BMW X6 M 2017 Instructieboekjes (in Dutch)

Page 101 of 300

OPMERKING
Het mengen van verschillende ruitenj
sproeiervloeistofconcentraten of antivries kan tot schade aan het sproeiersysteem leiden. Er
bestaat gevaar voor schade. Verschillende ruij
tensproeiervloeistofconcentraten of antivries
niet mengen. De aanwijzingen en mengverj
houdingen op de verpakkingen in acht nej
men.'

Page 102 of 300

Keuzehendelstandinschakelen
Bij omgegespte veiligheidsgordel voor de bej
stuurder het rempedaal indrukken en de keuj zehendel in de overeenkomstige richting trekjken of drukken.
Zodra de keuzehendel losgelaten wordt, gaat deze terug naar de middenstand. In stand R arj rêteert de keuzehendel.
De ingeschakelde keuzehendelstand wordt in
het instrumentenpaneel en op de keuzehendel
afgebeeld.
Na het schakelen in een keuzehendelstand kan de wagen na het loszetten van de rem wegrolj
len, bijvoorbeeld op een helling. Daarom mej
teen na het loszetten van de rem wegrijden.
Voor het manoeuvreren of tijdens stilstaand en
langzaam rijdend verkeer Low Speed Assistent
gebruiken.
LowSpeedAssistent
Principe
De Low Speed Assistent ondersteunt bij zeer lage snelheden. De auto rijdt met looptempo.
Kan ook gebruikt worden om in sneeuw vrij terijden. Daarvoor omschakelen tussen achterjuitversnelling en vooruitstand zonder daarbij
de rem in te drukken.
Activeren1.Een rijstand inschakelen.2.Gaspedaal kort aantippen.
De auto rolt met minimale snelheid.
Dit is mogelijk in de 1e en 2e versnelling en in de achteruitversnelling.
Uitschakelen
Auto afremmen tot stilstand.
Knipperendeindicatoropde
keuzehendel
In sommige situaties kan de feitelijke ingej voerde versnellingspositie van de keuzehenj
delstand afwijken. De indicator in de keuzej
hendel knippert.
In deze gevallen op de op de indicator op het
instrumentenpaneel letten.
DDrive-modusIn de Drive-modus worden alle vooruitversnelj
lingen automatisch gewisseld.
Kickdown: voor maximale acceleratie, bijvoorj
beeld bij inhaalmanoeuvres. Daarvoor het gasj pedaal verder dan het drukpunt indrukken.
Naar sequentiële modus omschakelen: via deschakelpaddels of de keuzehendel schakelen
of de keuzehendel richting D/S indrukken.
SSequentiëlemodus
Via de schakelpaddels of de keuzehendel op-
of terugschakelen zonder daarbij van het gas te gaan.'yMaximaal toerental: bij het bereiken vanhet maximale toerental wordt in de sej
quentiële modus niet automatisch naar een hogere versnelling geschakeld. Verder
wordt de kickdown gedeactiveerd.'yKort voordat er onder een versnellingsafj hankelijke minimale snelheid wordt gekojmen, wordt er zelfstandig teruggeschakeld.'yOp- of teruggeschakelen wordt alleen bijpassend toerental en passende snelheid
uitgevoerd.
Bij een te hoog toerental wordt bijvoorj
beeld niet teruggeschakeld.'yKickdown: door gelijktijdig bedienen van de kickdown en de linker schakelpaddel of
de keuzehendel wordt naar de laagst moj
gelijke versnelling teruggeschakeld.'yWegrijden is op een vlak wegdek ook in de
2e versnelling mogelijk, bijvoorbeeld bij
gladheid.
Naar Drive-modus omschakelen: keuzehendel
richting D/S indrukken.
Seite 102BedieningRijden102
Online Edition for Part no. 01402978535 - II/17

Page 103 of 300

RAchteruit
Alleen bij stilstaande auto inschakelen.
Voor vrij rijden ook tot 10 km/h mogelijk. Daarj
voor omschakelen tussen vooruit- en achterj uitversnelling zonder daarbij de rem in te drukjken.
NNeutraal,Stationair Bij keuzehendelstand N kan het voertuig rollen,
bijvoorbeeld in wasstraten, zie pagina 271.
PParkeren
De aangedreven wielen worden geblokkeerd.
P wordt automatisch ingeschakeld:'yNa het afzetten van de motor in standby-
modus van de radio, zie pagina 89, of conj
tact uit, zie pagina 89, als stand R of D inj
geschakeld is.'yBij contact uit, als stand N ingeschakeld is.'yAls tijdens stilstand bij geselecteerde stand D of R de gordel van de bestuurdersj
stoel wordt afgedaan, het bestuurdersporj
tier geopend wordt en de rem niet losgezet is.
Weergavenophet
instrumentenpaneel
Drive-modus
'yIngeschakelde versnelling
samen met een D, pijl 1.'yGeselecteerd rijprogramma,
Drivelogic, zie pagina 103,
pijl 2.
Sequentiëlemodus
'yIngeschakelde versnelling,
pijl 1.'yGeselecteerd rijprogramma,
Drivelogic, zie pagina 103,
pijl 2.'ySchakelpuntindicator, zie pagina 117Opmerking
Bij zeer lage buitentemperaturen kan de weerj
gave buiten werking zijn. Actuele rijrichting is
herkenbaar aan de ingeschakelde keuzehenj
delstand.
Wisselenvanversnelling
Algemeen
Schakelen naar sequentiële modus mogelijk.
Schakelen in de Drive-modus zorgt voor een wissel naar de sequentiële modus.
Viadekeuzehendel'yOpschakelen: keuzehendel naar achteren
trekken.'yTerugschakelen: keuzehendel naar voren drukken.
Viadeschakelpaddelsophet
stuurwiel
'yOpschakelen: rechter schakelpaddel naar voren drukken.'yTerugschakelen: linker schakelpaddel naarvoren drukken.
Drivelogic
Algemeen
Verschillende rijprogramma's zijn beschikbaar.
Na iedere wissel tussen sequentiële modus en
Drive-modus is telkens het laatst geselecj teerde programma actief.
Seite 103RijdenBediening103
Online Edition for Part no. 01402978535 - II/17

Page 104 of 300

Uitzondering: na iedere motorstart is rijprojgramma 1 in de Drive-modus actief.
IndeDrive-modus
Er kan gekozen worden uit drie rijprogramma's:'yD1: efficiënt rijden.'yD2: ontspannen rijden.'yD3: sportief rijden.
Indesequentiëlemodus
Er kan gekozen worden uit drie rijprogramma's:
'yS1: comfortabel schakelen.'yS2: sportief, snel schakelen.'yS3: maximale schakelsnelheid, Launch Control.
Rijprogrammaviatoetsin
middenconsoleselecteren
Toets zo vaak indrukken tot het gej
wenste rijprogramma op het instruj
mentenpaneel wordt weergegeven.
RijprogrammaviaMDriveselecteren Op het Control Display:
1."Mijn auto"2."M Drive 1" of "M Drive 2"3."Transmissie"4.Controller draaien tot de gewenste instelj
ling is bereikt en controller indrukken.'y"D1" tot "D3": Drive-modus.'y"S1" tot "S3": Sequentiële modus.5.Evt. verdere rijprogramma's instellen.
Instelling wordt bij actieve M Drive direct overgenomen.
Om gewenste M Drive met de geselecteerdeinstellingen te activeren, betreffende toets ophet stuurwiel indrukken:
'y'y
WAARSCHUWING
Afhankelijk van de instelling kan DSC bij
geactiveerde M Drive beperkt of niet beschikj baar zijn. Er bestaat kans op een ongeval ofschade. De instellingen voor DSC in de M
Drive in acht nemen en evt. zelf actief reagej
ren. De rijstijl aanpassen en zo nodig zelf reaj
geren.'

Page 105 of 300

KeuzehendelstandNinschakelen1.De rem indrukken en ingedrukt houden.2.Start/stop-knop indrukken. De starter moethoorbaar aanslaan.3.De keuzehendel in keuzehendelstand N
drukken en gedrukt houden, tot de keuzej
hendelstand N in het instrumentenpaneel wordt weergegeven.
Er wordt een Check-Control-melding
weergegeven.4.De keuzehendel loslaten.5.Rem loslaten zodra de startmotor stopt.6.De auto uit de gevarenzone manoeuvreren en vervolgens tegen wegrollen beveiligen.
Meer informatie, zie hoofdstuk Aan- en wegj
slepen.
LaunchControl
Principe Launch Control maakt bij het wegrijden op
wegdek met grip een optimale acceleratie moj
gelijk.
Algemeen
Het gebruik van Launch Control leidt tot vroegj
tijdige slijtage van onderdelen, omdat deze
functie een zeer hoge belasting voor de auto
vormt.
Launch Control niet tijdens het inrijden, zie paj
gina 218, gebruiken.
Voorwaarden
Launch Control is beschikbaar bij bedrijfsj
warme motor, dus na een ononderbroken rit
van minstens 10 km.
Bij het wegrijden met Launch Control niet stuj
ren.
LaunchControlactiveren1.Dynamische stabiliteitscontrole deactivej
ren, zie pagina 165, of M Dynamic Mode
activeren, zie pagina 164.2.Sequentiële modus met versnelling 1 en
rijprogramma 3 selecteren.3.Bij draaiende motor met linkervoet de rem krachtig intrappen.4.Gaspedaal zo ver intrappen tot in het inj
strumentenpaneel een vlagsymbool verj schijnt.
Gaspedaal in deze stand houden.
Het wegrijtoerental wordt geregeld.5.Binnen 3 seconden de rem loslaten. De
auto accelereert.
Er wordt automatisch naar een hogere verj
snelling geschakeld, zo lang het vlagsymj
bool weergegeven en het gaspedaal niet
losgelaten wordt.
Launch Control is pas na een bepaalde afkoej
ling van de versnellingsbak weer beschikbaar.
MMotordynamiekcontrole Principe
De M Motordynamiekcontrole beïnvloedt het
reageren van de auto op gaspedaalbeweginj gen.
Programma Instelmogelijkheden van het reactiegedrag:
'y"Sport Plus": spontaan, direct. Maximale
dynamiek.'y"Sport": sportief, dynamisch.'y"Efficient": efficiënt, comfortabel. Geminij
maliseerd verbruik.
Ideaal voor bijv. stadsverkeer of in de sneeuw.Seite 105RijdenBediening105
Online Edition for Part no. 01402978535 - II/17

Page 106 of 300

Programmaselecteren
OverMDrive
Op het Control Display:1."Mijn auto"2."M Drive 1" of "M Drive 2"3."Motor"4.Gewenst programma selecteren.
Instelling wordt bij actieve M Drive direct overgenomen.
Om gewenste M Drive met de geselecteerdeinstellingen te activeren, betreffende toets ophet stuurwiel indrukken:
'y'y
Mettoetsen
Toets zo vaak indrukken tot het gewenj
ste programma in het instrumentenpaj
neel wordt weergegeven.
Weergaveophetinstrumentenpaneel Motordynamiekcontrole met geselecjteerd programma bij geactiveerde
weergave van de systeemtoestanden
van de rijdynamiek, zie pagina 115.
Seite 106BedieningRijden106
Online Edition for Part no. 01402978535 - II/17

Page 107 of 300

WeergavenUitrustingvandeauto
In dit hoofdstuk worden alle standaard, landsj
pecifieke en speciale uitrustingen beschreven
die in de modelserie aangeboden worden. Er worden daarom ook uitrustingen beschrevendie in een auto, bijvoorbeeld vanwege delandspecifieke of gekozen speciale uitrusting
niet beschikbaar zijn. Dat geldt ook voor veiligj heidsrelevante functies en systemen. Bij gej
bruik van deze functies en systemen moeten
de geldende wetten en voorschriften worden
nageleefd.
Overzicht,instrumentenpaneel
1Brandstofmeter\_ 1122Snelheidsmeter3Meldingen, bijvoorbeeld Check-Control4Toerenteller\_1125Motorolietemperatuur\_ 1126Momenteel verbruik7Elektronische weergaven8Kilometers resetten\_112Check-Control
Principe Check-Control controleert functies in de autoen geeft een melding als in de bewaakte systej men een storing is opgetreden.Algemeen
Op het instrumentenpaneel en op het Head-
Up Display wordt een Check-Control-melding
weergegeven als een combinatie van controle- of waarschuwingslampjes en textuele meldinj
gen.Seite 107WeergavenBediening107
Online Edition for Part no. 01402978535 - II/17

Page 108 of 300

Tevens klinkt er eventueel een akoestisch sigjnaal en verschijnt er een tekstbericht op het
Control Display.
Controle-enwaarschuwingslampjes
Algemeen
Controle- en waarschuwingslampjes op het inj
strumentenpaneel kunnen in verschillende combinaties en kleuren gaan branden.
Van sommige lampen wordt bij het starten van de motor of inschakelen van het contact dewerking gecontroleerd, waarbij deze even kortbranden.
Rodelampjes
Gordelherinnering De veiligheidsgordel aan de bestuurj
derszijde is niet omgedaan. Bij somj mige landuitvoeringen: passagiersgorj
del niet omgegespt of voorwerpen herkend op
de passagiersstoel.
Controlelampje knippert of brandt: Veiligheidsj
gordel aan bestuurders- of passagierszijde is
niet omgedaan. De gordelherinnering kan ook
in werking treden als er voorwerpen op de pasj
sagiersstoel liggen.
Controleren of de veiligheidsgordel correct is
omgedaan.
Gordelwaarschuwingvoorachterbank Rood: De veiligheidsgordel van de bejtreffende zitplaats op de achterbank is
niet vastgemaakt.
Groen: De veiligheidsgordel van de betrefj fende zitplaats op de achterbank is vastgejmaakt.
Airbagsysteem Airbagsysteem en gordelspanner zijn
mogelijk defect.De auto zo snel mogelijk door een Service Partner van de fabrikant of een andere gekwajlificeerde Service Partner of specialist laten
controleren.
Parkeerrem Parkeerrem is vastgezet.
Parkeerrem vrijzetten, zie pagina 94.
Remsysteem Remsysteem vertoont een storing.
Voorzichtig doorrijden.
De auto zo snel mogelijk door een Serj
vice Partner van de fabrikant of een andere gej kwalificeerde Service Partner of specialist laj
ten controleren.
Botsingswaarschuwing Controlelampje brandt: Vooralarm, bijjvoorbeeld bij een dreigend botsingsgejvaar of bij zeer geringe afstand tot een
voorligger.
Afstand vergroten.
Controlelampje knippert: Acute waarschuwing bij direct botsingsgevaar, als de auto met relajtief hogere, andere snelheid een andere auto
nadert.
Ingrijpen door te remmen en eventueel uit te
wijken.
Persoonswaarschuwing Symbool op het instrumentenpaneel.
Dreigt er een botsing met een herkent
persoon, dan licht het symbool op en
klinkt er een signaal.Seite 108BedieningWeergaven108
Online Edition for Part no. 01402978535 - II/17

Page 109 of 300

Gelelampjes
AntiblokkeersysteemABS Rembekrachtiger mogelijk defect. Plotj
seling remmen vermijden. Houd rekej ning met een langere remweg.
Direct door een Service Partner van de fabrij kant of een andere gekwalificeerde ServicePartner of specialist laten controleren.
DynamischestabiliteitscontroleDSC Controlelampje knippert: DSC regelt de
aandrijf- en remkrachten. De auto
wordt gestabiliseerd. Snelheid verlagen
en rijstijl aan de wegomstandigheden aanpasj sen.
Controlelampje brandt: DSC is uitgevallen. Het systeem door een Service Partner van de
fabrikant of een andere gekwalificeerde Serj vice Partner of specialist laten controleren.
Dynamische stabiliteitscontrole DSC, zie paj
gina 163.
DynamischestabiliteitscontroleDSC
gedeactiveerd
Dynamische stabiliteitscontrole DSC is
gedeactiveerd.
Dynamische stabiliteitscontrole DSC,
zie pagina 163.
MDynamicModeMDM M Dynamic Mode MDM is ingeschajkeld.
M Dynamic Mode, zie pagina 164.
Controlelampje knippert eveneens:
MDM regelt de aandrijf- en remkrachj
ten. De auto wordt gestabiliseerd.Controlelampje brandt: MDM is uitgej
vallen. Het systeem door een Service Partner van de fabrikant of een andere
gekwalificeerde Service Partner of spej
cialist laten controleren.
M Dynamic Mode, zie pagina 164.
BandenpechwaarschuwingRPA De bandenpechwaarschuwing meldt
spanningsverlies in een band.
Snelheid verminderen en voorzichtig
stoppen. Heftige rem- en stuurbewegingen
vermijden.
Bandenpechwaarschuwing, zie pagina 139.
BandenspanningscontroleRDC Het controlelampje brandt.
e bandenspanningscontrole meldt een
lage bandenspanning of bandenpech.
De informatie in de Check-Control-melding in acht nemen.
Het controlelampje knippert en brandt vervolj gens continu.
Er kan geen bandenpech of geen verlies van bandenspanning herkend worden.'yStoring door installaties of apparaten met dezelfde zendfrequentie: na verlaten van
het storingsgebied wordt het systeem auj tomatisch weer actief.'yRDC kan de reset niet voltooien: voer de
reset van het systeem opnieuw uit.'yWiel zonder RDC-elektronica is gemonj
teerd: Evt. laten controleren door een Serj vice Partner van de fabrikant of een anderegekwalificeerde Service Partner of speciajlist.'yStoring: het systeem door een ServicePartner van de fabrikant of een andere gej
kwalificeerde Service Partner of specialist
laten controleren.
Bandenspanningscontrole, zie pagina 136.
Seite 109WeergavenBediening109
Online Edition for Part no. 01402978535 - II/17

Page 110 of 300

StuursysteemStuursysteem mogelijk defect.
Het stuursysteem door een Service
Partner van de fabrikant of een andere
gekwalificeerde Service Partner of specialist laten controleren.
Emissiewaarden Storing in werking van de motor.
De auto door een Service Partner van
de fabrikant of een andere gekwalifij
ceerde Service Partner of specialist laten conj troleren.
Aansluiting voor On-Board Diagnose, zie paj
gina 260.
LaneDepartureWarning Als het systeem is ingeschakeld, wordt
er bij het verlaten van een herkende rijj baan zonder eerst de richting aan te
geven onder bepaalde omstandigheden een
waarschuwing gegeven.
Waarschuwing rijbaan verlaten, zie paj
gina 151.
Mistachterlicht Mistachterlichten zijn ingeschakeld.
Mistachterlicht, zie pagina 130.
Groenelampjes Richtingaanwijzers Richtingaanwijzers ingeschakeld.Ongewoon snel knipperen van de conj
trolelampje duidt op een uitgevallen
richtingaanwijzerlampje.
Richtingaanwijzers, zie pagina 96.Stadslicht,rijlicht
Stadslicht of rijlicht is ingeschakeld.
Parkeer-/dimlicht, verlichtingsregeling,
zie pagina 126.
Mistlamp Mistlampen zijn ingeschakeld.
Mistlamp, zie pagina 130.
Grootlichtassistent Grootlichtassistent is ingeschakeld.
Het grootlicht wordt afhankelijk van de
verkeerssituatie automatisch in- en uitj
geschakeld.
Grootlichtassistent, zie pagina 129.
Snelheidsregeling Systeem is ingeschakeld. De snelheid
die met de bedieningselementen op
het stuurwiel is ingesteld wordt aangej
houden.
Handmatigesnelheidsbegrenzer Controlelampje brandt: Het systeem is
ingeschakeld.
Controlelampje knippert: De ingestelde
snelheidslimiet wordt overschreden. Er klinkt
eventueel een signaal.
Verminder de snelheid of deactiveer het sysj
teem.
AutomaticHold Automatic Hold is ingeschakeld. De
auto wordt bij stilstand automatisch op
zijn plaats gehouden.
Automatic Hold, zie pagina 94.Seite 110BedieningWeergaven110
Online Edition for Part no. 01402978535 - II/17

Page:   < prev 1-10 ... 61-70 71-80 81-90 91-100 101-110 111-120 121-130 131-140 141-150 ... 300 next >