BMW X6 2017 Instructieboekjes (in Dutch)

Page 141 of 316

InstellingenviaiDriveBij ingeschakeld warmtebeeld:1.Controller indrukken.2.Helderheid of contrast selecteren.'y Symbool selecteren.'y Symbool selecteren.3.Controller draaien tot de gewenste instelj
ling bereikt is.4.Controller indrukken.
Weergave
Waarschuwingbijingevaargebrachte
personenofdieren
Als er een botsing met een waargenomen anj
der persoon of dier dreigt, wordt in het instruj
mentenpaneel en in het Head-Up Display een
waarschuwingssymbool weergegeven.
Hoewel vorm en warmteuitstraling worden gej
evalueerd, kan loos alarm niet worden uitgej
sloten.
Waarschuwingsbereikvoordeauto
Het waarschuwingsbereik voor de persoonsjwaarschuwing bestaat uit twee delen:
'yCentraal gebied, pijl 1, direct v

Page 142 of 316

Vooralarm
Vooralarm voor personen wordt weergegeven
als een persoon in het centrale gedeelte direct voor de auto en links of rechts in het uitgej
breide gebied wordt herkend.
Vooralarm voor dieren wordt weergegeven als
een dier voor de auto herkend wordt.
De bestuurder moet bij een vooralarm zelf inj
grijpen door te remmen of uit te wijken.
Acutewaarschuwing
Acute waarschuwing wordt weergegeven als
een persoon of dier in de onmiddellijke omgej
ving voor de auto herkend wordt.
De bestuurder moet bij een acute waarschuj
wing direct zelf ingrijpen door te remmen of uit
te wijken.
DynamicLightSpot Ter aanvulling op de waarschuwing wordt er
met een lichtspot op herkende objecten gej
schenen.
Op dieren wordt slechts korte tijd geschenen.
Indien de Dynamic Light Spot op een object
schijnt, is het controlelampje voor grootlicht inj
geschakeld.
De Dynamic Light Spot schakelt automatisch uit, zodra het object zich in het gebied van hetdimlicht bevindt.
Als dimlicht, grootlicht of gedeeltelijk grootlicht
brandt en de lichtspot niet op een object
schijnt, is de Dynamic Light Spot-koplamp aanvullend als accentlicht ingeschakeld.
Overzicht
De koplampen bevinden zich in de voorste
bumper.
Koplampen schoon en vrij houden.
Voorwaarden
'yLichtschakelaar in stand: 'yDimlicht, grootlicht of gedeeltelijk grootjlicht brandt.'yGeen lichtbronnen of verlichte verkeersjdeelnemers in het waarschuwingsgebied.'yIntelligent Safety-systemen: persoonsj
waarschuwing is actief.
Inschakelen/uitschakelen
1."Instellingen"2."Intelligent Safety"3."Personenwaarschuwing"4.Gewenste instelling doen.
Tijdens de waarschuwing:
Lichtsignaal bedienen, om de Dynamic Light Spot voor de actuele waarschuwing uit te
schakelen.
Grenzenvanhetsysteem
Principiëlegrenzen
De werking kan bijv. in de volgende situaties
beperkt zijn:
'yBij steile hellingen of afdalingen en in
scherpe bochten.'yBij vuile of beschadigde camera.Seite 142BedieningVeiligheid142
Online Edition for Part no. 01402977606 - II/17

Page 143 of 316

'yBij dichte mist en hevige regen of sneeuwjval.'yBij zeer hoge buitentemperaturen.
Grenzenvandeherkenningvan
personenendieren
In sommige situaties kan het voorkomen dat personen als dieren herkend worden, of dieren
als personen.
Kleine dieren worden door de objectherkenj ning niet herkend, hoewel zij in het beeld goed
te zien zijn.
Beperkte herkenning, bijv. in de volgende gej
vallen:
'yNiet-zichtbare of deels zichtbare personen
of dieren, in het bijzonder niet-zichtbaar
hoofd/kop.'yPersonen in een niet staande houding, bijv.
liggend.'yFietsers op niet-gebruikelijke fietsen, bijv. ligfietsen.'yNa een mechanische inwerking op het sysjteem, bijv. na een ongeval.
Geenweergaveophetscherm
achterin
Op het scherm achterin kan het beeld van de
Night Vision niet worden afgebeeld.
Waarschuwingrijbaan
verlaten
Principe
Dit systeem waarschuwt vanaf een bepaald snelheidsbereik, als de auto op wegen met rijjbaanbegrenzingslijnen op het punt staat om de
rijstrook te verlaten. Deze snelheid ligt afhanj
kelijk van de landuitvoering tussen 55 km/h en
70 km/h .
Het stuur begint bij waarschuwingen licht te trillen. Het moment van deze waarschuwing
kan afhankelijk van de actuele rijsituatie vari

Page 144 of 316

Voorruit voor de binnenspiegel schoon en vrijhouden.
In-/uitschakelen
Automatischinschakelen
De Lane Departure Warning wordt opnieuw
automatisch geactiveerd na het vertrek, als de
functie bij het laatste motorstop ingeschakeld
was.
Handmatigin-/uitschakelen Toets kort indrukken:'yHet menu naar de Intelligent Saj
fety-systemen wordt weergegej
ven. De systemen worden afhanj
kelijk van de individuele instelling
afzonderlijk uitgeschakeld.'yLED brandt oranje of dooft, afhankelijk van
de individuele instelling.
Er kunnen instellingen uitgevoerd worden. De
individuele instellingen worden opgeslagen
voor het momenteel gebruikte bestuurderj sprofiel.
Toets opnieuw indrukken:
'yAlle Intelligent Safety-systemen
worden ingeschakeld.'yDe LED brandt groen.
Toets lang indrukken:
'yAlle Intelligent Safety-systemen
worden uitgeschakeld.'yDe LED dooft.
Weergaveinhetinstrumentenpaneel
'yLijnen: systeem is geactiveerd.'yPijlen: ten minste één rijbaanbej
grenzingslijn werd herkend en
waarschuwen is mogelijk.Weergaveophetinstrumentendisplay'ySymbool oranje: systeem is geactij
veerd.'ySymbool groen: ten minste één rijj
baanbegrenzingslijn werd herkend
en waarschuwen is mogelijk.
Weergevenvaneenwaarschuwing
Bij het verlaten van de rijstrook boven een herj
kende rijbaanbegrenzingslijn begint het stuurj
wiel te trillen.
Als voor het veranderen van rijbaan de richj
tingaanwijzer wordt ingeschakeld, wordt er
geen waarschuwing gegeven.
Onderbrekingvandewaarschuwing De waarschuwing wordt in de volgende situj
aties afgebroken:
'yAutomatisch na ca. 3 seconden.'yBij terugkeer naar de eigen rijbaan.'yBij krachtig remmen.'yBij richting aangeven.
Grenzenvanhetsysteem
Veiligheidsaanwijzing WAARSCHUWING
Het systeem kan in verband met de sysj
teemgrenzen onjuist of niet reageren. Er bej
staat kans op een ongeval of schade. De aanj
wijzingen over de grenzen van het systeem in
acht nemen en eventueel actief ingrijpen.'

Page 145 of 316

lijke begrenzingslijnen zoals bijvoorbeeldbij wegwerkzaamheden.'yAls begrenzingslijnen door sneeuw, ijs, vuilof water bedekt zijn.'yIn scherpe bochten of op smalle wegen.'yAls de begrenzingslijnen niet wit zijn.'yAls de begrenzingslijnen door objecten bej
dekt zijn.'yBij dicht achter het voorliggende voertuig
rijden.'yBij sterk tegenlicht.'yAls de voorruit voor de binnenspiegel bej slagen, verontreinigd of door stickers, vigjnetten enz. bedekt is.'yTijdens de kalibratieprocedure van de caj
mera direct na aflevering van de auto.
Rijstrookwisselmelding
Principe
Twee radarsensoren in de achterbumper bej
waken vanaf ca. 20 km/h de ruimte achter en
naast de auto.
Bij enkele uitrustingen zijn de radarsensor
vanaf ca. 50 km/h actief.
Het systeem laat zien wanneer zich voertuigen in de dode hoek bevinden, pijl 1, of op de
naastgelegen rijstrook van achteren naderen,
pijl 2.
De lamp in de buitenspiegelbehuizing gaat gej
dimd branden.
Bij veranderen van rijbaan met ingeschakelde
richtingaanwijzer waarschuwt het systeem in
de eerder genoemde situaties.
Het lampje in de buitenspiegelbehuizing knipj
pert en het stuurwiel trilt.
Veiligheidsaanwijzing WAARSCHUWING
Het systeem ontlast u niet van persoonj
lijke verantwoordelijkheid om de zichtomstanj
digheden en de verkeerssituatie juist in te
schatten. Er bestaat gevaar voor ongevallen.
Rijstijl aan de verkeerssituatie aanpassen. Verj
keerssituatie observeren en in de betreffende situaties actief ingrijpen.'

Page 146 of 316

In-/uitschakelen
Automatischinschakelen
De waarschuwing rijbaan wisselen wordt opj
nieuw automatisch geactiveerd na het vertrek, als de functie bij het laatste motorstop ingej
schakeld was.
Handmatigin-/uitschakelen Toets kort indrukken:'yHet menu naar de Intelligent Saj
fety-systemen wordt weergegej
ven. De systemen worden afhanj
kelijk van de individuele instelling
afzonderlijk uitgeschakeld.'yLED brandt oranje of dooft, afhankelijk van
de individuele instelling.
Er kunnen instellingen uitgevoerd worden. De
individuele instellingen worden opgeslagen
voor het momenteel gebruikte bestuurderj sprofiel.
Toets opnieuw indrukken:
'yAlle Intelligent Safety-systemen
worden ingeschakeld.'yDe LED brandt groen.
Toets lang indrukken:
'yAlle Intelligent Safety-systemen
worden uitgeschakeld.'yDe LED dooft.Weergave
Lampinbuitenspiegelbehuizing
Vooralarm
De gedimde lamp in de buitenspiegelbehuizing geeft aan dat zich voertuigen in de dode hoek
bevinden of van achteren naderen.
Acutewaarschuwing Als de richtingaanwijzer wordt ingeschakeld
terwijl er zich een voertuig in het kritieke gej
bied bevindt, gaat het stuurwiel kort trillen en
begint de lamp in de buitenspiegelbehuizing
fel te knipperen.
De waarschuwing wordt be

Page 147 of 316

BeperktewerkingDe werking kan in de volgende voorbeeldsituaj
ties beperkt zijn:'yAls de snelheid van het naderende voertuig
aanzienlijk hoger is dan de eigen snelheid.'yBij dichte mist en hevige regen of sneeuwj val.'yIn scherpe bochten of op smalle wegen.'yAls de achterbumper vervuild is of met ijs
is bedekt, of als er stickers op zijn aangej bracht.'yBij uitstekende lading.
Bij een bezette aanhangwagencontactdoos,bijv. bij het rijden met een aanhangwagen of
fietsendrager, kan het systeem niet worden inj
geschakeld. Er wordt een Check-Control-melj
ding weergegeven.
Als de werking is beperkt, wordt een Check-
Control-melding weergegeven.
Handmatige
snelheidsbegrenzer
Principe Met het systeem kan de snelheid vanaf een
waarde van 30 km/h begrensd worden. Benej
den de ingestelde snelheidslimiet kan zonder
beperkingen worden gereden.
Overschrijdingvandesnelheidslimiet
In bijzondere situaties kunt u de snelheidslij miet bewust overschrijden door krachtig gas tegeven.
Als de rijsnelheid de ingestelde snelheidslimiet
overschrijdt, wordt een waarschuwing gegej
ven.
Geenremingreep Als de ingestelde snelheidslimieten wordt bej
reikt of onbewust wordt overschreden, bijvoorj beeld bij bergaf rijden, wordt er niet actief afjgeremd.
Als er tijdens de rit een snelheidslimiet wordt
ingesteld die onder de rijsnelheid ligt, rolt de
auto zolang uit tot de rijsnelheid onder de ingej stelde snelheidslimiet komt.
Overzicht
ToetsenopstuurwielToetsFunctieSysteem in-/uitschakelen, zie paj
gina 147Tuimelschakelaar:
Snelheidslimiet wijzigen, zie paj
gina 148
Bediening
Inschakelen Toets op het stuurwiel indrukken.
De actuele rijsnelheid wordt overgenomen als snelheidslimiet.
Bij inschakelen tijdens stilstand wordt bij een lage snelheid 30 km/h als snelheidslimiet ingej steld.
Markering op de snelheidsmeter wordt op de betreffende snelheid ingesteld.
Bij het inschakelen van de snelheidslimiet
wordt eventueel de dynamische stabiliteitsj controle DSC ingeschakeld en eventueel omjgeschakeld naar de rijmodus COMFORT.
Uitschakelen Toets op het stuurwiel indrukken.
Het systeem schakelt zich automatisch uit in
bijvoorbeeld de volgende situaties:
'yBij het inschakelen van de achteruitverj
snelling.'yBij het afzetten van de motor.Seite 147VeiligheidBediening147
Online Edition for Part no. 01402977606 - II/17

Page 148 of 316

'yBij het inschakelen van de snelheidsregejling.'yBij het activeren van sommige programj
ma's met de rijbelevingsschakelaar.
De weergaven verdwijnen.
Snelheidslimietwijzigen
Tuimelschakelaar zo vaak naar boven of benej den drukken tot de gewenste snelheidslimiet is
ingesteld.
'yDrukken van de tuimelschakelaar tot het drukpunt verhoogt of verlaagt de sneljheidslimiet telkens met 1 km/h.'yDrukken op de tuimelschakelaar door het
drukpunt heen verhoogt of verlaagt de snelheidslimiet op het volgende tiental van
de km/h snelheidsmeter.
Als er tijdens de rit een snelheidslimiet wordt
ingesteld die onder de rijsnelheid ligt, rolt de
auto uit tot de ingestelde snelheidslimiet.
Overschrijdingvandesnelheidslimiet
De snelheidslimiet kan bewust worden overj
schreden. In deze situatie wordt geen akoestij sche waarschuwing weergegeven.
Druk het gaspedaal volledig in om de ingej
stelde snelheidslimiet bewust te overschrijden.
De beperking wordt automatisch weer geactij
veerd, zodra de actuele snelheid onder de inj gestelde snelheidslimiet komt.
Waarschuwingbijoverschrijdingvan
desnelheidslimiet
Optischewaarschuwing Bij het overschrijden van de ingestelde
snelheidslimiet knippert het controlej
lampje in het instrumentenpaneel, zoj
lang er harder wordt gereden dan de ingej stelde snelheidslimiet.
Akoestischewaarschuwing'yBij onbedoeld overschrijden van de ingejstelde snelheidslimiet is na circa 5 seconjden een signaal te horen.'yAls de snelheidslimiet tijdens de rit onderde rijsnelheid komt, is het signaal na circa30 seconden te horen.'yAls de snelheidslimiet bewust wordt overj
schreden door het gaspedaal volledig in te
drukken, is er geen signaal te horen.
Weergaveninhetinstrumentenpaneel
Markeringvandesnelheidslimiet
Weergave op snelheidsmeter:
'yMarkering brandt groen:
systeem is actief.'yMarkering brandt niet: sysj
teem is uitgeschakeld.
Controlelampje
'yControlelampje brandt: het sysj
teem is ingeschakeld.'yControlelampje knippert: de ingej
stelde snelheidslimiet wordt overj schreden.
Kortestatusweergave
Korte weergave van de ingestelde snelj
heidslimiet.
Seite 148BedieningVeiligheid148
Online Edition for Part no. 01402977606 - II/17

Page 149 of 316

Dynamischeremlichten
Principe Achteropkomende verkeersdeelnemers worjden door het knipperen van de remlichten voor een noodremsituatie gewaarschuwd. Daardoorkan het gevaar van een botsing worden gerejduceerd.
Algemeen'yNormaal remmen: remlichten branden.'yHard remmen: remlichten knipperen.
Kort voor de stilstand wordt de waarschuj
wingsknipperlichtinstallatie geactiveerd.
Waarschuwingsknipperlichtinstallatie deactij
veren:
'yAccelereren.'yToets waarschuwingsknipperlichtinstallaj tie indrukken.
ActiveProtection
Algemeen
Het veiligheidspakket Active Protection bej staat uit van elkaar onafhankelijke systemen:
'yWaakzaamheidshulp.'yPreCrash.'yPostCrash.Waakzaamheidshulp
Principe Het systeem kan toenemende onoplettendj
heid of vermoeidheid van de bestuurder bij lange eentonige ritten, bijv. op snelwegen, herjkennen. In deze situatie wordt aanbevolen omeen pauze in te lassen.
Veiligheidsaanwijzing WAARSCHUWING
Het systeem ontlast u niet van de perj
soonlijke verantwoordelijkheid om uw lichamej
lijke gesteldheid juist in te schatten. Toenej
mende onoplettendheid of vermoeidheid
worden mogelijk niet of niet op tijd herkend. Er
bestaat gevaar voor ongevallen. Erop letten dat
de bestuurder uitgerust en oplettend is. Rijstijl
aan de verkeerssituatie aanpassen.'

Page 150 of 316

Na een pauze kan op z'n vroegst na ca. 45 mijnuten weer een aanbeveling voor pauze worj
den weergegeven.
Grenzenvanhetsysteem
De werking kan bijv. in de volgende situaties
beperkt zijn en wordt er geen of een verkeerde waarschuwing gegeven:'yAls de tijd verkeerd is ingesteld.'yAls de gereden snelheid overwegend onj
der ca. 70 km/h ligt.'yBij sportieve rijstijl, bijv. bij sterke acceleraj
tie of snel rijden door bochten.'yIn actieve rijsituaties, bijv. vaak veranderen van rijbaan.'yBij slechte toestand van het wegdek.'yBij sterke zijwind.
Het systeem wordt ca. 45 minuten na het afjzetten van het voertuig teruggezet, bijv. bij een pauze op een langere snelwegrit.
PreCrash
Principe Met het systeem kunnen vanaf 30 km/h kritijsche rijsituaties herkend worden die tot een ongeval zouden kunnen leiden. In deze situj
aties worden automatisch preventieve veiligj
heidsmaatregelen getroffen, om de risico's bij
een ongeval zo gering mogelijk te houden.
Kritieke rijsituaties zijn bijv.:
'yNoodstops.'ySterk ondersturen.'ySterk oversturen.
Bij uitrusting met botsingswaarschuwing met
of zonder remfunctie kunnen, binnen de sysj
teemgrenzen, bovendien dreigende botsingen
met voorliggende of stilstaande voertuigen
herkend worden.
Veiligheidsaanwijzing
WAARSCHUWING
Het systeem ontslaat u niet van uw eigen
verantwoording. Vanwege systeembeperkinj
gen is het mogelijk dat kritieke situaties niet
betrouwbaar of tijdig herkend worden. Er bej staat gevaar voor ongevallen. Rijstijl aan de
verkeerssituatie aanpassen. Verkeerssituatie
observeren en in de betreffende situaties actief
ingrijpen.'

Page:   < prev 1-10 ... 101-110 111-120 121-130 131-140 141-150 151-160 161-170 171-180 181-190 ... 320 next >