing
Acute waarschuwing wordt weergegeven als een
persoon of dier in de onmiddellijke omgeving
voor de auto herkend wordt.
De bestuurder moet bij een acute waarschuwing
direct zelf ingrijpen door te remmen of uit te wijj ken.
DynamicLightSpot Ter aanvulling op de waarschuwing wordt er meteen lichtspot op herkende objecten geschenen.
Op dieren wordt slechts korte tijd geschenen.
Indien de Dynamic Light Spot op een object schijnt, is het controlelampje voor grootlicht ingej
schakeld.
De Dynamic Light Spot schakelt automatisch uit, zodra het object zich in het gebied van het dimj
licht bevindt.
Als dimlicht, grootlicht of gedeeltelijk grootlicht
brandt en de lichtspot niet op een object schijnt,
is de Dynamic Light Spot-koplamp aanvullend
als accentlicht ingeschakeld.
Overzicht
De koplampen bevinden zich in de voorste bumjper.
Koplampen schoon en vrij houden.
Voorwaarden
'xLichtschakelaar in stand: 'xDimlicht, grootlicht of gedeeltelijk grootlicht
brandt.'xGeen lichtbronnen of verlichte verkeersdeelj
nemers in het waarschuwingsgebied.'xIntelligent Safety-systemen: persoonswaarj schuwing is actief.Seite 162BEDIENINGVeiligheid162
Online Edition for Part no. 01402662496 - II/18

Page 163 of 316

Inschakelen/uitschakelen1."Instellingen"2."Intelligent Safety"3."Personenwaarschuwing"4.Gewenste instelling doen.
Tijdens de waarschuwing:
Lichtsignaal bedienen, om de Dynamic Light
Spot voor de actuele waarschuwing uit te schaj
kelen.
Grenzenvanhetsysteem
Principi

Page 164 of 316

WAARSCHUWING
Weergaven en waarschuwingen ontslaan u niet van uw eigen verantwoording. Door systeemjbeperkingen kunnen waarschuwingen of reacj
ties van het systeem niet, te laat, onjuist of onj
gegrond worden afgegeven. Er bestaat gevaar
voor ongevallen. Rijstijl aan de verkeerssituatie
aanpassen. Verkeerssituatie observeren en in de betreffende situaties actief ingrijpen.
Overzicht
Toetsindeauto
Intelligent Safety-toets
Camera
De camera bevindt zich bij de binnenspiegel. Voorruit voor de binnenspiegel schoon en vrij
houden.
In-/uitschakelen
Automatischinschakelen De Lane Departure Warning wordt opnieuw auj
tomatisch geactiveerd na het vertrek, als de functie bij het laatste motorstop ingeschakeld
was.
Handmatigin-/uitschakelen Toets kort indrukken:'xHet menu naar de Intelligent Safety-
systemen wordt weergegeven. De
systemen worden afhankelijk van de
individuele instelling afzonderlijk uitj
geschakeld.'xLED brandt oranje of dooft, afhankelijk van de
individuele instelling.
Er kunnen instellingen uitgevoerd worden. De inj dividuele instellingen worden opgeslagen voorhet momenteel gebruikte bestuurdersprofiel.
Toets opnieuw indrukken:
'xAlle Intelligent Safety-systemen worj
den ingeschakeld.'xDe LED brandt groen.
Toets lang indrukken:
'xAlle Intelligent Safety-systemen worj
den uitgeschakeld.'xDe LED dooft.
Weergaveinhet
instrumentenpaneel
'xLijnen: systeem is geactiveerd.'xPijlen: ten minste één rijbaanbegrenj
zingslijn werd herkend en waarschuj wen is mogelijk.Seite 164BEDIENINGVeiligheid164
Online Edition for Part no. 01402662496 - II/18

Page 165 of 316

Weergevenvaneen
waarschuwing
Bijhetverlatenvanderijbaan
Bij het verlaten van de rijstrook en herkenning
van een rijbaanbegrenzingslijn begint het stuurj wiel te trillen.
Als voor het veranderen van rijbaan de richtingj aanwijzer wordt ingeschakeld, wordt er geenwaarschuwing gegeven.
Onderbrekingvandewaarschuwing De waarschuwing wordt in de volgende situaties
afgebroken:'xAutomatisch na circa 3 seconden.'xBij terugkeer naar de eigen rijbaan.'xBij krachtig remmen.'xBij richting aangeven.
Grenzenvanhetsysteem
Veiligheidsaanwijzing
WAARSCHUWING
Het systeem kan door beperkingen van het
systeem niet, te laat, onjuist of ongegrond reaj geren. Er bestaat kans op een ongeval ofschade. De aanwijzingen over de grenzen vanhet systeem in acht nemen en eventueel actief
ingrijpen.
Beperktewerking
De werking kan bijvoorbeeld in de volgende situj
aties beperkt zijn:
'xBij dichte mist en hevige regen of sneeuwval.'xBij ontbrekende, afgesleten, moeilijk zichtj bare, samen- of uiteenlopende of onduidej
lijke begrenzingslijnen zoals bijvoorbeeld bij
wegwerkzaamheden.'xAls begrenzingslijnen door sneeuw, ijs, vuil of
water bedekt zijn.'xIn scherpe bochten of op smalle wegen.'xAls de begrenzingslijnen niet wit zijn.'xAls de begrenzingslijnen door objecten bej
dekt zijn.'xBij dicht achter het voorliggende voertuig rijj den.'xBij sterk tegenlicht.'xAls de voorruit voor de binnenspiegel beslajgen, verontreinigd of door stickers, vignetten
enz. bedekt is.'xTijdens de kalibratieprocedure van de camera
direct na aflevering van de auto.
Rijstrookwisselmelding
Principe
De rijstrookwisselmelding herkent voertuigen in
de dode hoek of wanneer voertuigen op de naastgelegen rijstrook van achteren naderen. Indeze situaties wordt een waarschuwing in verj
schillende fases gegeven.
Algemeen
Twee radarsensoren in de achterbumper bewaj ken vanaf circa 20 km/h de ruimte achter en
naast de auto.
Afhankelijk van de uitvoering zijn de radarsensoj
ren vanaf circa 50 km/h actief.
Het systeem laat zien wanneer zich voertuigen in de dode hoek bevinden, pijl 1, of op de naastgej
legen rijstrook van achteren naderen, pijl 2.
Seite 165VeiligheidBEDIENING165
Online Edition for Part no. 01402662496 - II/18

Page 166 of 316

De lamp in de buitenspiegelbehuizing gaat gej
dimd branden.
Bij veranderen van rijbaan met ingeschakelde
richtingaanwijzer waarschuwt het systeem in de eerder genoemde situaties.
Het lampje in de buitenspiegelbehuizing knippert
en het stuurwiel trilt.
Veiligheidsvoorschriften
WAARSCHUWING
Het systeem ontlast u niet van persoonlijke verj
antwoordelijkheid om de zichtomstandigheden en de verkeerssituatie juist in te schatten. Erbestaat gevaar voor ongevallen. Rijstijl aan de
verkeerssituatie aanpassen. Verkeerssituatie
observeren en in de betreffende situaties actief
ingrijpen.
WAARSCHUWING
Weergaven en waarschuwingen ontslaan u niet van uw eigen verantwoording. Door systeemjbeperkingen kunnen waarschuwingen of reacj
ties van het systeem niet, te laat, onjuist of onj
gegrond worden afgegeven. Er bestaat gevaar
voor ongevallen. Rijstijl aan de verkeerssituatie
aanpassen. Verkeerssituatie observeren en in de betreffende situaties actief ingrijpen.
Overzicht
Toetsindeauto
Intelligent Safety-toets
RadarsensorenBMW X5 M:BMW X6 M:
De radarsensoren bevinden zich in de achterj bumper.
In-/uitschakelen
Automatischinschakelen De waarschuwing rijbaan wisselen wordt opjnieuw automatisch geactiveerd na het vertrek,
als de functie bij het laatste motorstop ingeschaj
keld was.
Handmatigin-/uitschakelen Toets kort indrukken:
'xHet menu naar de Intelligent Safety-
systemen wordt weergegeven. De
systemen worden afhankelijk van deSeite 166BEDIENINGVeiligheid166
Online Edition for Part no. 01402662496 - II/18

Page 167 of 316

individuele instelling afzonderlijk uitj
geschakeld.'xLED brandt oranje of dooft, afhankelijk van de
individuele instelling.
Er kunnen instellingen uitgevoerd worden. De inj dividuele instellingen worden opgeslagen voorhet momenteel gebruikte bestuurdersprofiel.
Toets opnieuw indrukken:
'xAlle Intelligent Safety-systemen worj
den ingeschakeld.'xDe LED brandt groen.
Toets lang indrukken:
'xAlle Intelligent Safety-systemen worj
den uitgeschakeld.'xDe LED dooft.
Weergave
Lampinbuitenspiegelbehuizing
Vooralarm
De gedimde lamp in de buitenspiegelbehuizing
geeft aan dat zich voertuigen in de dode hoek bevinden of van achteren naderen.
Acutewaarschuwing
Als de richtingaanwijzer wordt ingeschakeld terj wijl er zich een voertuig in het kritieke gebied bej
vindt, gaat het stuurwiel kort trillen en begint het lampje in de buitenspiegel fel te knipperen.
De waarschuwing wordt beëindigd, als de richjtingaanwijzer wordt uitgeschakeld of als het anj
dere voertuig het kritieke gebied heeft verlaten.
Kortopflitsen
Het kort opflitsen van het lampje bij het ontgrenj
delen van de auto dient voor de zelftest van het systeem.
Grenzenvanhetsysteem
Veiligheidsaanwijzing
WAARSCHUWING
Het systeem kan door beperkingen van het
systeem niet, te laat, onjuist of ongegrond reaj
geren. Er bestaat kans op een ongeval of
schade. De aanwijzingen over de grenzen van het systeem in acht nemen en eventueel actief
ingrijpen.
Beperktewerking
De werking kan in de volgende voorbeeldsituaj ties beperkt zijn:
'xAls de snelheid van het naderende voertuigaanzienlijk hoger is dan de eigen snelheid.'xBij dichte mist en hevige regen of sneeuwval.'xIn scherpe bochten of op smalle wegen.'xAls de bumper vuil, met ijs of een sticker of
iets dergelijks bedekt is.'xBij uitstekende lading.
Bij een bezette aanhangwagencontactdoos, bijj
voorbeeld bij het rijden met een aanhangwagen of fietsendrager, kan het systeem niet worden inj
geschakeld. Er wordt een Check-Control-melj
ding weergegeven.
Als de werking is beperkt, wordt een Check- Control-melding weergegeven.
Seite 167VeiligheidBEDIENING167
Online Edition for Part no. 01402662496 - II/18

Page 168 of 316

Handmatige
snelheidsbegrenzer
Principe Met het systeem kan de snelheid vanaf een
waarde van 30 km/h begrensd worden. Beneden de ingestelde snelheidslimiet kan zonder beperj
kingen worden gereden.
Overschrijdingvande
snelheidslimiet
In bijzondere situaties kunt u de snelheidslimiet bewust overschrijden door krachtig gas te geven.
Als de rijsnelheid de ingestelde snelheidslimietoverschrijdt, wordt een waarschuwing gegeven.
Geenremingreep
Als de ingestelde snelheidslimieten wordt bereikt
of onbewust wordt overschreden, bijvoorbeeld
bij bergaf rijden, wordt er niet actief afgeremd.
Als er tijdens de rit een snelheidslimiet wordt inj
gesteld die onder de rijsnelheid ligt, rolt de auto
zolang uit tot de rijsnelheid onder de ingestelde snelheidslimiet komt.
Overzicht
Toetsenopstuurwiel
ToetsFunctieSysteem in-/uitschakelen, zie paj
gina 168.Tuimelschakelaar:
Snelheidslimiet veranderen, zie paj
gina 168.
Bediening
Inschakelen Toets op het stuurwiel indrukken.
De actuele rijsnelheid wordt overgenomen alssnelheidslimiet.
Bij inschakelen tijdens stilstand wordt bij een lage snelheid 30 km/h als snelheidslimiet ingejsteld.
De statusindicatie wordt weergegeven en afhanj
kelijk van het instrumentenpaneel wordt een
markering op de snelheidsmeter op de betrefj
fende snelheid ingesteld.
Bij het inschakelen van de snelheidslimiet wordt
mogelijk de dynamische stabiliteitscontrole DSC
ingeschakeld.
Uitschakelen Toets op het stuurwiel indrukken.
Het systeem schakelt zich automatisch uit in bijj voorbeeld de volgende situaties:'xBij het inschakelen van de achteruitversnelj
ling.'xBij het afzetten van de motor.'xBij het inschakelen van de snelheidsregeling.
De weergaven verdwijnen.
Snelheidslimietwijzigen
Tuimelschakelaar zo vaak naar boven of benej den drukken tot de gewenste snelheidslimiet isingesteld.
'xDrukken van de tuimelschakelaar tot hetdrukpunt verhoogt of verlaagt de snelheidslij
miet telkens met 1 km/h.'xDrukken op de tuimelschakelaar door het
drukpunt heen verhoogt of verlaagt de sneljSeite 168BEDIENINGVeiligheid168
Online Edition for Part no. 01402662496 - II/18

Page 169 of 316

heidslimiet op het volgende tiental van dekm/h snelheidsmeter.
Als er tijdens de rit een snelheidslimiet wordt inj
gesteld die onder de rijsnelheid ligt, rolt de auto
uit tot de ingestelde snelheidslimiet.
Overschrijdingvande
snelheidslimiet
De snelheidslimiet kan bewust worden overj
schreden. In deze situatie wordt geen akoestij
sche waarschuwing weergegeven.
Druk het gaspedaal volledig in om de ingestelde
snelheidslimiet bewust te overschrijden.
De beperking wordt automatisch weer geactij
veerd, zodra de actuele snelheid onder de ingej stelde snelheidslimiet komt.
Waarschuwingbijoverschrijding
vandesnelheidslimiet
Optischewaarschuwing Bij het overschrijden van de ingestelde
snelheidslimiet knippert het controlej
lampje in het instrumentenpaneel, zolang
er harder wordt gereden dan de ingestelde snelj heidslimiet.
Akoestischewaarschuwing
'xBij onbedoeld overschrijden van de ingej
stelde snelheidslimiet is na circa 5 seconden
een signaal te horen.'xAls de snelheidslimiet tijdens de rit onder de rijsnelheid komt, is het signaal na circa 30 sej
conden te horen.'xAls de snelheidslimiet bewust wordt overj schreden door het gaspedaal volledig in te
drukken, is er geen signaal te horen.Weergaveninhet
instrumentenpaneel
Markeringvandesnelheidslimiet
Weergave op snelheidsmeter:'xMarkering brandt groen: sysj
teem is actief.'xMarkering brandt niet: sysj
teem is uitgeschakeld.
Controlelampje
'xControlelampje brandt: het systeem
is ingeschakeld.'xControlelampje knippert: de ingej
stelde snelheidslimiet wordt overj
schreden.
Statusweergave
Weergave van de ingestelde snelheidslij
miet.
Dynamischeremlichten
Principe
Achteropkomende verkeersdeelnemers worden
door het knipperen van de remlichten voor een
noodremsituatie gewaarschuwd. Daardoor kan het gevaar van een botsing worden gereduceerd.
Seite 169VeiligheidBEDIENING169
Online Edition for Part no. 01402662496 - II/18

Page 170 of 316

AlgemeenBMW X5 M:BMW X6 M:'xNormaal remmen: remlichten branden.'xHard remmen: remlichten knipperen.
Kort voor de stilstand wordt de waarschuwingsj
knipperlichtinstallatie geactiveerd.
Waarschuwingsknipperlichtinstallatie deactivej
ren:
'xAccelereren.'xToets waarschuwingsknipperlichtinstallatie
indrukken.
ActiveProtection
Algemeen
Het veiligheidspakket Active Protection bestaat
uit van elkaar onafhankelijke systemen:
'xWaakzaamheidshulp.'xPreCrash.'xPostCrash.Waakzaamheidshulp
Principe Het systeem kan toenemende onoplettendheidof vermoeidheid van de bestuurder bij lange eenj
tonige ritten, bijv. op snelwegen, herkennen. In deze situatie wordt aanbevolen om een pauze in
te lassen.
Veiligheidsaanwijzing
WAARSCHUWING
Het systeem ontlast u niet van de persoonlijke
verantwoordelijkheid om uw lichamelijke gej
steldheid juist in te schatten. Toenemende onj
oplettendheid of vermoeidheid worden mogej
lijk niet of niet op tijd herkend. Er bestaat
gevaar voor ongevallen. Erop letten dat de bej
stuurder uitgerust en oplettend is. Rijstijl aan de
verkeerssituatie aanpassen.
Functie
Het systeem wordt bij iedere motorstart ingej
schakeld en kan niet uitgeschakeld worden.
Na begin van het rijden wordt het systeem op de
bestuurder afgestemd, zodat een toenemende onoplettendheid of vermoeidheid herkend kanworden.
Deze procedure houdt rekening met de volj
gende criteria:
'xPersoonlijke rijstijl, bijv. stuurgedrag.'xRijomstandigheden, bijv. tijdstip, duur van de
rit.
Het systeem is vanaf ca. 70 km/h actief en kan een aanbeveling voor pauze weergeven.
Aanbevelingvoorpauze
Bij groter wordende onoplettendheid of verj
moeidheid van de bestuurder wordt een opmerj
king op het Control Display weergegeven, met
de aanbeveling om een pauze in te lassen.
Seite 170BEDIENINGVeiligheid170
Online Edition for Part no. 01402662496 - II/18

Page:   < prev 1-10 ... 121-130 131-140 141-150 151-160 161-170 171-180 181-190 191-200 201-210 ... 320 next >