CITROEN C-ELYSÉE 2016 Instructieboekjes (in Dutch)
Page 141 of 330
139
Mistlampen vóór vervangen
F Via de opening onder de voorbumper kunt u de mistlampen vóór bereiken.
D
raai, indien nodig, de afdekkap helemaal
los en verwijder deze vervolgens.
F
D
raai de lamphouder een kwartslag
linksom en ver wijder deze.
F
n
e
em de stekker van de lamp los.
F
V
er wijder de lamp en vervang deze.
Voer het monteren uit in de omgekeerde
volgorde. Voor vragen over het vervangen
van deze lampen kunt u terecht
bij het
c
It
ro
Ën-
netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Zijknipperlichten vervangen
F steek ter hoogte van het midden van het zijknipperlicht een schroevendraaier tussen
het zijknipperlicht en de carrosserie.
F
W
ip het zijknipperlicht met de
schroevendraaier los.
F
n
e
em de stekker van het zijknipperlicht los.
F
V
ervang de zijknipperlichtunit.
Voer het monteren uit in de omgekeerde
volgorde.
ee
n nieuwe zijknipperlichtunit is
verkrijgbaar bij het
c
It
ro
Ën-
netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats.
9
Praktische informatie
Page 142 of 330
140
Lampen vervangen
Deze lampen kunnen van binnenuit de bagageruimte worden vervangen:
F
o
pen de achterklep,
F
v
er wijder het rooster in de bekleding aan
de desbetreffende zijkant,
F
d
raai de moer los en ver wijder deze,
F
n
eem de stekker van de lamp los,
F
m
aak de lampunit los door de lip naar
beneden te duwen en ver wijder deze
voorzichtig door de unit in een rechte
beweging naar u toe te trekken, F
v
er wijder de vier bouten in en trek de fitting
los,
F
d
raai de defecte lamp een kwart slag en
vervang deze.
Voer het monteren uit in de omgekeerde
volgorde.
Druk de lichtunit goed in de steungoot in de
lengteas van de auto.
Draai de moer zodanig vast dat een goede
afdichting is gewaarborgd en de lichtunit niet
beschadigd raakt.
1.
R
ichtingaanwijzers (PY21W
amberkleurig).
2. A
chteruitrijlicht (R10W).
3.
Mi
stachterlicht (P21W).
4.
P
arkeerlicht (P21/5W).
5.
R
emlicht / parkeerlicht (P21/5W).
Achterlichten
Praktische informatie
Page 143 of 330
141
Lamp derde remlicht vervangen
(5 lampen W5W) Vervangen van de
kentekenplaatverlichting (W5W)
F steek een kleine schroevendraaier in
een van de buitenste openingen van het
lampglas.
F
D
uw de schroevendraaier naar buiten om
het lampglas los te maken en ver wijder het
lampglas.
F
V
erwijder de defecte lamp en vervang hem.
Voer het monteren uit in de omgekeerde
volgorde.
Zorg ervoor dat het deksel goed op de
steun is geplaatst alvorens het deksel
vast te klikken.om d
eze lampen te vervangen is het
noodzakelijk het deksel op de hoedenplank te
ver wijderen vanaf de achterbank van de auto:
F
t
rek het deksel naar u toe en vervolgens
omhoog om het te ver wijderen, F
n
eem de stekker van de lichtunit los,
F
m
aak de lamphouder los door de twee
nokken op te tillen en ver wijder de
lamphouder,
F
v
ervang de defecte lamp.
Voer het monteren uit in de omgekeerde
volgorde.
9
Praktische informatie
Page 144 of 330
142
Zekering vervangen
De tang voor het verwijderen van zekeringen
is bevestigd aan de binnenzijde van het deksel
van de zekeringkast in het dashboard.
F
t
rek het deksel eerst rechtsboven en dan
linksboven los,
F
v
erwijder het deksel en keer het om,
Toegang tot het gereedschap
F neem de tang eruit.
Praktische informatie
Page 145 of 330
143
Vervangen van een zekering
GoedDefectc I troËn i s niet aansprakelijk voor
kosten die voortvloeien uit storingen
veroorzaakt door het monteren
van extra accessoires die niet door
cIt
ro
Ën
aanbevolen en geleverd
worden, en niet volgens haar
voorschriften zijn gemonteerd. Dit geldt
met name als het totale stroomverbruik
van alle extra accessoires meer dan
10
milliampère bedraagt.
Montage van elektrische
accessoires
bij het ontwerp van het elektrische
circuit van uw auto is reeds rekening
gehouden met de montage van zowel de
standaarduitrusting als eventuele opties.
ra
adpleeg het c
It
ro
Ën-
netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats voordat
u andere elektrische voorzieningen of
accessoires in de auto monteert of laat
monteren.
Voordat u een zekering vervangt, dient u:
F
d
e oorzaak van de storing te achterhalen
om deze te verhelpen,
F
a
lle stroomverbruikers uit te schakelen,
F
d
e auto stil te zetten met het contact uit,
F
d
e defecte zekering te achterhalen
met behulp van de zekeringtabel en de
schema's op de volgende bladzijden.
Voor ingrepen aan een zekering geldt:
F
g
ebruik een speciale tang om de zekering
uit de zekeringkast te ver wijderen en
controleer of het smeltdraadje van de
zekering intact is,
F
v
ervang een defecte zekering altijd door
een zekering met dezelfde stroomsterkte
(zelfde kleur); een afwijkende
stroomsterkte kan storingen veroorzaken
(brand).
Tang
Het vervangen van een zekering door
een andere dan in de volgende tabellen
genoemd, kan tot ernstige storingen
leiden.
r
aadpleeg het
cIt
roËn-
netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
Mocht de storing kort na het vervangen
van de zekering terugkeren, laat dan
de elektrische uitrusting controleren
door het
c
It
ro
Ën-
netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
9
Praktische informatie
Page 146 of 330
144
Zekeringen dashboard
De zekeringkast bevindt zich aan de onderzijde
van het dashboard (linkerzijde).
Toegang tot de zekeringen
F Zie de paragraaf "toegang tot het gereedschap".
ZekeringnummerStroomsterkteFuncties
F02 5
A Hoogteverstelling koplampen, diagnoseaansluiting,
bedieningspaneel airconditioning.
F09 5
A Alarm, alarm (montage achteraf).
F11 5
A
ex
tra verwarming.
F13 5
A Parkeerhulp, parkeerhulp (montage achteraf).
F14 10
A
be
dieningspaneel airconditioning.
F16 15
A Aansteker, 12V-aansluiting.
F17 15
A Autoradio, autoradio (montage achteraf).
F18 20
A Autoradio /
b
l
uetooth, autoradio (montage achteraf).
F19 5
A Monochroom display
c
.
F2
3 5
A Plafonniers, kaartleeslampen.
F26 15
A
cl
axon.
F27 15
A
ru
itensproeierpomp.
F28 5
A
s
tuurslot.
Overzicht zekeringen
Praktische informatie
Page 147 of 330
145
ZekeringnummerStroomsterkteFuncties
F29 -
nie
t gebruikt.
F30 10
A Verwarming buitenspiegels.
F31 25
A Achterruitverwarming.
F32 -
nie
t gebruikt.
F33 30
A
el
ektrische ruitbediening vóór.
F34 30
A
el
ektrische ruitbediening achter.
F35 30
A
st
oelverwarming vóór.
F36 -
nie
t gebruikt.
F37 20
A
se
rvicecentrale trekhaakaansluiting.
9
Praktische informatie
Page 148 of 330
146
ZekeringStroomsterkteFuncties
F14 15
A Verwarming onderzijde voorruit.
F15 5
A Aircocompressor.
F16 15
A Mistlampen vóór.
F18 10
A Grootlicht rechts.
F19 10
A Grootlicht links.
F29 40
A
ru
itenwissermotor vóór.
F30 80
A Gloeibougies (diesel).
Toegang tot de zekeringen
F Maak het deksel los.
F
V ervang de zekering (zie de
desbetreffende paragraaf).
F
s
l
uit na het vervangen van de zekering
zorgvuldig het deksel voor een goede
afdichting van de zekeringkast.
Overzicht zekeringenZekeringkast in de
motorruimte
De zekeringkast bevindt zich onder de
motorkap, naast de accu (links).
Praktische informatie
Page 149 of 330
147
12V- ac c u
Accukabels loskoppelen
F trek de vergrendelingshendel zo ver mogelijk omhoog.
Weer aansluiten van de kabels
F Plaats de geopende accupoolklem 1 op de
pluspool (+) van de accu.
F
D
ruk verticaal op de accupoolklem 1 om
hem goed tegen de accu aan te drukken.
F
Z
et de accupoolklem vast door de pasnok
opzij te bewegen en vervolgens de hendel
2
omlaag te duwen.Forceer de hendel niet, aangezien
de accupoolklem niet kan worden
vergrendeld als deze niet correct is
geplaatst; herhaal de procedure.
Procedure voor het opladen van de accu en het gebruik van een hulpaccu voor het starten van de motor met behulp van startkabels.
De accu bevindt zich in de motorruimte.to
egang tot de accu:
F
o
pen de motorkap via hendel in het
interieur en bedien gebruik vervolgens de
veiligheidshaak aan de buitenzijde,
F
b
evestig de motorkapsteun,
F
v
erwijder de kunststof afdekkap voor
toegang tot de pluspool.
Toegang tot de accu
9
Praktische informatie
Page 150 of 330
148
Starten van de motor met
een hulpaccu en startkabels
Als de accu van uw auto ontladen is, kan
de motor worden gestart met een hulpaccu
(externe accu of een accu van een andere
auto) en startkabels.F
V
er wijder, indien uw auto hiermee is
uitgerust, het kunststof kapje van de
pluspool (+).
F s
l
uit de rode kabel aan op de pluspool (+)
van de ontladen accu A en vervolgens op
de pluspool (+) van de hulpaccu B .
F s
l
uit de groene of zwarte kabel aan op de
minpool (-) van de hulpaccu B (of op het
massapunt van de auto met de hulpaccu).
F s
l
uit het andere uiteinde van de groene
of zwarte kabel aan op het massapunt C
van de auto met de lege accu (of op de
motorsteun).
F s
t
art de motor van de auto met de
hulpaccu en laat deze gedurende enkele
minuten draaien.
F st el de startmotor in werking van de auto
met de lege accu en laat de motor draaien.
A
ls de motor niet direct start, zet dan het
contact af en wacht even alvorens een
nieuwe poging te doen.
F
W
acht tot de motor stationair draait en
neem dan de kabels in omgekeerde
volgorde los.
F
b
r
eng, indien uw auto hiermee is uitgerust,
het kunststof kapje aan op de pluspool (+).co ntroleer eerst of de nominale
spanning van de hulpaccu 12
V
bedraagt en of de capaciteit van de
hulpaccu minimaal gelijk is aan die van
de ontladen accu.
st
art de motor niet door een acculader
aan te sluiten.
ko
ppel de pluspool (+) van de accu niet
los ter wijl de motor draait.
Praktische informatie