BMW X6 M 2018 Instructieboekjes (in Dutch)

Page 131 of 305

Dimlicht blijft altijd ingeschakeld, zolang hetmistlicht ingeschakeld is.
Activeren Schakelaarstand:

Het controlelampje in het instrumentenpaneel
brandt bij ingeschakeld dimlicht.
Grenzenvanhetsysteem
Het inschatten van de verlichting valt, ondanks de automatische verlichtingsregeling, onder deverantwoording van de bestuurder.
De sensoren kunnen bijvoorbeeld mist of nej velig weer niet herkennen. In dergelijke situj
aties moet de verlichting handmatig worden inj
geschakeld om veiligheidsrisico's te
voorkomen.
Dagrijlicht Algemeen
Schakelaarstand:
,
Het dagrijlicht brandt bij ingeschakeld contact.
Inschakelen/uitschakelen
In sommige landen is dagrijlicht verplicht, daarom kan dit licht mogelijk niet uitgezet worj
den.
Via iDrive:
1."Mijn auto"2."Auto instellingen"3."Verlichting"4."Buitenverlichting"5.Gewenste instelling selecteren.
De instelling wordt voor het momenteel gej bruikte profiel opgeslagen.
Adaptieve
verlichtingsfuncties
Principe Adaptive verlichtingsfuncties zorgen voor een
dynamische verlichting van de weg.
Algemeen Afhankelijk van de uitvoering bestaan de adapjtieve verlichtingsfuncties uit één of meerdere
systemen:'yAdaptieve bochtverlichting, zie paj
gina 131.'yVariabele lichtverdeling, zie pagina 131.'yHoekverlichting, zie pagina 132.
Activeren
Schakelaarstand:

De adaptieve verlichtingsfuncties zijn actief als
de motor draait.
Adaptievebochtverlichting
Afhankelijk van de stuuruitslag en van andere
parameters volgt het koplamplicht het verloop van de weg.
Om het tegemoetkomend verkeer niet te verj blinden, draait de adaptieve bochtverlichting bij stilstand niet naar de tegemoetkomendebaan.
Als de koplampen worden veranderd, is de
adaptieve bochtverlichting eventueel slechts
beperkt beschikbaar.
Variabelelichtverdeling
Principe De variabele lichtverdeling maakt een nog bejtere verlichting van de weg mogelijk.
Algemeen
De lichtverdeling wordt automatisch aan de snelheid aangepast.
Seite 131VerlichtingBediening131
Online Edition for Part no. 01402985028 - X/17

Page 132 of 305

Stadslicht
Het verlichtingsbereik van het dimlicht wordt uitgebreid aan de zijkanten.
Snelwegverlichting
De reikwijdte van het dimlicht wordt vergroot.
Hoekverlichting
In scherpe bochten, bijvoorbeeld haarspeldj
bochten, of bij het afslaan wordt tot een bej
paald snelheidsbereik een hoekverlichting inj
geschakeld dat de binnenbocht beter verlicht.
De hoekverlichting wordt afhankelijk van de
stuuruitslag of richtingaanwijzers automatisch
ingeschakeld.
Bij het achteruitrijden wordt de hoekverlichting eventueel onafhankelijk van de stuuruitslag auj tomatisch ingeschakeld.
Adaptieve
koplampverstelling
De adaptieve koplampverstelling compenseert
het optrekken en afremmen, om het tegemoetj
komend verkeer niet te verblinden en te zorgen voor een optimale verlichting van de weg.
Grootlichtassistent
Principe De grootlichtassistent herkent vroegtijdig anj
dere verkeersdeelnemers en schakelt afhankej
lijk van de verkeerssituatie het grootlicht autoj
matisch in of uit.
Algemeen
De grootlichtassistent zorgt ervoor dat het
grootlicht wordt ingeschakeld als de verkeersj
situatie dit toelaat. Bij lage snelheden wordt
het grootlicht door het systeem niet ingeschaj
keld.Het systeem reageert op de verlichting van het
tegemoetkomende en voorliggende verkeer
alsook op voldoende verlichting in bijvoorbeeld
de bebouwde kom.
Het grootlicht kan altijd zoals gewend worden
in- en uitgeschakeld.
Bij een uitvoering met Selective Beam wordt
het grootlicht bij tegenliggers niet uitgeschaj keld, maar worden alleen de gedeeltes uitgej
schakeld die het tegemoetkomend verkeer kunnen verblinden. In dit geval blijft het blauwecontrolelampje gewoon branden.
Als de koplampen worden veranderd, is de
grootlichtassistent eventueel slechts beperkt
beschikbaar.
Inschakelen/uitschakelen
Schakelaarstand afhankelijk van de uitrusting:
,
Toets op de richtingaanwijzerschakelaar inj
drukken.
Bij ingeschakeld dimlicht brandt het
controlelampje in het instrumentenpaj
neel.
De verandering tussen dimlicht en grootlicht
wordt automatisch uitgevoerd.
Het blauwe controlelampje in het inj
strumentenpaneel brandt, als het
grootlicht door het systeem wordt inj
geschakeld.
Bij het handmatig in- en uitschakelen van het grootlicht, zie pagina 100, wordt de grootlichtj
assistent gedeactiveerd.
Seite 132BedieningVerlichting132
Online Edition for Part no. 01402985028 - X/17

Page 133 of 305

Om de grootlichtassistent opnieuw te activej
ren, de toets op de richtingaanwijzerschakelaar indrukken.
Grenzenvanhetsysteem
De grootlichtassistent kan de persoonlijke bej slissing over het gebruik van het grootlicht niet
vervangen. In situaties waarin dit nodig is
daarom handmatig het grootlicht uitschakelen.
In de volgende situaties werkt het systeem niet
of slechts beperkt en kan een persoonlijke
handeling nodig zijn:'yBij extreem ongunstige weersomstandigj heden zoals dichte mist of hevige neerslag.'yBij de waarneming van verkeersdeelnejmers met slechte eigen verlichting, zoalsvoetgangers, fietsers, ruiters, karren, bijtrein- of scheepsverkeer nabij de weg en
bij wildoversteekplaatsen.'yIn scherpe bochten, op steile hellingen, bij
kruisend verkeer of half verdekt tegemoetj
komend verkeer op de snelweg.'yIn slecht verlichte dorpen en bij sterk rej flecterende borden.'yAls de voorruit in het gebied voor de binj
nenspiegel beslagen, verontreinigd of door stickers, vignetten enz. bedekt is.
Mistlamp
Mistlamp
Principe De mistlamp zorgt samen met het dimlichtvoor een bredere verlichting van de weg.
Voorwaardenvooreencorrecte
werking
Voor het inschakelen van het mistachterlicht
moet het stads- of dimlicht ingeschakeld zijn.
In-/uitschakelen
Toets indrukken.
Het groene controlelampje brandt bij
ingeschakelde mistlampen.
Als de automatische verlichtingsregeling, zie pagina 130, is ingeschakeld, wordt het dimlicht
bij het inschakelen van de mistlampen automaj tisch ingeschakeld.
Geleidingsmistlamp Schakelaarstand:

De lichtverdeling van het dimlicht wordt tot een
snelheid van 110 km/h aangepast aan de misj
tomstandigheden.
Mistachterlicht
Voorwaardenvooreencorrecte
werking
Voor het inschakelen van het mistachterlicht
moeten het dimlicht of de mistlampen ingej
schakeld zijn.
In-/uitschakelen Toets indrukken.
Het gele controlelampje brandt als het
mistachterlicht is ingeschakeld.
Als de automatische verlichtingsregeling, zie
pagina 130, is ingeschakeld, wordt het dimlicht
bij het inschakelen van het mistachterlicht auj
tomatisch ingeschakeld.
Rechts-/linksrijdendverkeer
Algemeen
Bij rijden in landen waarin niet aan dezelfde
kant van de weg wordt gereden als in het land van toelating, dienen de volgende maatregelen
te worden genomen om verblinding door de
koplampen te voorkomen.
Seite 133VerlichtingBediening133
Online Edition for Part no. 01402985028 - X/17

Page 134 of 305

LED-koplampen
Koplampenomschakelen
Via iDrive:1."Mijn auto"2."Auto instellingen"3."Verlichting"4."Buitenverlichting"5."Rechts-/linksrijdend verkeer"6.Gewenste instelling selecteren.
Grenzenvanhetsysteem
De grootlichtassistent is eventueel alleen bej
perkt beschikbaar.
De adaptieve verlichtingsfuncties zijn mogelijk
alleen beperkt beschikbaar.
Instrumentenverlichting Voorwaardenvooreencorrecte
werking
Voor de instelling van de lichtsterkte moet het
stads- of dimlicht ingeschakeld zijn.
Instellen De lichtsterkte kan met de gejkartelde knop worden ingesteld.
Interieurverlichting
Algemeen
Afhankelijk van de uitvoering worden de interij eurverlichting, de beenruimteverlichting en de omgevingsverlichting automatisch aangej
stuurd.
De helderheid wordt bij enkele uitrustingsvarij
anten door de gekartelde knop voor de instruj
mentenverlichting be

Page 135 of 305

4."Interieurverlichting"5."Lichtdesign"6.Gewenste instelling selecteren.
Om de sfeerverlichting te deactiveren: "Uit".Helderheidinstellen
Via iDrive:
1."Mijn auto"2."Auto instellingen"3."Verlichting"4."Interieurverlichting"5."Helderheid"6.Helderheid instellen.Seite 135VerlichtingBediening135
Online Edition for Part no. 01402985028 - X/17

Page 136 of 305

VeiligheidUitrustingvandeauto
In dit hoofdstuk worden alle standaard, landsj
pecifieke en speciale uitrustingen beschreven
die in de modelserie aangeboden worden. Er worden daarom ook uitrustingen beschrevendie in een auto, bijvoorbeeld vanwege delandspecifieke of gekozen speciale uitrusting
niet beschikbaar zijn. Dat geldt ook voor veiligj heidsrelevante functies en systemen. Bij gej
bruik van deze functies en systemen moeten
de geldende wetten en voorschriften worden
nageleefd.
Airbags
1Frontairbag, bestuurder2Frontairbag, passagier3Hoofdairbag4Zij-airbagVoor-airbags
De voor-airbags beschermen de bestuurder en
de passagier bij een frontale aanrijding waarbij
de beschermende werking van de veiligheidsj
gordels alleen niet meer voldoende is.Zij-airbag
De zij-airbag vangt bij een zijdelingse botsing
het lichaam op in de zijdelingse borst- en bekj
kenzone.
Hoofdairbag
De hoofdairbag vangt bij een zijdelingse botj sing het hoofd op.Seite 136BedieningVeiligheid136
Online Edition for Part no. 01402985028 - X/17

Page 137 of 305

BeschermendewerkingDe airbags worden niet bij elke botsing ingejschakeld, bijv. niet bij minder ernstige aanrijj
dingen of aanrijdingen van achteren.
Aanwijzingenvooreenoptimale
beschermendewerkingvandeairbags
WAARSCHUWING
Bij een verkeerde zitpositie of als het acj
tiveringsgebied van de airbag wordt belemj merd, kan het airbagsysteem niet zoals bej
doeld beschermen en kan het activeren extra
letsel veroorzaken. Er bestaat kans op letsel of
levensgevaar. De aanwijzingen voor een optij
male beschermende werking van het airbagj
systeem in acht nemen.'

Page 138 of 305

CorrectewerkingBij het inschakelen van het contact
gaat het waarschuwingslampje op het
instrumentenpaneel kort branden; op
die wijze wordt weergegeven dat het volledige
airbagsysteem en de gordelspanners bedrijfsj
klaar zijn.
Storinginairbagsysteem'yWaarschuwingslampje gaat niet branden bij het inschakelen van de ontsteking.'yWaarschuwingslampje brandt permanent.
Sleutelschakelaarvoor
passagiersairbag
Algemeen
Front- en zij-airbag voor de passagier kunnen
met de ge

Page 139 of 305

Na het inschakelen van het contact gaat het
lampje kort branden, daarna geeft het aan of
de airbags geactiveerd of gedeactiveerd zijn.'yBij gedeactiveerde passaj
giersairbags brandt het conj
trolelampje voortdurend.'yBij geactiveerde passagiersj
airbags brandt het controlej
lampje niet.
Bandenspanningscontrole
RDC
Principe
Het systeem bewaakt de bandenspanning in de vier gemonteerde banden. Het systeem waarschuwt wanneer in een of meer bandende bandenspanning duidelijk lager is geworj
den.
Algemeen
Sensoren in de ventielen van de banden meten de spanning en afhankelijk van het model ook
de temperatuur van de banden.
Voor de bediening van het systeem ook de
verdere gegevens en aanwijzingen onder Banj denspanning, zie pagina 242, in acht nemen.
Voorwaardenvooreencorrecte
werking
Voor het systeem moet aan de volgende voorj
waarden zijn voldaan, anders kan er geen bej
trouwbare melding van een spanningsverlies
worden gegarandeerd:
'yNa het verwisselen van een band of wiel is
er bij correcte bandenspanning een reset
uitgevoerd.'yNa een aanpassing van de bandenspanj ning op een nieuwe waarde is er een reset
uitgevoerd.'yWielen met RDC-elektronica.Statusweergave
Actuelestatus
De status van het systeem kan op het Control
Display worden weergegeven, bijv. of het sysj teem actief is.
Via iDrive:1."Mijn auto"2."Autostatus"3. "Bandenspanningscontrole"
De actuele status wordt weergegeven.
Toestandvandeband
Algemeen
Op het Control Display wordt de status van de banden en het systeem weergegeven door de
kleur van de wielen en een tekst.
Allewielengroen Systeem is actief en gebruikt voor de waarjschuwing de laatste bandenspanning die is opj
geslagen bij de reset.
Eentotvierwielengeel
Er is sprake van een lekke band of een aanj
zienlijk spanningsverlies in de aangegeven
banden.
Wielengrijs
Spanningsverliezen kunnen evt. niet worden herkend.
Mogelijke oorzaken:
'yStoring.'yReset van het systeem werd uitgevoerd.
Extrainformatie
In de statusweergave worden bovendien de
actuele bandenspanning en modelspecifieke
bandentemperatuur weergegeven. De gej
toonde waarden zijn de huidige meetwaarden
Seite 139VeiligheidBediening139
Online Edition for Part no. 01402985028 - X/17

Page 140 of 305

en kunnen veranderen door het rijden of door
weersomstandigheden.
Resetuitvoeren Via iDrive:1."Mijn auto"2."Autostatus"3. "Bandenspanningscontrole"4.Motor starten en niet wegrijden.5.Bandenspanning resetten: "Resetuitvoeren".6.Wegrijden.
De wielen worden in het grijs weergegeven enhet volgende wordt getoond:
"Bandenspanningscontrole reset wordt
uitgevoerd

Page:   < prev 1-10 ... 91-100 101-110 111-120 121-130 131-140 141-150 151-160 161-170 171-180 ... 310 next >