stop start CITROEN C-CROSSER 2012 Instructieboekjes (in Dutch)

Page 26 of 244

I
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
24

Verklikkerlampje



weergave



Oorzaak



Handelingen / Opmerkingen







Gordel
bestuurder niet
vastgemaakt
Continu De bestuurder heeft zijn
gordel niet vastgemaakt. Er verschijnt tegelijkertijd een melding op het
instrumentenpaneel.
Maak de bestuurdersgordel vast.





ABS
Continu Storing in het
Antiblokkeersysteem
(ABS). Er verschijnt tegelijkertijd een melding op het
display van het instrumentenpaneel. De normale
remwerking blijft behouden zonder bekrachtiging,
maar wij raden u aan om te stoppen. Laat het
systeem controleren door het CITROËN-netwerk
of een gekwalifi ceerde werkplaats.





Airbags en
gordelspanners
Continu

Gaat enkele seconden
branden en gaat vervolgens
uit wanneer het contact in de
stand "ON" wordt gezet. Moet uitgaan als de motor wordt gestart. Als
het blijft branden, raadpleeg dan het CITROËN-
netwerk of een gekwalifi ceerde werkplaats.
Gaat branden bij een
storing in airbag of
gordelspanner. Er verschijnt tegelijkertijd een melding op het
instrumentenpaneel. Laat het systeem meteen
controleren door het CITROËN-netwerk of een
gekwalifi ceerde werkplaats.





Dynamische
stabiliteitscontrolesysteem
(ASC)

Continu Gaat branden bij een
storing in het dynamische
stabiliteitscontrolesysteem. Er verschijnt tegelijkertijd een melding op het
instrumentenpaneel. Laat het systeem meteen
controleren door het CITROËN-netwerk of een
gekwalifi ceerde werkplaats.

Page 42 of 244

I
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
40
Stel de tijd in met de toetsen zoals hier-
onder aangegeven:


)
Houd bij het contact aan of in de
stand ACC (Accessoires) de toets
CLOCK
ingedrukt tot de weergege-
ven tijd knippert.

)
Druk op de juiste toets om de tijd in
te stellen:

Toets H:
uren instellen
De cijfers van de uren komen langs als
u op deze toets drukt.

Toets M:
minuten instellen
De cijfers van de minuten komen langs
als u op deze toets drukt.

To e t s

00:
nulstelling van de minuten.


- van 1 t/m 29 min.:
afgerond naar
het vorige uur,

- van 30 t/m 59 min.:
afgerond naar
het volgende uur.
Handmatige stand
Automatische stand

In deze stand gebeurt het afstellen au-
tomatisch met een signaal van RDS-ra-
diozenders.

)
Druk na het instellen van de tijd op
de toets DISP
; de klok stopt met
knipperen.
De digitale klok geeft niet de secon-
den weer.
Wanneer de minutenteller op nul ge-
steld is, start de klok op seconde nul
van de geselecteerde minuut.
De klok wordt ontregeld als de accu-
kabels worden losgenomen.


)
Draai de knop B
"TUNE" maar
links of naar rechts om "CT ON"

(automatische stand) of "CT OFF"

(handmatige stand) te selecteren.

)
Nadat u de stand heeft geselec-
teerd, kunt u het menu "Instellen
van de functies" afsluiten door de
knop B
gedurende ongeveer 2 se-
conden ingedrukt te houden.
Als er binnen 10 seconden niets ge-
beurt, wordt het menu "Instellen van
de functies" automatisch afgesloten.

Page 77 of 244

III
TOEGANG TOT DE AUTO
75
Auto starten


)
Steek de sleutel in het contactslot.

)
Start de motor door de sleutel in de
stand 4
te draaien ( START
).

)
Laat de sleutel los zodra de motor
draait. Het contactslot keert auto-
matisch terug naar stand 3
( ON
).



Auto stoppen



)
Breng de auto tot stilstand.

)
Draai de sleutel terug naar stand 1

( LOCK
).

)
Neem de sleutel uit het contactslot.


Batterij vervangen
Batterij ref.: CR1616 / 3 V.


)
Open het batterijcompartiment met
behulp van een muntstuk.

)
Verwijder de lege batterij.

)
Schuif de nieuwe batterij in de juiste
richting op zijn plaats.

)
Sluit het batterijcompartiment.


Waarschuwingssignaal sleutel

Als het bestuurdersportier wordt ge-
opend terwijl de sleutel nog in het
contact steekt, klinkt er een geluids-
signaal.

Page 116 of 244

VII
RIJDEN
11 4

Stilstaan/wegrijden op een
helling

Gebruik om de auto op een helling te
laten staan niet het gaspedaal, maar
de handrem.

Geef bij het wegrijden geleidelijk gas
terwijl u de handrem loszet.


Inschakelen van de handmatige stand

Na het starten van de auto kunt u de
handmatige stand inschakelen door de
stand +/-
te selecteren.
Op het display van het instrumenten-
paneel verdwijnt de aanduiding " D
" en
verschijnen achtereenvolgens de inge-
schakelde versnellingen.
Het schakelen naar een andere versnelling
is alleen mogelijk als de snelheid van de
auto en het motortoerental dit toestaan.
Neem uw voet even van het gaspedaal
om te kunnen schakelen.

Inschakelen van de automatische stand


Automatische stand
Na het gebruik van de handmatige stand
kunt u terugkeren naar de automatische
stand door de stand D
te selecteren.
Op het display van het instrumentenpa-
neel verschijnt de aanduiding "D"
.
De transmissie functioneert nu in de
auto-actieve stand, zonder tussen-
komst van de bestuurder.
De versnellingsbak kiest voortdurend
de meest geschikte versnelling aan de
hand van de volgende parameters:


- rijstijl,

- het profi el van de weg,

- de belading van de auto.
Voor een maximaal comfort en een op-
timale versnelling is het raadzaam om
het bruusk intrappen en loslaten van
het gaspedaal te vermijden.

"Auto-sequentiële" stand
In de automatische stand kunt u op ie-
der moment zelf schakelen met behulp
van de stuurkolomschakelaars.
Met behulp van deze schakelaars kunt u eer-
der handmatig terugschakelen als dit noodza-
kelijk is dan in de automatische stand (naderen
van een rotonde, verlaten van een parkeerter-
rein met een steile helling, inhalen...).
De transmissie wordt dan in de desbe-
treffende versnelling geschakeld, als
het motortoerental dit toestaan.
Parkeren van de auto
Voordat u de motor afzet kunt u:


- de transmissie in de stand N
(neu-
traalstand) zetten, of

- de transmissie in een versnelling
zetten, bijvoorbeeld de eerste of de
achteruitversnelling.
Trek in beide gevallen altijd de handrem
aan om de auto volledig stil te zetten.
Storing

Als bij aangezet contact de melding
"Snelheid minderen"
of de melding
"Onderhoud nodig"
op het multifunc-
tionele display verschijnt, duidt dit op
een storing van de versnellingsbak.
Voer bij het verschijnen van een mel-
ding de volgende handelingen uit:


- verminder snelheid en breng uw
auto op een veilige plek tot stil-
stand,

- zet de hendel in de stand N
en laat
de motor draaien,

- open de motorkap om de motor af
te laten koelen.
Als de melding gedurende enige tijd
niet meer is verschenen, kunt u weer
verder rijden.
Als de melding niet verdwijnt of regel-
matig verschijnt, raadpleeg dan zo snel
mogelijk het CITROËN-netwerk of een
gekwalifi ceerde werkplaats.
Houd bij het starten van de
motor altijd stevig het rem-
pedaal ingetrapt.

Start de motor. Op het display van het
instrumentenpaneel verschijnt de aan-
duiding "N"
.
Selecteer de eerste versnelling (stand
D
of +/-
) of de achteruitversnelling
(stand R
).
Zet de handrem los, laat het rempedaal
los en geef voorzichtig gas.


Op het display van het instrumentenpa-
neel verschijnen de aanduidingen " D
"
of "1"
of "R"
. De aanduiding met de ingeschakelde
versnelling verschijnt.
Druk om terug te gaan naar de auto-
matische stand gedurende ongeveer
2 seconden op de achterzijde van de
schakelaar "+/OFF"
.


Als de auto stapvoets rijdt, bijvoorbeeld bij het
naderen van een stopbord of een rood ver-
keerslicht, schakelt de versnellingsbak automa-
tisch terug naar de eerste versnelling.

Page 118 of 244

VII
RIJDEN
116

Houd bij het starten van de
motor altijd stevig het rem-
pedaal ingetrapt.


Starten van de auto

Selecteer de stand P
of N
.
Start de motor.

"P"
of "N"
verschijnt op het instrumen-
tenpaneel.
Selecteer de eerste versnelling ( D
of +/-
)
of de achteruitversnelling ( R
).
Zet de handrem los, laat het rempedaal
los en geef voorzichtig gas.


Op het display van het
instrumentenpaneel verschijnen de
aanduidingen " D
" of "1"
of "R"
.


Handbediende stand

Beweeg de selectiehendel omlaag
en vervolgens naar links om de stand
+/-
te selecteren.
Beweeg de selectiehendel kort naar vo-
ren ( +
) om op te schakelen.
Beweeg de selectiehendel kort naar
achteren ( -
) om terug te schakelen.
Met de selectiehendel
Met de stuurkolomschakelaars
Druk op de achterzijde van de stuurko-
lomschakelaar "+"
om op te schakelen.
Druk op de achterzijde van de stuurko-
lomschakelaar "
-
"
om terug te scha-
kelen.
Op- en terugschakelen kan alleen als
het motortoerental dit toelaat.
Laat het gaspedaal een beetje los om
de versnelling in te schakelen.
Als de auto bijna tot stilstand is geko-
men, vlak voor een stop of een ver-
keerslicht bijvoorbeeld, schakelt de
versnellingsbak automatisch terug tot
de eerste versnelling.

Page 171 of 244

XI
169
AUDIO en DATACOMMUNICAT IE
RADIO

Radiofunctie selecteren

Druk op de toets "PWR" of
op de toets "AM/FM" om de
radio in te schakelen.
Wanneer de accukabels worden los-
genomen, worden de voorkeuzezen-
ders gewist uit het geheugen.


Een band selecteren

Druk herhaaldelijk op de
toets "AM/FM" om de ge-
wenste band te selecteren:
FM1/FM2/FM3/MW/LW/
FM1...

Automatisch zenders zoeken

Druk op de toets "SEEK 
"
of "SEEK 
" om te zoeken
naar lagere of hogere fre-
quenties.
Handmatig zenders zoeken
Draai de knop "TUNE" naar
links om lagere frequenties
te zoeken of naar rechts om
hogere frequenties te zoe-
ken.
Handmatig opslaan van
voorkeuzezenders
Druk op één van de zes toetsen die ge-
nummerd zijn van 1 tot en met 6, totdat
een geluidssignaal klinkt.
Tijdens het opslaan wordt de geluids-
weergave van de radio kort onderbro-
ken.
Het nummer van de toets en de opge-
slagen frequentie verschijnen op het
display.

Automatisch opslaan vanvoorkeuzezenders

Druk minimaal twee secon-
den op de toets "AM/FM".
Voorkeuzezenders selecteren

Druk op één van de zes toetsen "1" t/m
"6". Op het display verschijnt de zender
die op de huidige band onder die toets
is opgeslagen. Het zoeken begint automatisch, en
stopt wanneer de eerstvolgende zen-
der gevonden wordt. De zes sterkste zenders worden opge-
slagen onder de zes genummerde toet-
sen, in oplopende sterkte. U kunt op elke band zes voorkeuzezen-
ders opslaan.
Als u een nieuwe voorkeuzezender op-
slaat, vervangt deze de vorige zender
onder die toets. Het automatisch opslaan van voorkeu-
zezenders kan uitsluitend op de FM3,
MW en LW band.
Als u een nieuwe voorkeuzezender op-
slaat, vervangt deze de vorige zender
onder die toets.
Automatisch opslaan kan worden ge-
start vanuit elke geselecteerde band.
Druk kort (minder dan 2 seconden)
op een van de zes toetsen om een
eerder ingestelde voorkeuzezender
te selecteren.

Page 187 of 244

XI
AUDIO en DATACOMMUNICAT IE
H - Navigatiegegevens invoeren en
een voorgeprogrammeerde route
simuleren:
H1 - alternatieve route kiezen om een
regio of probleem te vermijden,
H2 - bestemming kiezen door middel
van geavanceerd zoeken naar
een POI langs de autosnelweg of
in de nabijheid van een afrit,
H3 - simulatie route starten/stoppen,
H4 - eerder opgeslagen kaart tonen.

Navigatie-instellingen (2/2)
H
H1H2
H3H4

Page 201 of 244

XI
199
AUDIO en DATACOMMUNICAT IE

CD opnemen in de Music Server (3/3)

Toets Functie Werking

Automatische opname eerste track
U kunt voorprogrammeren dat de eerste track automatisch wordt opgeno-
men zodra een CD wordt geplaatst.
Druk tijdens het afspelen van een CD op [^] om het submenu te activeren.
Druk eerst op [REC. Setting], daarna op [REC.] en bevestig met [Back].
Werp de huidige CD uit en plaats een nieuwe CD, de eerste track wordt
automatisch opgenomen.
Als u de eerste track van de huidige CD wilt opnemen, druk dan op [^] om
het submenu te activeren, en vervolgens op [REC. Start].
Wanneer u tijdens de opname een andere track selecteert, wordt de op-
name afgebroken en wordt de geselecteerde track afgespeeld.

Automatische of handmatige opnamestop
Druk tijdens de opname van een CD of track op [^] om het submenu te
activeren.
Druk vervolgens op [REC. Stop] om de opname te stoppen.

Page 221 of 244

XI
219
AUDIO en DATACOMMUNICAT IE

Combineren met uw
Bluetooth® telefoon
Het systeem kan worden gecombineerd
met maximaal zeven mobiele telefoons
met Bluetooth®.
De telefoon met de hoogste prioriteit
wordt automatisch met het systeem ge-
combineerd.
Combineren kan alleen wanneer de
auto stilstaat met aangetrokken hand-
rem.
1 - Druk op de toets PARLER.
7 - Spreek een code van vier cijfers
in die wordt opgeslagen om de
telefoon te combineren. 11 - Zodra een mobiele telefoon
met Bluetooth® gedetecteerd
wordt, meldt het systeem
"Please say the name of the
phone after the beep". Als het systeem geen verbinding tot
stand kan brengen met een draadloze
Bluetooth® telefoon, klinkt een ge-
luidssignaal en stopt het combineren.
Als u een prioriteit selecteert die al
aan een andere telefoon is toege-
kend, vraagt het systeem of u de pri-
oriteit wilt vervangen. Onthoud de code om uw telefoon te
koppelen, u moet deze in één van
de volgende stappen invoeren in uw
toestel.
9 - Het systeem meldt: "Start pairing
procedure on phone. See phone's
manual for instructions".
2 - Zeg "Setup".
3 - Zeg "Pairing options".
5 - Zeg "Pair a phone". 8 - Het systeem herhaalt de inge-
sproken code. Bevestig door
"Yes" te zeggen of zeg "no" om
terug te keren naar stap 7.
10 - Raadpleeg de gebruiks-
handleiding van uw mo-
biele telefoon voor de
code waarmee u de tele-
foon kunt combineren in
stap 7. 12 - Spreek na het geluidssignaal
de door u gewenste naam
van de telefoon in.
13 - Het systeem meldt "Assign a prio-
rity for this phone between 1 and
7 when 1 is the phone used most
often".
14 - Noem een cijfer tussen 1 en
7 om de prioriteit van de te-
lefoon vast te leggen.
15 - Het systeem herhaalt de naam en
de prioriteit van de telefoon.
4 - Het systeem meldt: "Do you want
to pair a phone, dete a phone or list
paired phones?".
6 - Het systeem meldt: "Please say a
4-digit pairing code". Het systeem wordt geblokkeerd bij
het invoeren van een foutieve code.
Om de code te wissen:


- zorg ervoor dat de spraakherken-
ning van de telefoon niet is inge-
schakeld,

- druk 3 keer achter elkaar, met aan-
gezet contact en audiosysteem
ingeschakeld, 2 seconden op de
knop RACCROCHER (Ophangen). 16 - Zeg "Yes" om te bevestigen
of "No" om terug te keren
naar stap 13.
17 - Het systeem meldt "Pairing com-
plete" en geeft een geluidssignaal.
De spraakherkenning wordt uitge-
schakeld.