CITROEN C-ELYSÉE 2016 Instructieboekjes (in Dutch)
Page 61 of 330
59
Opbergbak
F til de vloerbekleding van de bagageruimte op om bij het opbergbak te komen.
Hierin vindt u verschillende ruimtes voor het
opbergen van een lampenset, een
e
Hb
o
-
t
rommel, twee gevarendriehoeken enz.
Het bevat ook het boordgereedschap, de
bandenreparatieset...
4
Voorzieningen
Page 62 of 330
60
rijd nooit met aangetrokken handrem - kans op oververhitting en beschadiging
van het remsysteem!
Parkeer uw auto niet en zet uw auto
niet met draaiende motor stil op een
plaats waar brandbaar materiaal (droog
gras, afgevallen blad, ...) in contact kan
komen met het warme uitlaatsysteem -
ka
ns op brand!
Laat de auto nooit onbewaakt met
draaiende motor achter. Als u uw auto
met draaiende motor moet verlaten,
trek dan de handrem aan en zet de
versnellingsbak in de neutraalstand of
in de stand N of P , afhankelijk van het
type versnellingsbak.
enkele rijadviezen
Houd u altijd aan de verkeersregels en let
onder alle omstandigheden goed op.
ri
cht uw aandacht op het verkeer en houd
uw handen op het stuur wiel, zodat u snel kunt
reageren op onverwachte situaties.
Las tijdens een lange rit om de twee uur een
pauze in.
ri
jd bij slecht weer defensief, rem eerder af en
houd meer afstand tot uw voorligger.be nt u genoodzaakt over een overstroomd
weggedeelte te rijden, doe dan het volgende:
-
k
ijk of het water niet meer dan 15 cm
diep is, houd daarbij rekening met golfen
die door andere weggebruikers kunnen
worden veroorzaakt,
-
s
chakel het s
t
op & s
t
art-systeem uit,
-
r
ijd zo langzaam mogelijk zonder de motor
te laten afslaan.
r
i
jd in elk geval niet
sneller dan 10
km/h,
-
z
et de auto niet stil en zet de motor niet af.
Als u het overstroomde weggedeelte
achter u hebt gelaten, rem dan, zodra de
verkeerssituatie dat toelaat, meerdere keren
licht af om de remschijven en remblokken te
drogen.
Als u twijfels hebt over de staat van uw auto,
neem dan contact op met het
c
It
ro
Ën-
n
etwerk of een gekwalificeerde werkplaats.Belangrijk!
Rijden op een
overstroomde weg
Probeer het rijden over overstroomde wegen zo
veel mogelijk te vermijden, want het water kan
de motor, versnellingsbak en het elektrische
systeem van uw auto ernstig beschadigen.
rijden
Page 63 of 330
61
starten - afzetten van de motor
Het contactslot heeft 3 standen:
- stand 1
(Stop): sleutel in het contactslot
steken en uit het contactslot verwijderen,
stuurslot vergrendeld,
-
stand 2
(Contact): stuurslot ontgrendeld,
aanzetten van het contact, voorgloeien
dieselmotor, draaien van de motor,
-
stand 3
(Star ten).
Contactslot
In deze stand werkt de elektrische uitrusting
van de auto en kan externe apparatuur worden
opgeladen.
Als het laadniveau van de accu een bepaalde
minimale grenswaarde heeft bereikt,
schakelt het systeem over op de eco-mode:
de elektrische voeding wordt automatisch
uitgeschakeld zodat de accu voldoende
opgeladen blijft.
Stand ContactDiefstalbeveiliging
Elektronische startblokkering
In de sleutel is een chip aangebracht die over
een specifieke code beschikt.
om t e kunnen
starten, moet bij het aanzetten van het contact
de code van de sleutel worden herkend door de
startblokkering.
Deze elektronische startblokkering blokkeert
het motormanagementsysteem zodra het
contact wordt afgezet en voorkomt zo het
starten van de motor bij een inbraak.
bi
j een storing in het systeem
wordt u gewaarschuwd door dit
verklikkerlampje in combinatie
met een geluidssignaal en een
melding op het display.
be
waar de sticker die u bij de aflevering
van uw auto samen met de sleutels is
overhandigd zorgvuldig op een plaats
buiten de auto. Hang geen zware voor werpen aan de
sleutel: dit kan namelijk storingen aan
het contactslot veroorzaken.
De auto kan dan niet gestart worden.
r
a
adpleeg
zo snel mogelijk het
c
It
ro
Ën-
netwerk.
5
rijden
Page 64 of 330
62
In bepaalde gevallen is veel kracht
nodig bij het draaien aan het stuur wiel
(bijvoorbeeld als de wielen niet rechtuit
st a a n).
Starten van de motor
F Auto's met een benzinemotor: activeer de startmotor door de sleutel in de stand 3 te
houden tot de motor is aangeslagen. Geef
hierbij geen gas. Laat de sleutel los zodra
de motor draait. F
A
uto's met een dieselmotor: draai de
sleutel in de stand 2 (aanzetten van het
contact) om de motor te laten voorgloeien.
Handrem aangetrokken, versnellingsbak in de
neutraalstand of selectiehendel in de stand N
of P:
F
t
rap het koppelingspedaal volledig in
(handgeschakelde versnellingsbak),
of
F
t
rap het rempedaal volledig in (elektronisch
gestuurde versnellingsbak of automatische
transmissie),
F
s
teek de sleutel in het contactslot; het
systeem herkent de code,
F
o
ntgrendel het stuurslot door tegelijkertijd
aan het stuur wiel en aan de contactsleutel
te draaien.
Wacht tot dit verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel dooft en activeer
vervolgens de startmotor door de sleutel
in de stand 3
t
e houden tot de motor is
aangeslagen. Geef hierbij geen gas.
Laat de sleutel los zodra de motor draait.
Als de motor niet direct start, zet dan
het contact af. Wacht even alvorens
opnieuw te starten. Als de motor ook
na een aantal pogingen niet aanslaat,
probeer dan niet langer de motor te
starten: de startmotor en de motor
zouden beschadigd kunnen raken.
ne
em contact op met het c
It
ro
Ën-
n
etwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
ond
er winterse omstandigheden blijft
het verklikkerlampje langer branden.
Als de motor warm is, gaat het
verklikkerlampje niet branden. Laat de motor nooit draaien in een
onvoldoende geventileerde, afgesloten
ruimte: verbrandingsmotoren
stoten gevaarlijke gassen, zoals
koolmonoxide, uit.
k ans op vergiftiging
met dodelijke afloop.
Laat onder extreem koude
omstandigheden (temperaturen lager
dan -23°
c) d
e motor gedurende
4 minuten stationair draaien alvorens
weg te rijden. Deze handelswijze komt
de goede werking en de duurzaamheid
van de mechanische onderdelen van
de auto, motor en versnellingsbak ten
goede. Laat de motor bij gematigde
temperaturen niet stationair
warmdraaien, maar rijd zo snel mogelijk
weg zonder de motor veel toeren te
laten draaien.
rijden
Page 65 of 330
63
Zet nooit het contact af voordat de auto
volledig tot stilstand is gekomen. Als
de motor wordt afgezet, worden ook de
rembekrachtiging en de stuurbekrachtiging
uitgeschakeld: u zou dan de controle over
de auto kunnen verliezen.
ra
adpleeg voor meer informatie
de rubriek "Praktische informatie",
paragraaf "
ec
o-mode".
Als u de auto verlaat, neem dan de
sleutel mee en vergrendel de auto.
Zet de voor wielen in de rechtuitstand
alvorens de motor af te zetten.Dit
vergemakkelijkt het ontgrendelen van
het stuurslot.
Afzetten van de motor
F controleer of de handrem correct is
aangetrokken, met name als de auto op
een helling staat.
F
b
r
eng de auto tot stilstand.
F
D
raai, ter wijl de motor stationair draait, de
sleutel in de stand 1 .
F
V
er wijder de sleutel uit het contactslot.
F
D
raai om het stuurslot te vergrendelen aan
het stuur wiel tot het blokkeert.
Eco-mode
na het afzetten van de motor (stand 1- Stop )
kunt u nog gedurende maximaal dertig minuten
gebruikmaken van een aantal functies,
zoals het audio- en telematicasysteem, de
ruitenwissers, het dimlicht en de plafonniers.
Sleutel vergeten
Als de sleutel nog in het contactslot zit en
in de stand 1 (Stop) staat, wordt bij het
openen van het bestuurdersportier een
waarschuwingsmelding weergegeven in
combinatie met een geluidssignaal.
Als de sleutel onbedoeld in de stand
2
(Contact) van het contactslot blijft
staan, zal het contact na een uur
automatisch worden afgezet.
Draai de sleutel in de stand 1
(Stop)
en vervolgens opnieuw in de stand
2
(Contact) om het contact weer aan
te zetten.
5
rijden
Page 66 of 330
64
Parkeerrem
Aantrekken
F trek de hefboom van de parkeerrem aan om uw auto stil te zetten.
Vrijzetten
F trek de hefboom van de parkeerrem licht omhoog, druk de ontgrendelknop in en duw
de hefboom geheel omlaag.
Draai bij het parkeren van de auto op
een helling de wielen vast tegen het
trottoir, trek de parkeerrem aan, schakel
een versnelling in en zet het contact uit. Als tijdens het rijden dit
verklikkerlampje en het
verklikkerlampje STOP
branden in
combinatie met een geluidssignaal en een
melding op het display, geeft dit aan dat de
parkeerrem nog (iets) is aangetrokken.
rijden
Page 67 of 330
65
schakel de achteruitversnelling alleen
in als de auto stilstaat en de motor
stationair draait.
Voor uw veiligheid en om het starten
van de motor te vergemakkelijken:
-
z
et de versnellingshendel altijd in
de neutraalstand,
-
t
rap het koppelingspedaal in.
Handgeschakelde versnellingsbak
F trap het koppelingspedaal volledig in.
F V erplaats de versnellingshendel helemaal
naar rechts en vervolgens naar achteren.
Inschakelen van de
achteruitversnelling
5
rijden
Page 68 of 330
66
Selectiehendel
elektronisch gestuurde versnellingsbak
Weergave op het instrumentenpaneel
Standen van de selectiehendel
N. neutral (neutraalstand).
R.
re verse (achteruitversnelling).
1
2 3 4 5.
In
geschakelde versnelling bij
handmatig schakelen.
AUTO.
Verschijnt bij de selectie van de automatische
stand en verdwijnt weer als de handmatige
stand wordt geselecteerd.
R. Achteruit
F tr ap het rempedaal in en beweeg de
selectiehendel naar voren om deze stand
te selecteren.
N .
ne
utraal
F
t
r
ap het rempedaal in en selecteer deze
stand om de motor te kunnen starten.
A.
Automatisch
F
b
e
weeg de selectiehendel naar achteren
om deze stand te selecteren.
M + / -.
H
andmatig sequentieel schakelen.
F
b
e
weeg de selectiehendel naar achteren
en vervolgens naar links om deze stand te
selecteren en:
-
b
eweeg de selectiehendel kort naar voren
om op te schakelen,
-
o
f beweeg de selectiehendel kort naar
achteren om terug te schakelen.
bij
de elektronische gestuurde versnellingsbak
met vijf versnellingen kunt u kiezen tussen
automatische bediening en handmatig
schakelen.
Deze versnellingsbak heeft twee
gebruiksmogelijkheden:
-
een
automatische stand om automatisch
te schakelen, zonder tussenkomst van de
bestuurder,
-
een
handmatige stand om zelf
sequentieel te schakelen met behulp van
de selectiehendel of de flippers aan de
stuurkolom,
F
T
rap het rempedaal in als dit
pictogram knippert (bijv.: starten
van de motor).
Rijden
Page 69 of 330
67
De aanduiding N wordt weergegeven
op het instrumentenpaneel.
Houd bij het starten van de motor altijd
het rempedaal ingetrapt.
De auto gaat meteen rijden (raadpleeg
de paragraaf "
kr
uipfunctie").
F s
e
lecteer de automatische stand (stand
A ), de handmatige stand (stand M ) of de
achteruitversnelling (stand R ).
De aanduidingen AUTO en 1, 1 of
R worden weergegeven op het
instrumentenpaneel.
F
Z
et de parkeerrem vrij.
F
L
aat geleidelijk het rempedaal los.
Starten van de auto
F selecteer stand N
.
F H oud het rempedaal volledig ingetrapt.
F
s
t
art de motor.
tra
p niet gelijktijdig het rempedaal
en het gaspedaal in. Dit veroorzaakt
voortijdige slijtage van de koppeling. De kruipfunctie kan tijdelijk niet
beschikbaar zijn als de koppeling te
warm is geworden of als de helling te
steil is. Laat bij draaiende motor nooit kinderen
alleen achter in de auto.
F
G
eef gas.Werking van de kruipfunctie
Door deze functie is de auto wendbaarder bij
lage snelheden (inparkeren, files, ...)
na
dat u de selectiehendel in de stand A , M
of R hebt gezet, begint de auto zodra u het
rempedaal loslaat traag te rijden , waarbij de
motor stationair draait.
Als de motor niet aanslaat:
-
W
anneer de aanduiding N knippert
op het instrumentenpaneel, zet de
selectiehendel dan in de stand A en
vervolgens in de stand N .
-
W
anneer de melding " Voet op het
rempedaal" wordt weergegeven,
trap het rempedaal dan steviger in.
5
rijden
Page 70 of 330
68
Automatische stand
op het instrumentenpaneel
verschijnen de aanduiding AUTO en
de ingeschakelde versnelling.
Handbediende stand
De ingeschakelde versnellingen
verschijnen achtereenvolgend op het
instrumentenpaneel.
De versnellingsbak werkt dan automatisch,
zonder dat u zelf hoeft te schakelen. De
versnellingsbak kiest voortdurend de meest
geschikte versnelling, afhankelijk van de
volgende parameters:
-
m
inder brandstofverbruik,
-
de
rijstijl,
-
h
et profiel van de weg,
-
d
e belading van de auto.
tr
ap voor een maximale acceleratie,
bijvoorbeeld om een andere auto in te halen,
het gaspedaal diep in, tot voorbij het zware
punt. Het schakelen naar een andere versnelling
gebeurt alleen als de snelheid van de auto en
het motortoerental dit toestaan.
Het is niet nodig om uw voet van het gaspedaal
te nemen om te kunnen schakelen.
bi
j het remmen of het snelheid minderen
schakelt de versnellingsbak automatisch terug,
zodat de juiste versnelling is ingeschakeld op
het moment dat u weer gas geeft.
Wanneer u het gaspedaal diep intrapt, wordt er
geen hogere versnelling ingeschakeld zonder
dat u de selectiehendel bedient (behalve als het
toerental dicht bij het maximumtoerental ligt).
se
lecteer de neutraalstand N nooit
tijdens het rijden.
u
kunt op elk moment een andere
rijstand selecteren door de
selectiehendel te verplaatsen van de
stand A naar de stand M of andersom.
se
lecteer de neutraalstand N nooit
tijdens het rijden.
u
kunt op elk moment een andere
rijstand selecteren door de
selectiehendel te verplaatsen van de
stand A naar de stand M of andersom.
F
s
electeer stand A
. F
s
electeer stand M
.
Achteruitversnelling
u kunt de achteruitversnelling alleen
i nschakelen als de auto stilstaat en u het
rempedaal ingetrapt houdt.
F
s electeer stand R .
Wanneer u bij een lage snelheid de
achteruitversnelling selecteert, knippert de
aanduiding N en wordt de versnellingsbak
automatisch in de neutraalstand gezet.
Zet om de achteruitversnelling in te schakelen
de selectiehendel terug in de stand N en
vervolgens in de stand R .
bi
j het inschakelen van de
achteruitversnelling klinkt een
geluidssignaal.
Rijden