dashboard CITROEN C-ELYSÉE 2017 Instructieboekjes (in Dutch)
Page 7 of 306
5
Interieur
1
Voorzieningen bagageruimte  
6
 3
-
 
opbergvak
AdBlue
®- reser voir  13 2-13 5
2
Achterbank 
 
4
 8- 49
3
Voorstoelen  
46
 -48
4
Airbags  
8
 3-85
5
Voorzieningen interieur  
6
 0-62
-
 
zonneklep
-
 
dashboardkastje
-
 mi
ddenarmsteun vóór
-
 
USB-aansluiting
-
 1
2V-aansluiting / aansteker
-
 
asbak
Airbag vóór aan 
passagierszijde uitschakelen 
 
9
 0
6
Veiligheidsgordels  
8
 0-82
7
Kinderzitjes  
87
 -96
ISOFIX-kinderzitjes 
 
9
 7-100
Mechanisch kinderslot 
 
1
 00
. 
Overzicht  
Page 8 of 306
6
Cockpit
1
Motorkap openen  
1
 41
2
Zekeringen dashboard  
1
 67-170
3
Audio- en telematicasystemen  
1
 84, 208
4
Plafonniers  
6
 9
Binnenspiegel 
 
5
 1
5
Alarmknipperlichten  
7
 1
Vergrendelen / 
ontgrendelen van binnenuit 
 
4
 4
6
Datum/tijd instellen  
3
 1-32
7
Verwarming, ventilatie  
5
 2-53
Handbediende 
airconditioning (zonder display) 
 
5
 2-53
Elektronische 
airconditioning (met display) 
 
5
 4-56
Voorruitontwaseming 
 
5
 7-58
Achterruitverwarming 
 
5
 8
Verwarming onderzijde voorruit 
 
5
 8
8
Handgeschakelde versnellingsbak  
1
 05
Elektronisch gestuurde 
versnellingsbak 
 
1
 06-109
Automatische transmissie (EAT6) 
 
1
 10 -114
Opschakelindicator 
 
1
 15
9
USB-aansluiting  
6
 2
12V-aansluiting / aansteker 
 
6
 2
10
Parkeerrem  
1
 05
11
Ruitbediening, uitschakelen  
4
 5 
Overzicht  
Page 20 of 306
18
Waarschuwings- resp. 
indicatielampjeStatus
Oorzaak Acties / Opmerkingen
Airbags Brandt tijdelijk. Het lampje brandt na het aanzetten 
van het contact gedurende enkele 
seconden en dooft vervolgens. Het lampje moet doven als de motor draait.
Raadpleeg het 
CITROËN-netwerk of een 
gekwalificeerde werkplaats als dit niet het geval is.
Permanent. Er is een storing in een van de 
airbags of de pyrotechnische 
gordelspanners. Laat uw auto controleren door het 
CITROËN-netwerk 
of door eengekwalificeerde werkplaats.
Airbag aan 
passagierszijde Permanent.
De schakelaar in het 
dashboardkastje staat in de 
stand "OFF".
De airbag vóór aan 
passagierszijde is uitgeschakeld.
U kunt een kinderzitje "met de 
rug in de rijrichting" plaatsen, 
behalve in het geval van een 
storing in de airbags (brandend 
waarschuwingslampje Airbags). Zet de schakelaar in de stand "
ON" om de airbag 
vóór aan passagierszijde in te schakelen.
Bevestig in dit geval op deze zitplaats geen 
kinderzitje "met de rug in de rijrichting".
Dynamische 
stabiliteitscontrole 
(ESP/ASR)Permanent.De toets links onder op het 
dashboard is ingedrukt. Het 
controlelampje van de toets brandt.
De systemen ESP en ASR zijn 
uitgeschakeld.
ESP: elektronisch 
stabiliteitsprogramma.
ASR: antislipregeling. Druk op de toets om de systemen ESP en ASR in te 
schakelen. Het lampje van de toets gaat uit.
De systemen ESP en ASR worden automatisch 
ingeschakeld als de motor wordt gestart.
Na uitschakelen van de systemen worden ze 
automatisch opnieuw ingeschakeld bij snelheden 
hoger dan ongeveer 50
  km/h. 
Instrumentenpaneel  
Page 45 of 306
43
Bagageruimte
Openen
Ontgrendelen en op een kier 
zetten van het kofferdeksel met 
de afstandsbediening
F Houd de middelste knop van de afstandsbediening langer dan 1 
seconde ingedrukt.
Het kofferdeksel van binnenuit 
openen Openen van het kofferdeksel
F Beweeg het kofferdeksel omhoog tot het 
volledig is geopend.
Sluiten
F Trek het kofferdeksel omlaag met behulp van een van de handgrepen aan de binnenzijde.
F
 
D
 uw vervolgens op het kofferdeksel om het 
te sluiten.
Als het kofferdeksel niet goed is gesloten:
-
  gaat bij draaiende motor  
dit verklikkerlampje enkele 
seconden branden in combinatie 
met een melding op het 
multifunctionele display,
-
  gaat tijdens het rijden  
(snelheid hoger dan 10
  km/h) 
dit verklikkerlampje enkele 
seconden branden in combinatie 
met een geluidssignaal en een 
melding op het multifunctionele 
display.
Het kofferdeksel wordt ontgrendeld en op een 
kier gezet.
F
 
D
ruk links op het dashboard op de knop 
voor het openen van het kofferdeksel.
Het kofferdeksel wordt ontgrendeld en op een 
kier gezet.
2 
Toegang tot de auto  
Page 62 of 306
60
Voorzieningen
Zonneklep
De zonneklep kan zowel omlaag als naar opzij 
worden geklapt.
Dashboardkastje
In het dashboardkastje kunnen een fles 
mineraalwater, de boorddocumentatie enz. 
worden opgeborgen.
Afhankelijk van de uitvoering kan het zijn 
voorzien van een klep. In dat geval:
F 
T
 rek de handgreep omhoog om het 
dashboardkastje te openen.
De schakelaar voor het uitschakelen van de 
airbag aan passagierszijde bevindt zich in het 
dashboardkastje.
Uitneembare asbak
F Beweeg het klepje omhoog om de asbak te  openen.
F
 
A
 ls u de asbak wilt legen, open dan het 
klepje en trek de asbak omhoog.
Plaats de asbak niet te dicht bij de 
versnelingspook om problemen tijdens het 
schakelen te voorkomen.
De zonneklep aan de voorpassagierszijde is 
voorzien van een make-upspiegel met klep en 
een tickethouder. 
Ergonomie en comfort  
Page 77 of 306
75
Resetten
Zonder audiosysteemMet audiosysteemElke keer nadat u een of meer banden op 
spanning hebt gebracht en na het verwisselen 
van een of meer wielen, moet u het systeem 
resetten.
Controleer voordat u het systeem 
gaat resetten of de spanning van 
de vier banden overeenkomstig de 
gebruiksomstandigheden van de auto 
en de voorschriften op de sticker met de 
bandenspanningen is.
Het waarschuwingssysteem voor te lage 
bandenspanning is alleen betrouwbaar 
als de vier banden tijdens het resetten de 
juiste spanning hebben.
Het bandenspanningscontrolesysteem 
geeft geen meldingen als de 
bandenspanning bij het resetten onjuist is. F
 O pen het dashboardkastje.
F
 
H
 oud deze toets ingedrukt.
Het resetten wordt bevestigd door een 
laagtonig geluidssignaal.
Een hoogtonig geluidssignaal geeft aan dat het 
resetten niet is gelukt.
De nieuwe opgeslagen 
bandenspanningsgegevens worden door het 
systeem als referentiewaarden beschouwd. F
 
D
 ruk op de toets MENU om het algemene 
menu weer te geven.
F
 
D
 ruk op de toets "7" of " 8" om het menu 
Persoonlijke instelling – configuratie  te 
selecteren en bevestig uw keuze door op 
de centrale toets te drukken.
F
 
D
 ruk op de toets "7" of " 8" om het menu 
Configuratie auto instellen  te selecteren 
en bevestig uw keuze door op de centrale 
toets te drukken.
F
 
D
 ruk op de toets "7" of " 8" om het menu 
Rijhulpsysteem  te selecteren en bevestig 
uw keuze door op de centrale toets te 
drukken.
5 
Veiligheid  
Page 80 of 306
78
Antispinregeling (ASR) / Dynamische stabiliteitscontrole 
(CDS)
Werking
Deze systemen worden automatisch 
geactiveerd zodra de motor wordt gestart.
Deze systemen treden in werking zodra de 
wielen te weinig grip of tractie hebben.
Uitschakelen
In bijzondere omstandigheden (als de auto 
vastzit in de modder, sneeuw, in mulle grond,...) 
kan het nuttig zijn het ASR-systeem uit te 
schakelen, zodat de wielen kunnen spinnen en 
weer grip kunnen krijgen.
Heractiveer het systeem wanneer de 
gripomstandigheden dit toelaten.F
 
D
 ruk op deze toets links 
onder op het dashboard 
(bestuurderszijde) tot het 
desbetreffende symbool 
verschijnt op het display van het 
instrumentenpaneel.
Het lampje van de toets gaat branden.
Het ASR-systeem grijpt dan niet meer in op de 
werking van de motor.
In dat geval gaat dit 
waarschuwingslampje op het 
instrumentenpaneel knipperen.
Als het antiblokkeersysteem ingrijpt, kunt 
u trillingen in het rempedaal voelen; dit is 
normaal.
Trap het rempedaal bij een noodstop 
zeer krachtig in en laat het niet los.
Zorg er bij vervanging van de wielen 
(banden en velgen) voor dat wielen 
worden gemonteerd die voor uw auto zijn 
gehomologeerd. 
Veiligheid  
Page 85 of 306
83
Airbags
De airbags zijn speciaal ontworpen om de 
veiligheid van de inzittenden bij ernstige 
aanrijdingen te verbeteren. Ze vormen 
een aanvulling op de werking van de 
veiligheidsgordels met spankrachtbegrenzers.
Bij een aanrijding registreren en analyseren de 
elektronische schoksensoren de frontale en 
zijdelingse krachten waaraan de detectiezones 
voor een aanrijding worden blootgesteld:
- 
b
 ij een ernstige aanrijding gaan de airbags 
onmiddellijk af en verbeteren ze de 
bescherming van de inzittenden van de 
auto. Direct na de aanrijding ontsnapt het 
gas snel uit de airbags, zodat het zicht niet 
wordt belemmerd en de inzittenden de auto 
eventueel kunnen verlaten.
-
 
b
 ij een minder ernstige aanrijding, een 
aanrijding van achteren of in bepaalde 
gevallen waarbij de auto over de kop slaat, 
gaan de airbags mogelijk niet af. In deze 
situaties beschermen de veiligheidsgordels 
de inzittenden.Detectiezones voor een 
aanrijding Airbags vóór
De airbags werken alleen als het 
contact aan is.
De airbags werken slechts één keer. 
Als er een tweede aanrijding plaatsvindt 
(tijdens hetzelfde of een volgend ongeval), 
worden de airbags niet meer opgeblazen. Het activeren van een airbag gaat gepaard 
met wat rook en geluid, als gevolg van de 
activering van de pyrotechnische lading 
die in het systeem is geïntegreerd.
Deze rook is niet schadelijk, maar kan 
irriterend zijn voor personen die hier 
gevoelig voor zijn.
De knal die bij het afgaan van een airbag 
wordt geproduceerd, kan het gehoor 
gedurende een korte periode enigszins 
verminderen.
A
Impactzone vóór.
B Impactzone opzij. De airbags vóór beschermen de bestuurder 
en voorpassagier bij een ernstige frontale 
aanrijding, om de kans op hoofd- en borstletsel 
te verkleinen.
De bestuurdersairbag is geïntegreerd in 
het stuur wiel en de passagiersairbag in het 
dashboard boven het dashboardkastje.
5 
Veiligheid  
Page 86 of 306
84
ActiveringUitschakelen
Storing
Als dit waarschuwingslampje op het 
instrumentenpaneel gaat branden, 
raadpleeg dan altijd het 
CITROËN-netwerk 
of een gekwalificeerde werkplaats om 
het systeem te laten controleren. De kans 
bestaat dat de airbags bij een ernstige 
aanrijding niet afgaan.
Opnieuw inschakelen
Als u het kinderzitje "met de rug in de 
rijrichting" hebt ver wijderd, zet dan met 
afgezet contact  de schakelaar weer op "ON" 
om de airbag opnieuw in te schakelen en zo de 
veiligheid van uw voorpassagier te garanderen.
Alleen de airbag aan passagierszijde kan 
worden uitgeschakeld.
F
 
Steek,  bij afgezet contact , de sleutel in 
de schakelaar voor het uitschakelen van de 
airbag aan passagierszijde.
F
 
D
raai de schakelaar in de stand "OFF".
F
 
V
er wijder de sleutel zonder de stand van 
de schakelaar te veranderen.
Dit waarschuwingslampje brandt 
bij aangezet contact op het 
instrumentenpaneel zolang de 
airbag is uitgeschakeld. Schakel voor de veiligheid van uw kind 
de airbag vóór aan passagierszijde altijd 
uit als u een kinderzitje "met de rug in de 
rijrichting" op de voorstoel plaatst. Het 
kind kan anders bij het afgaan van de 
airbag (levensgevaarlijk) gewond raken.
De airbags worden opgeblazen, behalve de 
airbag aan passagierszijde wanneer deze 
is uitgeschakeld, bij een ernstige frontale 
aanrijding binnen (een gedeelte van) de 
impactzone vóór (A) , in de lengterichting 
van de auto en vanaf de voorzijde richting 
de achterzijde van de auto, die zich op een 
horizontale ondergrond moet bevinden.
De airbag vóór wordt opgeblazen tussen 
de bestuurder en het stuur of tussen de 
voorpassagier en het dashboard om te 
verhinderen dat deze naar voren wordt 
geslingerd. 
Veiligheid  
Page 88 of 306
86
Veiligheidsvoorschriften
De portierpanelen van de voorportieren 
bevatten de zijdelingse schoksensoren van 
de auto.
Schade aan het portier of het uitvoeren van 
werkzaamheden (wijzigingen of reparaties) 
die niet aan de voorschriften voldoen, kan 
ertoe leiden dat deze sensoren niet meer 
goed werken – In dat geval werken de zij-
airbags mogelijk niet!
Laat werkzaamheden aan de voorportieren 
uitsluitend uitvoeren door het 
CITROËN-
netwerk of door een gekwalificeerde 
werkplaats.
Airbags vóór
Houd het stuur wiel niet aan de spaken 
vast en laat uw handen niet op het 
stuurwielkussen rusten.
Laat aan passagierszijde uw voeten niet op 
het dashboard rusten.
Rook niet in de auto. Als de airbag wordt 
opgeblazen, kunnen brandende sigaretten 
of een pijp brandwonden of ander letsel 
veroorzaken.
Ver wijder het stuur wiel nooit, maak geen 
gaten in de stuur wielbekleding en sla er niet 
op.
Bevestig geen voor werpen of stickers op 
het stuur wiel of op het dashboard. Deze 
kunnen bij het afgaan van de airbags letsel 
veroorzaken.
Ga normaal en rechtop zitten.
Doe uw veiligheidsgordel om en zorg dat 
deze correct is geplaatst.
Zorg dat er zich niets bevindt tussen 
de airbag en de inzittenden (kinderen, 
huisdieren, objecten...) en bevestig niets in 
de buurt van de airbags of in het gebied waar 
de airbags afgaan. Dit kan de inzittende bij 
het afgaan van de airbag ver wonden.
Wijzig niets aan het oorspronkelijke ontwerp 
van uw auto, vooral niet in de directe 
omgeving van de airbags.
Laat na een aanrijding of diefstal van uw 
auto de airbagsystemen controleren.
Werkzaamheden aan airbagsystemen 
mogen alleen door het 
CITROËN-netwerk 
of een gekwalificeerde werkplaats worden 
uitgevoerd.
Zelfs als alle bovenstaande voorschriften 
worden nageleefd, blijft de kans bestaan 
op letsel of lichte brandwonden aan het 
hoofd, de borst of de armen als de airbag 
wordt geactiveerd. De airbag wordt namelijk 
zeer snel opgeblazen (binnen enkele 
milliseconden) en loopt vervolgens even 
snel leeg, waarbij de warme gassen via de 
daarvoor bestemde openingen naar buiten 
stromen. Houd u aan de onderstaande veiligheidsvoorschriften voor een maximale effectiviteit van de airbags.
Zijairbags
Bedek de stoelen uitsluitend met daarvoor 
goedgekeurde stoelhoezen, die in 
combinatie met actieve zijairbags gebruikt 
kunnen worden. Voor informatie over de 
stoelhoezen die geschikt zijn voor uw 
auto kunt u zich wenden tot het 
CITROËN-
netwerk.
Bevestig nooit iets aan de rugleuning 
van de stoelen (kleding...): dit zou bij het 
afgaan van de zijairbags kunnen leiden tot 
verwondingen aan armen of borstkas.
Ga niet onnodig dicht tegen het 
portierpaneel zitten. 
Veiligheid