CITROEN C-ZERO 2012 Instructieboekjes (in Dutch)

Page 81 of 166

7
!
Veiligheid
79
Maak er een gewoonte van om normaal rechtop in de voorstoelen te zitten. Draag altijd een correct afgesteldeautogordel.
Zorg dat er zich niets bevindt tussen de airbag en de inzittenden (kinderen, huisdieren,objecten...). Dit kan de goede werking van deairbag belemmeren en/of de inzittende bij hetopblazen van de airbag ver wonden.
Laat na een aanrijding of diefstal van uwauto de airbagsystemen controleren.
Werkzaamheden aan airbagsystemenmogen uitsluitend door het CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerdewerkplaats worden uitgevoerd.
Zelfs als alle bovenstaande voorschriftenworden nageleefd, blijft de kans bestaanop letsel of lichte brandwonden aan het
hoofd, de borst of de armen als de airbag wordt geactiveerd. De airbag wordt namelijk zeer snel opgeblazen (binnen enkele milliseconden) en loopt ver volgens even snel leeg, waarbij de warme gassen via de daarvoor bestemde openingen naar buiten stromen.
Zijairbags
Bedek de stoelen uitsluitend met daarvoor goedgekeurde stoelhoezen, die in combinatie met actieve zijairbags gebruikt kunnen worden.Voor informatie over de stoelhoezen die geschikt zijn voor uw auto kunt u zichwenden tot het CITROËN-netwerk (zie hoofdstuk "Praktischeinformatie - § Accessoires").Bevestig nooit iets aan de rugleuning van de stoelen (kleding...): dit zou bij het afgaan van de airbags kunnen leiden tot ver wondingen aan armen of borstkas.Ga niet onnodig dicht tegen het portierpaneel zitten.


Airbags vóór

Houd het stuur wiel niet aan de spaken vast en laat uw handen niet op het stuurwielkussen rusten.
De voorpassagier mag zijn voeten niet op hetdashboard laten rusten. Het is raadzaam niet te roken in de auto. Als de airbag wordt opgeblazen, kunnen brandende sigaretten of een pijpbrandwonden of ander letsel veroorzaken.
Ver wijder het stuur wiel nooit, maak geen gaten in de stuurwielbekleding en sla er niet op.
Windowairbags
Bevestig nooit iets op de hemelbekleding; dit zou bij het afgaan van de windowairbagskunnen leiden tot hoofdletsel. Demonteer nooit de handgrepen van het dak(indien aanwezig); deze maken deel uit van de bevestiging van de windowairbags.

Houd u aan de volgende veiligheidsvoorschriften voor een maximale effectiviteit van de airbags:

Page 82 of 166

!
!
i
Praktische informatie
80






Tractiebatterij laden
)Trek aan de hendel 1
aan de linkerzijde
onder het dashboard om het klepje van
de aansluiting voor het normaal laden(rechterzijde van de auto) te openen.
Normaal laden
Controleer voordat u de stekker aansluit, of het elektriciteitsnet datu voor het laden wilt gebruiken,voldoet aan de specificaties die op het controlepaneel van de laadkabel zijn aangegeven. Laat uw elektriciteitsnet altijd door een erkend installateur controleren.
Er zijn twee manieren om de tractiebatterij teladen: normaal laden en snelladen.
Het normaal laden verdient de voorkeur; dit
kunt u doen met een
gewone stekker in een stopcontact bij u thuis.
Voor het snelladen is een speciale
voedin
gsbron nodig.
) Zet de selectiehendel in stand P
en trek deparkeerrem stevig aan. )
Schakel alle verbruikers uit en zet hetcontact van uw auto in de stand "LOCK".
Gebruik uitsluitend een laadkabel van CITROËN.
Als de buitenluchttemperatuur lager is dan -25°C, is het laden wellicht niet mogelijk.

Page 83 of 166

8
!
!
!
Praktische informatie
81
Raak de metalen uiteinden van de beidestekkers van de kabel niet aan. Anders bestaat er kans op elektrocutieen/of storingen door schade.
)
Druk de borglip 2opzij om de afdekkap van
de stekkeraansluiting te openen. ) Controleer of er geen vuil of vreemde delen
in de stekkeraansluiting op de auto zitten. ) Ver wijder de beschermkap van de stekker
van de laadkabel.) Steek de speciale laadstekker in de
aansluiting op de auto tot deze vastklikt,
raak de knop aan de bovenzijde niet aan.
)Neem de kabel uit het meegeleverde
tasje. Deze kabel heeft eenspeciale stekkeraansluiting met eencontrolepaneeltje. )Steek het ene uiteinde van de laadkabel
in een stopcontact dat aan de gesteldeeisen voldoet. Het groene lampje op het controlepaneeltje gaat branden.

Hang de kabel zodanig op of legdeze zo neer dater geen druk op de stekkeraansluiting
wordt uitgeoefend.
Gebruik geen verlengkabels, stekkerblokken, adapters of programmeerbareapparatuur.

Page 84 of 166

i
i
!
Praktische informatie
82

Controlepaneel
)Controleer of hetlaadstroomcontrolelampje
op het instrumentenpaneelen het oranje lampje op het controlepaneeltje van de stekkeraansluiting constant branden.

Bij het begin van het laden kan er wat lucht afgeblazen worden. Dit isvolkomen normaal.

Het laden kan tussentijds onderbroken worden door de speciale laadstekker los te nemen.
-Charge
: oranje lampje.
Dit betekent dat het laden bezig is. Controleer alle aansluitingen als dit lampje niet brandt. Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats als het probleem blijft bestaan.

- Fault
: rood lampje.
Dit betekent dat er een storing is geconstateerd. Controleer alle aansluitingen als dit lampje blijft branden. Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats als hetprobleem blijft bestaan.
De sticker op dit paneeltje geeft de vereiste stroomsterkte aan van het elektriciteitsnet (16A, 13A of 10A af hankelijk van het land van bestemming).
Het paneel is voorzien van drie lamp
jes: -Ready
: groen lampje.
Dit betekent dat alles correct en veilig is
aangesloten. Controleer alle aansluitingen
als dit lampje niet brandt. Raadpleeg het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats als het probleem blijft bestaan.
Als dat niet het geval is, is het laden nog niet
begonnen; voer de hele procedure opnieuw uiten controleer of alle aansluitingen in orde zijn.

Page 85 of 166

8
i
!
i
i
Praktische informatie
83

Als de laadkabel op de aansluiting in de auto is aangesloten, is het starten van de motor om veiligheidsredenen nietmogelijk. Als u de motor toch probeert te starten, zal de laadprocedure afgebroken worden. U moet in dat geval de stekker van de kabel losnemen en opnieuw op de auto aansluiten om het laden tehervatten.
Controleer na het laden altijd of de afdekkap en het klepje van hetlaadsysteem goed dicht zitten. Let er goed op dat er geen stof of water in de laadstekkeraansluiting op de auto of de stekker van de kabel terechtkomt, aangezien anders kans bestaat opbrand of elektrocutie.Laat de kabel na het laden niet inhet stopcontact zitten. Dat voorkomtkor tsluiting of elektrocutie als de kabelnat wordt of in water terechtkomt.
Laad de tractiebatterij eens in de
15 dagen helemaal op; hiermee zorgt u voor een optimale levensduur vande tractiebatterij.Volg de procedure voor normaal laden om de batterij (via het gewonelichtnet) helemaal op te laden tothet systeem zichzelf automatischuitschakelt (laadstroomlampje op hetinstrumentenpaneel uit).
)Het doven van het
laadstroomcontrolelampje op het
instrumentenpaneel duidt erop dat het
l
aden is voltooid.)Druk op de knop om de speciale laadstekker los te kunnen nemen.)Plaats de beschermkap op de aansluiting
van de laadkabel.)Sluit de afdekkap van de
laadstekkeraansluiting in de auto en sluit
dan het klepje. )Neem de stekker uit het stopcontact vanhet elektriciteitsnet. )Berg de laadkabel op in het daarvoor bestemde tasje.

Auto staat lange tijd stil
Laad de tractiebatterij eens in dedrie maanden helemaal op (normale laadprocedure) als u de auto langere tijd niet gebruikt. Controleer eerst of de 12V-accu aangesloten is en of deze niet leeg is. Als dat wel het geval is, ga dan naar het gedeelte "12V-accu" voor informatieover het aansluiten en bijladen van deze accu.

Page 86 of 166

!
!
Praktische informatie
84
Controleer of het snellaadapparaat met de kabel geschikt is voor uw auto.
)
Druk de borglip 4
opzij om de afdekkap te openen. )
Controleer of er geen vuil of vreemde delen
in de stekkeraansluiting zitten.
Snelladen
)Zet de selectiehendel in stand Pen trek de parkeerrem stevig aan. )Schakel alle verbruikers uit en zet het contact van uw auto in de stand "LOCK".)Trek aan de hendel 3
aan de linkerzijde
onder de bestuurdersstoel om het klepje
van de snellaadaansluiting (linkerzijde van
de auto) te openen.
Raak de metalen uiteinden van de beide stekkers van de kabel niet aan. Anders bestaat de kans op elektrocutieen/of storingen door schade.
)Sluit de laadkabel op de aansluiting in de auto aan volgens de gebruiksaanwijzing
van het snellaadapparaat.

Page 87 of 166

8i
ii
i
!
i
Praktische informatie
85
)Controleer of hetlaadstroomcontrolelampje ophet instrumentenpaneel constantbrandt.
Het snelladen stopt automatischals de tractiebatterij voor ongeveer 80% geladen is. Begin de procedureopnieuw als u de batterij tot 100%wilt laden. Dit zal relatief gezien meer tijd kosten: de snelheid van het laden
neemt af naarmate de tractiebatterij voller wordt.
Tijdens het snelladen kan deairconditioning van de auto spontaangaan werken om de tractiebatterij tekoelen. Het is dan ook normaal datu het geluid van de ventilator in hetinterieur hoort en dat er onder de auto een plasje water ontstaat.

Als de laadkabel op de aansluiting in de auto is aangesloten, is het starten van de motor om veiligheidsredenen nietmogelijk. Als u de motor toch probeert te starten, zal de laadprocedure afgebroken worden. U moet in dat geval de stekker van de laadkabel losnemen en opnieuw op de auto aansluiten om het laden tehervatten.

Als de buitenluchttemperatuur lager is dan 0°C, duur t het laden mogelijk langer dan normaal.
Als de buitenluchttemperatuur lager is dan -25°C, is het laden wellicht nietmogelijk. Als dat niet het geval is, wordt er niet
geladen; volg de gebruiksaanwijzing van het snellaadapparaat.
) Als het laadstroomcontrolelampje op hetinstrumentenpaneel uitgaat, is het laden
voltooid.
Maak de laadkabel los volgens
de gebruiksaanwijzing van het snellaadapparaat.) Sluit de afdekkap van de stekkeraansluitingin de auto en sluit dan het klepje.
Controleer na het laden altijd of de afdekkap en het klepje van hetlaadsysteem goed dicht zitten. Let er goed op dat er geen stof of water in de stekkeraansluiting op deauto of de aansluiting van de kabel terechtkomt, aangezien anders kansbestaat op brand of elektrocutie.



Auto staat lange tijd stil
Laad de tractiebatterij eens in dedrie maanden helemaal op (normale laadprocedure) als u de auto langere tijd niet gebruikt.
Controleer eerst of de 12V-accu aangesloten is en of deze niet leeg is. Als dat wel het geval is, ga dan naar het gedeelte "12V-accu" voor informatieover het aansluiten en bijladen van deze accu.

Page 88 of 166

!
i
!
Praktische informatie
86




12V- ac c u

Alle elektrische componenten van de auto(met uitzondering van de elektromotor, de
ver warming en de airconditioning) worden door
een 12V-accu gevoed. Deze accu bevindt zich in de ruimte onder de voorklep en wordt door de tractiebatterijgeladen als de elektromotor werkt (lampje
"Ready" op het instrumentenpaneel
) en tijdens het opladen.
Als de 12V-accu leeg is, kan deelektromotor niet meer wordeningeschakeld en wordt de tractiebatterijniet meer bijgeladen.
)Ontgrendel de voorklep met de hendel inhet interieur, maak de veiligheidshaak los en open de klep. )Plaats de steun in een van de gaten om de
voorklep open te houden. )Draai de moer 1los. )Ver wijder de afdekplaat van de accu om bijde klemmen te komen.



To egang tot de accu
Wij raden af om de accukabels los te nemen.Echter, als de auto langdurig (meer dan een maand) wordt stilgezet, is het vooral in de winter beter om de accu uit de auto te nemen en deze vorstvrij opte slaan.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats omde elektronische regeleenheid te laten resetten.

Page 89 of 166

8
!!
Praktische informatie
87
)Ver wijder het afdekkapje van de (+) klem.
) Sluit de rode kabel op de (+) klem van de lege accu Aaan en dan op de (+) klem van de hulpaccu B.


Starten met een
hul
paccu
)Sluit de groene of zwar te kabel aan op de (-)klem van de hulpaccu B.) Sluit het andere uiteinde van de groene of
zwarte kabel aan op het massapunt Cinuw auto.
Controleer of het elektrolyt nietbevroren is. Controleer het elektrolytniveau en vuldit bij met gedestilleerd water indiennoodzakelijk (raadpleeg het hoofdstuk
"Niveaus controleren" in dit boekje).
Controleer of de hulpaccu wel een 12V-accu is.

Page 90 of 166

!
Praktische informatie
88
acculader
)Star t de auto met de hulpaccu en wacht enkele minuten. )Zet het contact van uw auto aan en wacht
tot het lampje "Ready" gaat branden.
)Neem de kabels in de omgekeerde
volgorde los. )Plaats de afdekplaat van de accu terug endraai de moer vast.

Als het verklikkerlampje "Ready" niet gaat branden: )Laat de kabels aangesloten. )Zet het contact van uw auto in de stand "LOCK
". )Laad de tractiebatterij via de normalelaadprocedure op (zie "Tractiebatterij
opladen").)Als het laadstroomcontrolelampje op het instrumentenpaneel constant brandt, kunt ude kabels losnemen.)Wacht nog minstens één uur. )Zet het contact van uw auto aan tot het lampje "Ready" brandt.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats als het probleem
blijft bestaan.

)
Ver wijder de afdekplaat van de accu.
Controleer of het elektrolyt niet bevroren is.Controleer het elektrolytniveau en vul dit bij met gedestilleerd water indien noodzakelijk (raadpleeg het gedeelte "Niveaus controleren" in dit boekje). )Draai de moer 1los en til de beugel op.

Page:   < prev 1-10 ... 41-50 51-60 61-70 71-80 81-90 91-100 101-110 111-120 121-130 ... 170 next >