BMW X6 M 2018 Instructieboekjes (in Dutch)

Page 151 of 305

Warmtebeeld
De warmteuitstraling van objecten in het gejzichtsveld van de camera wordt weergegeven.
Warme objecten worden licht weergeven en
koude objecten donker.
De herkenbaarheid hangt af van het temperaj tuurverschil met de achtergrond en van de eijgen straling van het object. Objecten met gej
ring temperatuurverschil ten aanzien van de
omgeving of met geringe warmteuitstraling zijn
beperkt herkenbaar.
Om veiligheidsredenen wordt het beeld vanaf
circa 5 km/h en geringe helderheid van de omj
geving alleen bij ingeschakeld dimlicht weerj
gegeven.
Met bepaalde intervallen wordt gedurende een fractie van een seconde een stilstaand beeld weergegeven.
Herkenningvanpersonenendieren
De objectherkenning en objectwaarschuwing
werken alleen in het donker.
Objecten met een menselijke vorm en volj
doende warmteuitstraling worden herkend.
Daarnaast herkent het systeem ook dieren
vanaf een bepaalde grootte, bijv. reeën.
Weergave op het Control Display bij ingeschaj keld warmtebeeld:'yDoor het systeem herkende personen: inheldergeel.'yDoor het systeem herkende dieren: in donj
kergeel.
Reikwijdte van de objectherkenning bij goede omgevingsomstandigheden:
'yPersoonsherkenning: tot ca. 100 m'yHerkenning van grotere dieren: tot ca. 150 m'yHerkenning van middelgrote dieren: tot ca.70 m
Invloeden van het milieu kunnen de beschikjbaarheid van de objectherkenning beperken.
Wanneer de voertuigsystemen herkennen dat
het voertuig zich in een bebouwde kom bej vindt, wordt de herkenning van dieren tijdelijk
uitgeschakeld.
Veiligheidsvoorschriften WAARSCHUWING
Het systeem ontlast u niet van persoonj
lijke verantwoordelijkheid om de zichtomstanj digheden en de verkeerssituatie juist in te
schatten. Er bestaat gevaar voor ongevallen.
Rijstijl aan de verkeerssituatie aanpassen. Verj
keerssituatie observeren en in de betreffende situaties actief ingrijpen.'

Page 152 of 305

Overzicht
Toetsenindeauto
Intelligent Safety-toets
Warmtebeeld in-/uitschakelen
Camera
Bij lage buitentemperaturen wordt de camera automatisch verwarmd.
Bij het reinigen van de koplampen wordt de caj meralens automatisch mee gereinigd.
In-/uitschakelen
Automatischinschakelen
Het systeem wordt bij vertrek in het donker auj
tomatisch geactiveerd.
Handmatigin-/uitschakelen Toets kort indrukken:'yHet menu naar de Intelligent Saj
fety-systemen wordt weergegej
ven. De systemen worden afhanj
kelijk van de individuele instelling
afzonderlijk uitgeschakeld.'yLED brandt oranje of dooft, afhankelijk van
de individuele instelling.
Er kunnen instellingen uitgevoerd worden. De
individuele instellingen worden opgeslagen
voor het momenteel gebruikte bestuurderj sprofiel.
Toets opnieuw indrukken:
'yAlle Intelligent Safety-systemen
worden ingeschakeld.'yDe LED brandt groen.
Toets lang indrukken:
'yAlle Intelligent Safety-systemen
worden uitgeschakeld.'yDe LED dooft.
Warmtebeeldaanvullendinschakelen
Aanvullend kan op het Control Display hetwarmtebeeld van de Night Vision-camera worjden weergegeven. Deze functie heeft geen inj
vloed op de objectherkenning.
Toets indrukken.
Het beeld van de camera wordt op het Control
Display weergegeven.
Seite 152BedieningVeiligheid152
Online Edition for Part no. 01402985028 - X/17

Page 153 of 305

InstellingenviaiDriveBij ingeschakeld warmtebeeld:1.Controller indrukken.2.Helderheid of contrast selecteren.'y Symbool selecteren.'y Symbool selecteren.3.Controller draaien tot de gewenste instelj
ling bereikt is.4.Controller indrukken.
Weergave
Waarschuwingbijingevaargebrachte
personenofdieren
Als er een botsing met een waargenomen anj
der persoon of dier dreigt, wordt in het instruj
mentenpaneel en in het Head-Up Display een
waarschuwingssymbool weergegeven.
Hoewel vorm en warmteuitstraling worden gej
evalueerd, kan loos alarm niet worden uitgej
sloten.
Waarschuwingsbereikvoordeauto
Het waarschuwingsbereik voor de persoonsjwaarschuwing bestaat uit twee delen:
'yCentraal gebied, pijl 1, direct v

Page 154 of 305

De bestuurder moet bij een vooralarm zelf injgrijpen door te remmen of uit te wijken.
Acutewaarschuwing
Acute waarschuwing wordt weergegeven als
een persoon of dier in de onmiddellijke omgej
ving voor de auto herkend wordt.
De bestuurder moet bij een acute waarschuj
wing direct zelf ingrijpen door te remmen of uit te wijken.
DynamicLightSpot Ter aanvulling op de waarschuwing wordt er
met een lichtspot op herkende objecten gej
schenen.
Op dieren wordt slechts korte tijd geschenen.
Indien de Dynamic Light Spot op een object
schijnt, is het controlelampje voor grootlicht inj
geschakeld.
De Dynamic Light Spot schakelt automatisch uit, zodra het object zich in het gebied van hetdimlicht bevindt.
Als dimlicht, grootlicht of gedeeltelijk grootlicht
brandt en de lichtspot niet op een object
schijnt, is de Dynamic Light Spot-koplamp aanvullend als accentlicht ingeschakeld.
Overzicht
De koplampen bevinden zich in de voorste
bumper.
Koplampen schoon en vrij houden.
Voorwaarden
'yLichtschakelaar in stand: 'yDimlicht, grootlicht of gedeeltelijk grootjlicht brandt.'yGeen lichtbronnen of verlichte verkeersjdeelnemers in het waarschuwingsgebied.'yIntelligent Safety-systemen: persoonsj
waarschuwing is actief.
Inschakelen/uitschakelen
Via iDrive:
1."Mijn auto"2."Auto instellingen"3."Intelligent Safety"4."Dynamic Light Spot"
Tijdens de waarschuwing:
Lichtsignaal bedienen, om de Dynamic Light Spot voor de actuele waarschuwing uit te
schakelen.
Grenzenvanhetsysteem
Principi

Page 155 of 305

'yBij vuile of beschadigde camera.'yBij dichte mist en hevige regen of sneeuwjval.'yBij zeer hoge buitentemperaturen.
Grenzenvandeherkenningvan
personenendieren
In sommige situaties kan het voorkomen dat personen als dieren herkend worden, of dieren
als personen.
Kleine dieren worden door de objectherkenj ning niet herkend, hoewel zij in het beeld goed
te zien zijn.
Beperkte herkenning, bijv. in de volgende gej
vallen:
'yNiet-zichtbare of deels zichtbare personen
of dieren, in het bijzonder niet-zichtbaar
hoofd/kop.'yPersonen in een niet staande houding, bijv.
liggend.'yFietsers op niet-gebruikelijke fietsen, bijv. ligfietsen.'yNa een mechanische inwerking op het sysjteem, bijv. na een ongeval.
Geenweergaveophetscherm
achterin
Op het scherm achterin kan het beeld van de
Night Vision niet worden afgebeeld.
LaneDepartureWarningPrincipe
De Lane Departure Warning waarschuwt als de auto op wegen met rijbaanbegrenzingslijnen
op het punt staat om de rijstrook te verlaten.
Algemeen
Het systeem waarschuwt afhankelijk van de
landuitvoering bij een snelheid tussen 55 km/h
en 70 km/h.
Wanneer het systeem wordt ingeschakeld onj
der deze snelheid, wordt een melding weergej
geven in het instrumentenpaneel.
Waarschuwingen worden via trillingen in het
stuur gegeven. Het moment van deze waarj
schuwing kan afhankelijk van de actuele rijsij
tuatie variëren.
Het systeem waarschuwt niet wanneer voor het verlaten van de rijstrook richting wordt aanj gegeven.
Veiligheidsvoorschriften WAARSCHUWING
Het systeem ontlast u niet van persoonj
lijke verantwoordelijkheid om het wegverloop
en de verkeerssituatie juist in te schatten. Er
bestaat gevaar voor ongevallen. Rijstijl aan de
verkeerssituatie aanpassen. Verkeerssituatie
observeren en in de betreffende situaties actief
ingrijpen. Bij waarschuwingen het stuurwiel
niet onnodig heftig bewegen.'

Page 156 of 305

Intelligent Safety-toets
Camera
De camera bevindt zich bij de binnenspiegel.
Voorruit voor de binnenspiegel schoon en vrij houden.
In-/uitschakelen
Automatischinschakelen
De Lane Departure Warning wordt opnieuw
automatisch geactiveerd na het vertrek, als de
functie bij het laatste motorstop ingeschakeld
was.
Handmatigin-/uitschakelen Toets kort indrukken:
'yHet menu naar de Intelligent Saj
fety-systemen wordt weergegej
ven. De systemen worden afhanj
kelijk van de individuele instelling
afzonderlijk uitgeschakeld.'yLED brandt oranje of dooft, afhankelijk van
de individuele instelling.
Er kunnen instellingen uitgevoerd worden. De
individuele instellingen worden opgeslagen
voor het momenteel gebruikte bestuurderj sprofiel.
Toets opnieuw indrukken:
'yAlle Intelligent Safety-systemen
worden ingeschakeld.'yDe LED brandt groen.
Toets lang indrukken:
'yAlle Intelligent Safety-systemen
worden uitgeschakeld.'yDe LED dooft.
Weergaveinhetinstrumentenpaneel
'yLijnen: systeem is geactiveerd.'yPijlen: ten minste één rijbaanbej
grenzingslijn werd herkend en
waarschuwen is mogelijk.
Weergevenvaneenwaarschuwing
Bijhetverlatenvanderijbaan
Bij het verlaten van de rijstrook en herkenning
van een rijbaanbegrenzingslijn begint het
stuurwiel te trillen.
Als voor het veranderen van rijbaan de richj
tingaanwijzer wordt ingeschakeld, wordt er
geen waarschuwing gegeven.
Onderbrekingvandewaarschuwing
De waarschuwing wordt in de volgende situj
aties afgebroken:
'yAutomatisch na circa 3 seconden.'yBij terugkeer naar de eigen rijbaan.'yBij krachtig remmen.'yBij richting aangeven.
Grenzenvanhetsysteem
Veiligheidsaanwijzing WAARSCHUWING
Het systeem kan door beperkingen van
het systeem niet, te laat, onjuist of ongegrond
reageren. Er bestaat kans op een ongeval of
schade. De aanwijzingen over de grenzen van
het systeem in acht nemen en eventueel actief
ingrijpen.'

Page 157 of 305

BeperktewerkingDe werking kan bijvoorbeeld in de volgende sij
tuaties beperkt zijn:'yBij dichte mist en hevige regen of sneeuwj val.'yBij ontbrekende, afgesleten, moeilijk zichtjbare, samen- of uiteenlopende of onduidej
lijke begrenzingslijnen zoals bijvoorbeeld bij wegwerkzaamheden.'yAls begrenzingslijnen door sneeuw, ijs, vuilof water bedekt zijn.'yIn scherpe bochten of op smalle wegen.'yAls de begrenzingslijnen niet wit zijn.'yAls de begrenzingslijnen door objecten bej
dekt zijn.'yBij dicht achter het voorliggende voertuig
rijden.'yBij sterk tegenlicht.'yAls de voorruit voor de binnenspiegel bej slagen, verontreinigd of door stickers, vigjnetten enz. bedekt is.'yTijdens de kalibratieprocedure van de caj
mera direct na aflevering van de auto.
Rijstrookwisselmelding
Principe De rijstrookwisselmelding herkent voertuigen
in de dode hoek of wanneer voertuigen op de
naastgelegen rijstrook van achteren naderen.
In deze situaties wordt een waarschuwing in
verschillende fases gegeven.
Algemeen
Twee radarsensoren in de achterbumper bej
waken vanaf circa 20 km/h de ruimte achter en naast de auto.
Bij enkele uitrustingen zijn de radarsensor
vanaf circa 50 km/h actief.
Het systeem laat zien wanneer zich voertuigen in de dode hoek bevinden, pijl 1, of op de
naastgelegen rijstrook van achteren naderen,
pijl 2.
De lamp in de buitenspiegelbehuizing gaat gej
dimd branden.
Bij veranderen van rijbaan met ingeschakelde
richtingaanwijzer waarschuwt het systeem in
de eerder genoemde situaties.
Het lampje in de buitenspiegelbehuizing knipj
pert en het stuurwiel trilt.
Veiligheidsvoorschriften WAARSCHUWING
Het systeem ontlast u niet van persoonj
lijke verantwoordelijkheid om de zichtomstanj digheden en de verkeerssituatie juist in teschatten. Er bestaat gevaar voor ongevallen.
Rijstijl aan de verkeerssituatie aanpassen. Verj
keerssituatie observeren en in de betreffende situaties actief ingrijpen.'

Page 158 of 305

vaar voor ongevallen. Rijstijl aan de verkeerssijtuatie aanpassen. Verkeerssituatie observerenen in de betreffende situaties actief ingrijpen.'

Page 159 of 305

Weergave
Lampinbuitenspiegelbehuizing
Vooralarm
De gedimde lamp in de buitenspiegelbehuizing geeft aan dat zich voertuigen in de dode hoek
bevinden of van achteren naderen.
Acutewaarschuwing Als de richtingaanwijzer wordt ingeschakeld
terwijl er zich een voertuig in het kritieke gej
bied bevindt, gaat het stuurwiel kort trillen en
begint de lamp in de buitenspiegelbehuizing
fel te knipperen.
De waarschuwing wordt beëindigd, als de richj tingaanwijzer wordt uitgeschakeld of als het
andere voertuig het kritieke gebied heeft verlaj
ten.
Kortopflitsen
Het kort opflitsen van het lampje bij het ontj
grendelen van de auto dient voor de zelftest
van het systeem.
Grenzenvanhetsysteem
Veiligheidsaanwijzing WAARSCHUWING
Het systeem kan door beperkingen van
het systeem niet, te laat, onjuist of ongegrond reageren. Er bestaat kans op een ongeval ofschade. De aanwijzingen over de grenzen van
het systeem in acht nemen en eventueel actief ingrijpen.'

Page 160 of 305

Als er tijdens de rit een snelheidslimiet wordt
ingesteld die onder de rijsnelheid ligt, rolt de
auto zolang uit tot de rijsnelheid onder de ingej stelde snelheidslimiet komt.
Overzicht
ToetsenopstuurwielToetsFunctieSysteem in-/uitschakelen, zie paj
gina 160.Tuimelschakelaar:
Snelheidslimiet veranderen, zie paj gina 160.
Bediening
Inschakelen Toets op het stuurwiel indrukken.
De actuele rijsnelheid wordt overgenomen als snelheidslimiet.
Bij inschakelen tijdens stilstand wordt bij een lage snelheid 30 km/h als snelheidslimiet ingej steld.
De statusindicatie wordt weergegeven en afj
hankelijk van het instrumentenpaneel wordt een markering op de snelheidsmeter op de bej
treffende snelheid ingesteld.
Bij het inschakelen van de snelheidslimiet
wordt mogelijk de dynamische stabiliteitsconj
trole DSC ingeschakeld.
Uitschakelen Toets op het stuurwiel indrukken.
Het systeem schakelt zich automatisch uit in bijvoorbeeld de volgende situaties:
'yBij het inschakelen van de achteruitverj
snelling.'yBij het afzetten van de motor.'yBij het inschakelen van de snelheidsregej ling.
De weergaven verdwijnen.
Snelheidslimietwijzigen
Tuimelschakelaar zo vaak naar boven of benej den drukken tot de gewenste snelheidslimiet is
ingesteld.
'yDrukken van de tuimelschakelaar tot het drukpunt verhoogt of verlaagt de sneljheidslimiet telkens met 1 km/h.'yDrukken op de tuimelschakelaar door het
drukpunt heen verhoogt of verlaagt de snelheidslimiet op het volgende tiental van
de km/h snelheidsmeter.
Als er tijdens de rit een snelheidslimiet wordt
ingesteld die onder de rijsnelheid ligt, rolt de
auto uit tot de ingestelde snelheidslimiet.
Overschrijdingvandesnelheidslimiet
De snelheidslimiet kan bewust worden overj
schreden. In deze situatie wordt geen akoestij sche waarschuwing weergegeven.
Druk het gaspedaal volledig in om de ingej
stelde snelheidslimiet bewust te overschrijden.
De beperking wordt automatisch weer geactij
veerd, zodra de actuele snelheid onder de inj gestelde snelheidslimiet komt.
Seite 160BedieningVeiligheid160
Online Edition for Part no. 01402985028 - X/17

Page:   < prev 1-10 ... 111-120 121-130 131-140 141-150 151-160 161-170 171-180 181-190 191-200 ... 310 next >