CITROEN C-ELYSÉE 2016 Instructieboekjes (in Dutch)
Page 71 of 330
69
op het instrumentenpaneel verschijnen
de aanduidingen AUTO en -.
F
s
electeer stand N .
F
t
r
ap het rempedaal in.
F
W
acht ongeveer 30 seconden tot de
aanduiding N of een ingeschakelde
versnelling op het instrumentenpaneel
verschijnt.
F
b
e
weeg de selectiehendel naar stand A en
vervolgens naar stand N .
F
s
t
art, ter wijl u het rempedaal nog steeds
ingetrapt houdt, de motor.
De versnellingsbak werkt nu weer naar
behoren.
Resetten
nadat de accu losgekoppeld is geweest, moet
u de versnellingsbak resetten.
F
Z
et het contact aan.
co
ntroleer voordat u werkzaamheden
onder de motorkap uitvoert of de
selectiehendel in de stand N staat en of
de parkeerrem is aangetrokken. In uitzonderlijke gevallen kan het
voorkomen dat de versnellingsbak
automatisch gereset moet worden: in
dat geval kan de auto niet meer rijden of
schakelt de versnellingsbak niet meer.
op h
et instrumentenpaneel
verschijnen de aanduidingen
AUTO en -.
u
dient bij het parkeren echter altijd de
parkeerrem aan te trekken .
Wanneer de auto stilstaat met
draaiende motor, dient u altijd de
selectiehendel in de stand N te zetten.
Voordat u de motor afzet, kunt u:
-
stand N selecteren om de versnellingsbak
in de neutraalstand te zetten,
of
-
d
e versnellingsbak in de ingeschakelde
versnelling laten staan. In dat geval kan de
auto niet worden verplaatst.
Volg de hierboven beschreven
procedure.
Parkeren van de auto
Als bij aangezet contact dit
controlelampje gaat branden
en de aanduiding AUTO gaat knipperen in
combinatie met een geluidssignaal en een
melding op het multifunctionele display, duidt
dit op een storing in de versnellingsbak.
Laat het systeem controleren door het
cIt
ro
Ën-
netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Storing
5
rijden
Page 72 of 330
70
bij de automatische transmissie met vier
versnellingen kunt u kiezen uit automatisch
schakelen, aangevuld met de programma's
sp
ort en s
n
eeuw, en handmatig schakelen.
Deze transmissie heeft dus vier
gebruiksmogelijkheden:
-
a
utomatisch schakelen: het schakelen
wordt elektronisch aangestuurd door de
transmissie,
-
p
rogramma Sport: dit schakelprogramma
maakt een meer dynamische rijstijl mogelijk,
-
p
rogramma Sneeuw: dit
schakelprogramma vereenvoudigt het
rijden op een ondergrond met weinig grip,
-
handmatig schakelen: deze stand maakt het
zelf schakelen met de selectiehendel mogelijk.
Automatische transmissie
1. s electiehendel.
2. to e t s "S" (spor t) .
3.
to
e t s " T" (sneeuw).
Schakelpatroon Selectiehendel
P.
Parkeerstand.
-
st ilzetten van de auto, met of zonder
aangetrokken handrem.
-
s
t
arten van de motor.
R.
A
chteruitversnelling.
-
A
chteruitrijden, stilstaande auto, stationair
toerental.
N.
n
e
utraalstand.
-
s
t
ilzetten van de auto, met aangetrokken
handrem.
-
s
t
arten van de motor.
D.
A
utomatische werking.
M + / - . Zelf schakelen tussen de vier
versnellingen.
F
b
e
weeg de selectiehendel kort naar voren
om één versnelling op te schakelen.
of
F
b
e
weeg de selectiehendel kort naar
achteren om één versnelling terug te
schakelen.
Weergave op het instrumentenpaneel
Wanneer u de selectiehendel door het schakelpatroon
beweegt, verschijnt het desbetreffende pictogram op
het instrumentenpaneel.
P. Parking (parkeerstand)
R. re verse (achteruitversnelling)
N.
n
eu
tral (neutraalstand)
D.
D
rive (automatisch schakelen)
S.
Programma Sport
T .
Programma Sneeuw
1
2 3 4.
In
geschakelde versnelling bij
handmatig schakelen
-.
o
n
geldige waarde bij handmatig schakelen
Intrappen van het rempedaal
F Als dit pictogram op het instrumentenpaneel verschijnt,
trap dan het rempedaal in (bijv.:
starten van de motor).
rijden
Page 73 of 330
71
F trek de handrem aan.
F se lecteer de stand P of N .
F
s
t
art de motor.
Als niet aan de bovenstaande voor waarden
wordt voldaan, klinkt een geluidssignaal in
combinatie met een waarschuwingsmelding.
F
t
r
ap bij draaiende motor het rempedaal in.
F
Z
et de handrem vrij.
F
s
e
lecteer de stand R , D of M.
F
L
aat het rempedaal geleidelijk los.
De auto begint te rijden.
Wegrijden
Als de motor stationair draait, het
rempedaal is losgelaten en de stand R ,
D of M is geselecteerd, zet de auto zich
zelfs al in beweging als het gaspedaal
niet is ingetrapt.
Laat bij draaiende motor daarom geen
kinderen alleen in de auto achter.
tr
ek de handrem aan en
selecteer de stand P indien er
onderhoudswerkzaamheden moeten
worden uitgevoerd bij draaiende motor.
Als tijdens het rijden per ongeluk de
stand N wordt geselecteerd, laat het
motortoerental dan zakken tot stationair
toerental, zet de selectiehendel in de
stand D en trap het gaspedaal weer in.
Zet de selectiehendel nooit in de stand
N als de auto rijdt.
Zet de selectiehendel nooit in de stand
P of R als de auto niet volledig stilstaat.
Automatisch
schakelprogramma
F selecteer de stand D om automatisch
te laten schakelen tussen de vier
versnellingen.
De transmissie werkt dan in de auto-adaptieve
stand, zonder dat u zelf hoeft te schakelen.
De transmissie kiest voortdurend de meest
geschikte versnelling, afhankelijk van de rijstijl,
het profiel van de weg en de belading van de
auto.
Voor een maximale acceleratie zonder de
stand van de selectiehendel te wijzigen,
moet het gaspedaal volledig worden
ingetrapt (kickdown). De transmissie
schakelt automatisch terug of handhaaft de
ingeschakelde versnelling totdat de motor het
maximumtoerental bereikt.
bij
het remmen schakelt de transmissie
automatisch terug om sterker op de motor af te
remmen.
om d
e veiligheid te verbeteren schakelt de
transmissie niet naar een hogere versnelling
als u het gaspedaal plotseling loslaat.
Laat bij temperaturen onder -23°
c de
motor gedurende vier minuten stationair
draaien. Dit is belangrijk voor de goede
werking en de levensduur van de motor
en transmissie.
5
rijden
Page 74 of 330
72
Handmatig schakelen
F selecteer de stand M om sequentieel te
schakelen tussen de vier versnellingen.
F
D
uw de selectiehendel naar het symbool +
om één versnelling op te schakelen.
F
t
r
ek de selectiehendel naar het symbool
- om één versnelling terug te schakelen.
Het schakelen naar een andere versnelling
kan alleen als de snelheid van de auto en
het toerental van de motor dit toestaan,
anders wordt er tijdelijk overgegaan op de
automatische bediening.
D en verschijnen achtereenvolgens
de ingeschakelde versnellingen.
Als het motortoerental te laag of te hoog is,
knippert de geselecteerde versnelling enkele
seconden en vervolgens wordt de werkelijk
ingeschakelde versnelling weergegeven.
er k
an elk moment van de stand D (rijden in de
automatische stand) naar de stand M (rijden in
de handbediende stand) worden geschakeld.
Als de auto stopt of langzaam rijdt, kiest de
transmissie automatisch de stand M1 .
De programma's
s
p
ort en s
n
eeuw kunnen
niet worden ingeschakeld in de handbediende
stand.
Programma's Sport en Sneeuw
Programma Sport "S"
F Druk op de toets "S" als de motor is
gestart.
Het schakelprogramma maakt dan automatisch
een dynamische rijstijl mogelijk.
S
o
p h
et instrumentenpaneel
verschijnt de aanduiding.
Programma Sneeuw " T"
F Druk op de toets " T" als de motor is
gestart.
De transmissie past zich aan voor het rijden op
gladde wegen.
Het schakelprogramma zorgt ervoor dat u
gemakkelijker kunt rijden op een ondergrond
met weinig grip.
T
o
p h
et instrumentenpaneel
verschijnt de aanduiding.
Terugkeren naar het
automatische programma
F om terug te keren naar het automatische programma kunt u het programma sp ort
of
s
n
eeuw op elk gewenst moment
uitschakelen door opnieuw op de
desbetreffende toets te drukken.
Deze twee specifieke programma's vullen de
automatische werking aan onder bijzondere
rijomstandigheden.
Rijden
Page 75 of 330
73
Onjuiste waarde bij handmatige
bediening
Dit symbool verschijnt als een
versnelling niet goed is ingeschakeld
(de selectiehendel bevindt zich
tussen twee standen in).
Parkeren van de auto
Voordat u de motor afzet, kunt u de
selectiehendel in de stand P of N bewegen om
de neutraalstand te selecteren.
tr
ek in beide gevallen de handrem aan om de
auto stil te zetten.
Storing
Als bij aangezet contact dit
verklikkerlampje gaat branden
in combinatie met een geluidssignaal en een
waarschuwingsmelding op het display, duidt dit
op een storing in de transmissie.
In dit geval werkt de transmissie met een
noodprogramma en blijft de 3e versnelling
ingeschakeld.
u kunt dan een hevige schok
voelen bij het selecteren van R vanuit de stand
P , of R vanuit de stand N . Dit beschadigt de
transmissie niet.
ri
jd niet harder dan 100 km/h (afhankelijk van
de geldende snelheidslimiet).
ra
adpleeg zo snel mogelijk het c
It
ro
Ën-
n
etwerk of een gekwalificeerde werkplaats. De automatische transmissie kan
beschadigd raken:
-
a
ls u gelijktijdig het gas- en het
rempedaal intrapt,
-
a
ls u, wanneer de accu geen
stroom levert, de selectiehendel
geforceerd in de stand P of een
andere stand zet.
Als u langere tijd stilstaat met draaiende
motor (files...), kunt u, om brandstof te
besparen, de selectiehendel in de stand
N zetten en de handrem aantrekken.
Als de selectiehendel niet in de
stand P staat, verschijnt bij het
openen van het bestuurdersportier
of na ongeveer 45
seconden een
waarschuwingsmelding op het display.
F
Z
et de selectiehendel in de stand P;
de melding verdwijnt.
ri
jd stapvoets wanneer u op een
ondergelopen weg rijdt of een beek
doorkruist.
5
Rijden
Page 76 of 330
74
opschakelindicator
Dit systeem adviseert de bestuurder op te schakelen om het brandstofverbruik te verminderen.
bi
j auto's met handgeschakelde
versnellingsbak wordt naast de pijl
ook de geadviseerde versnelling
weergegeven.
bi
j een elektronisch gestuurde of
automatische versnellingsbak is
dit systeem uitsluitend actief in de
handgeschakelde stand. Het systeem past het schakeladvies
aan de rijomstandigheden (helling,
belading van de auto, ...) en de rijstijl
van de bestuurder (veel vermogen
nodig, accelereren, remmen, ...) aan.
Het systeem zal u nooit adviseren om:
-
d
e eerste versnelling in te
schakelen,
-
de achteruitversnelling in te schakelen,- terug te schakelen.
Werking
Afhankelijk van de rijomstandigheden en de
uitrusting van uw auto kan het systeem u
adviseren één of meer versnellingen op te
schakelen. u kunt deze aanwijzingen opvolgen
zonder de tussenliggende versnellingen in te
hoeven schakelen.
Het is niet verplicht om de aanbevolen
versnellingen ook daadwerkelijk in te
schakelen. De keuze van de optimale
versnelling hangt namelijk altijd af van de
situatie op de weg, de verkeersdrukte en
de veiligheid. De bestuurder blijft derhalve
altijd zelf verantwoordelijk voor het al dan
niet opvolgen van een schakeladvies van het
systeem.
De functie kan niet worden uitgeschakeld. Voorbeeld:
-
u rijdt in de derde versnelling.
- u trapt het gaspedaal in.
-
H
et systeem kan u in dit geval adviseren
een hogere versnelling in te schakelen.
De informatie wordt in de vorm van een pijl op
het instrumentenpaneel weergegeven.
rijden
Page 77 of 330
75
snelheidsbegrenzer
De snelheidsbegrenzer voorkomt dat de
auto de door de bestuurder ingestelde
maximumsnelheid overschrijdt.
Als de ingestelde maximumsnelheid is bereikt,
heeft het dieper intrappen van het gaspedaal
geen effect.
Het inschakelen van de snelheidsbegrenzer
geschiedt handmatig: de ingestelde snelheid
dient minimaal 30
km/h te bedragen.
Het uitschakelen van de snelheidsbegrenzer
geschiedt eveneens handmatig met de hendel.
Door het gaspedaal tot voorbij het zware punt
in te trappen, kan de ingestelde snelheid
tijdelijk worden overschreden.
Als het gaspedaal vervolgens geleidelijk weer
wordt losgelaten en de wagensnelheid onder
de ingestelde maximumsnelheid komt, wordt de
snelheidsbegrenzer weer geactiveerd.
bi
j het gebruik van de snelheidsbegrenzer
moet de bestuurder te allen tijde de
snelheidslimiet in acht nemen en zijn
aandacht op het verkeer blijven vestigen. De bediening van de snelheidsbegrenzer is
ondergebracht in de hendel A
.
1.
k
n
op voor het selecteren van de
snelheidsbegrenzer
2.
t
o
ets voor het verlagen van de ingestelde
snelheid
3.
t
o
ets voor het verhogen van de ingestelde
snelheid
4.
t
o
ets voor het in-/uitschakelen van de
snelheidsbegrenzerStuurkolomschakelaars
De informatie van de snelheidsbegrenzer
wordt weergegeven op het display van het
instrumentenpaneel.
5.
s
n
elheidsbegrenzer A A
n/uI
t
6.
s
n
elheidsbegrenzer geselecteerd
7.
I
ngestelde snelheid
Weergave op het display
De ingestelde maximumsnelheid blijft na het
afzetten van het contact opgeslagen in het
geheugen.
5
rijden
Page 78 of 330
76
F Draai de knop 1 in de stand "LIMIT":
de snelheidsbegrenzer is geselecteerd,
maar nog niet ingeschakeld (PA
u
se
)
.
er k
an een snelheid worden ingesteld
zonder de begrenzer in te schakelen.
Programmeren Uitschakelen van de
snelheidsbegrenzer
F Draai de knop 1 in de stand "0": de
selectie van de snelheidsbegrenzer wordt
ongedaan gemaakt.
o
p h
et display wordt
weer de kilometerteller weergegeven.
bi
j een steile afdaling of bij het krachtig
intrappen van het gaspedaal kan de
snelheidsbegrenzer niet voorkomen dat de
ingestelde snelheid wordt overschreden.
om t
e voorkomen dat de pedalen
blijven hangen:
-
c
ontroleer of de mat goed is
bevestigd,
-
g
ebruik nooit meer dan één mat per
plaats.
In het geval van een storing in de
snelheidsbegrenzer wordt de ingestelde snelheid
gewist en knipperen de streepjes op het display.
Laat het systeem controleren door het
c
It
ro
Ën-
n
etwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Storing
F stel de snelheid in door op de toets 2 of 3 te drukken (bijv.:
90 km/h).
u
kunt de ingestelde snelheid vervolgens wijzigen met de toetsen 2
e
n 3:
-
+
/- 1 km = kort indrukken,
-
+
/- 5 km = lang indrukken,
-
+
/- in stappen van 5 km = ingedrukt houden.
F
I
nschakelen van de snelheidsbegrenzer: druk op de toets 4 .
Overschrijden van de ingestelde snelheid
Als het gaspedaal geleidelijk wordt ingetrapt, wordt de snelheid
niet verhoogd. Als het gaspedaal met kracht wordt ingetrapt, tot
voorbij het zware punt , wordt de begrenzer tijdelijk uitgeschakeld,
gaat de ingestelde snelheid op het display knipperen en klinkt een
geluidssignaal.
Het knipperen van de ingestelde snelheid en de weergave van
het geluidssignaal stoppen automatisch als het gaspedaal wordt
losgelaten. de toets 4
.
F u
i
tschakelen van de snelheidsbegrenzer: druk nogmaals op de
toets 4 : het uitschakelen wordt bevestigd op het display (PA
u
se
)
.
F
W
eer inschakelen van de snelheidsbegrenzer: druk nogmaals op
rijden
Page 79 of 330
77
snelheidsregelaar
Met behulp van de snelheidsregelaar kan
de bestuurder met een constante ingestelde
snelheid rijden zonder gas te hoeven geven.
Het inschakelen van de snelheidsregelaar
geschiedt handmatig waarbij de ingestelde
snelheid minimaal 40
km/h dient te bedragen en:
-
d
e vierde versnelling moet zijn
ingeschakeld bij een handgeschakelde
versnellingsbak,
-
d
e tweede versnelling moet zijn
ingeschakeld bij rijden in de handmatige
stand bij een elektronisch gestuurde
versnellingsbak of automatische
versnellingsbak,
-
bij
een elektronisch gestuurde versnellingsbak
moet stand A zijn geselecteerd en bij een
automatische versnellingsbak moet stand D
zijn geselecteerd.
Het uitschakelen van de snelheidsregelaar
geschiedt handmatig met de hendel, door het
rem- of koppelingspedaal in te trappen of, uit
veiligheidsoverwegingen, door activering van het
es
P
.
Door het gaspedaal in te trappen, kan de
ingestelde snelheid tijdelijk worden overschreden.
na h
et afzetten van het contact worden alle
ingestelde snelheden gewist.
o
m
weer terug
te keren naar de ingestelde snelheid is het
voldoende het gaspedaal los te laten.
bi
j het gebruik van de snelheidsregelaar moet
de bestuurder te allen tijde de snelheidslimiet
in acht nemen en zijn aandacht op het verkeer
blijven vestigen. De bediening van de snelheidsregelaar is
ondergebracht in de hendel A
.
1.
knop voor het selecteren van de snelheidsregelaar2. toets voor het verlagen van de ingestelde snelheid
3.
toets voor het verhogen van de ingestelde snelheid4. toets voor het in-/uitschakelen van de snelheidsregelaar
Stuurkolomschakelaars
bij het gebruik van de snelheidsregelaar
moet de bestuurder te allen tijde de
snelheidslimiet in acht nemen, zijn
aandacht op het verkeer blijven vestigen
en zijn verantwoordelijkheid nemen.
De informatie van de snelheidsregelaar
wordt weergegeven op het display van het
instrumentenpaneel.
5.
s nelheidsregelaar AA
n/u
I
t6.
s nelheidsregelaar geselecteerd
7.
I
ngestelde snelheid
Weergave op het display
5
rijden
Page 80 of 330
78
F Draai de knop 1 in de stand "CRUISE" :
de snelheidsregelaar is geselecteerd,
maar nog niet ingeschakeld (PA
u
se
)
.
Programmeren
u kunt de ingestelde snelheid vervolgens wijzigen met de toetsen 2 e n 3:
- + /- 1 km = kort indrukken,
-
+
/- 5 km = lang indrukken,
-
+
/- in stappen van 5 km = ingedrukt houden. Let tijdens het gebruik van de
snelheidsregelaar op wanneer u de
snelheid met de toetsen instelt; dit kan
een plotselinge verandering van de
wagensnelheid veroorzaken.
Gebruik de snelheidsregelaar niet op
gladde wegen of bij zeer druk verkeer.
bi
j een steile afdaling kan de
snelheidsregelaar niet voorkomen
dat de ingestelde snelheid wordt
overschreden.
om t
e voorkomen dat de werking van
de pedalen wordt geblokkeerd:
-
c
ontroleer of de mat goed is
bevestigd,
-
g
ebruik nooit meer dan één mat per
plaats.
In het geval van een storing in de
snelheidsregelaar wordt de ingestelde snelheid
gewist en knipperen de streepjes op het display.
Laat het systeem controleren door het
c
It
ro
Ën-
n
etwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Storing
Uitschakelen van de snelheidsregelaar
F Draai de knop 1 in de stand "0": de selectie van de
snelheidsregelaar wordt ongedaan gemaakt. op h et display wordt
weer de kilometerteller weergegeven.
Overschrijden van de ingestelde snelheid
Als de ingestelde snelheid wordt overschreden, gaat de ingestelde
snelheid op het display knipperen.
Het knipperen van de ingestelde snelheid stopt automatisch als de
snelheid weer is gedaald tot de ingestelde snelheid. F
s
t
el de snelheid in door de
wagensnelheid op het gewenste niveau
te brengen en vervolgens op de toets
2 of 3 te drukken (bijv.: 110 km/h).
F u
i
tschakelen van de snelheidsregelaar: druk op de toets 4
: het
uitschakelen wordt bevestigd op het display (PA
u
se
)
.
F
W
eer inschakelen van de snelheidsregelaar: druk nogmaals op de
toets 4 .
rijden