CITROEN C5 2012 Instructieboekjes (in Dutch)

Page 21 of 340

19
IN EEN OOGOPSLAG
Dit systeem zorgt ervoor dat de snelheid van
de auto constant op een door de bestuurder
geprogrammeerde waarde gehouden wordt.

Snelheidsregelaar
Snelheidsbegrenzer

Dit systeem biedt de mogelijkheid om
een maximumsnelheid in te stellen.
De ingestelde snelheid moet hoger
dan 30 km/h
zijn. De snelheidsregelaar werkt alleen in
de hoogste versnellingen.
De in-
gestelde snelheid moet hoger dan
40 km/h
zijn.


Weergave op het
instrumentenpaneel
Op het instrumentenpaneel wordt
weergegeven of de functie snelheids-
begrenzer of snelheidsregelaar is ge-
selecteerd.

Snelheidsregelaar

Snelheidsbegrenzer
“ LIMIT
”: activeren van de snel-
heidsbegrenzer.
“ SET +
”: verhogen van de
maximumsnelheid.
“ SET -
”: verlagen van de maxi-
mumsnelheid.
Onderbreken of hervatten.
Uitzetten.
De gekozen snelheid is opge-
slagen. “ SET
”: opslaan van de
snelheid (systeem op
pauze). “ CRUISE
”: activeren van de
snelheidsregelaar.
“ SET +
”: verhogen van de op-
geslagen snelheid (systeem op
ON).
“ SET -
”: verlagen van de opge-
slagen snelheid (systeem op
ON).
Onderbreken of hervatten.
Uitzetten.
COMFORTABEL AUTORIJDEN




152



154

Page 22 of 340

20
IN EEN OOGOPSLAG


)
Beweeg de hendel kort omhoog of
omlaag, zonder deze door de weer-
stand heen te drukken. De desbe-
treffende richtingaanwijzers zullen
drie keer knipperen.


Richtingaanwijzers - Functie
“autosnelweg”
COMFORTABEL AUTORIJDEN



116



Contactslot




S : Stuurslot

Om het stuurwiel te ontgrendelen,
steekt u de sleutel in het contact en
draait u zonder te forceren licht aan
het stuur.


M : Contact aan



D : Startmotor

Draai de sleutel in de startstand
en laat deze los, zodra de motor
aanslaat. Start niet als de motor al
loopt.



72

Page 23 of 340

!
21
IN EEN OOGOPSLAG

Standen


P :
Parkeerstand.

R :
Achteruitversnelling.

N :
Neutraalstand.

D :
Automatische werking.

M:
Handgeschakelde werking. De automatische versnellingsbak biedt
de volgende mogelijkheden:


- Werking
in de autoadaptieve
stand
, waarbij de versnellingsbak
steeds de versnelling kiest die het
beste bij uw rijstijl en de wegom-
standigheden past ( Stand D
).

- Werking in de handbediende
stand
: u schakelt zelf in een van de
versnellingen ( Stand M
).

- Werking in de automatische stand
SPORT (Stand D)
door op de toets
A
te drukken.

- Werking in de automatische
stand SNEEUW (Stand D)
door op
de toets B
te drukken.



Veiligheidsvoorzieningen:



Automatische versnellingsbak




146
U kunt de selectiehendel alleen uit
de stand P
verwijderen als u het
rempedaal intrapt.
Als bij het openen van een portier
de selectiehendel niet in de stand P

staat, klinkt er een geluidssignaal.
Controleer altijd of de selectiehen-
del in de stand P
staat voordat u de
auto verlaat.
COMFORTABEL RIJDEN

R
Achteruitversnelling

N
Neutraalstand

A
Stand voor automatisch schakelen

M
Stand voor handmatig schakelen
Gebruik de fl ippers aan het stuur 1
"+"

en 2
"-"
:


- handmatig schakelen,

- tijdelijk handmatig terug naar de au-
tomatische stand.



Elektronisch bediende
6-versnellingsbak

Programma SPORT



)
Druk, wanneer de motor draait en
de hendel in de stand A
staat op de
knop 3
.



139-142

Page 24 of 340

22
IN EEN OOGOPSLAG
COMFORTABEL RIJDEN

Stop & Start


In de STOP-stand schakelen van de
motor
Het lampje "ECO"
op het dash-
board gaat branden en de mo-
tor wordt in de standby-stand
geschakeld:


- bij een handgeschakelde 6-ver-
snellingsbak
; bij een snelheid van
onder de 6 km/h, trap het rempe-
daal in of schakel in de stand N
.
In de START-stand schakelen van
de motor
U kunt op elk moment het systeem uit-
schakelen door op de toets "ECO OFF"

te drukken; het lampje van de toets gaat
dan branden.
Het systeem wordt automatisch op-
nieuw geactiveerd , elke keer wan-
neer u de motor met de contactsleutel
aanzet.
Voordat u gaat tanken of werkzaamhe-
den onder de motorkap gaat verrich-
ten, moet u altijd het contact afzetten
met de contactsleutel. Het lampje "ECO"
gaat uit en
de motor wordt weer gestart:


- selectiehendel in de stand A
of M
,
laat het rempedaal los,

- of selectiehendel in de stand N
en
rempedaal losgelaten, schakel in de
stand A
of M
,

- of schakel de achteruitversnelling in.
Het kan voorkomen dat de STOP-stand
niet beschikbaar is; het lampje "ECO"

knippert dan enkele seconden en gaat
vervolgens uit.
In bepaalde gevallen, wordt de START-
stand automatisch ingeschakeld; het
lampje "ECO"
knippert dan enkele se-
conden en gaat vervolgens uit.


143




144

Uitschakelen / opnieuw inschakelen



144

Page 25 of 340

23
IN EEN OOGOPSLAG
U kunt de parkeerhulp met knop B
in-
en uitschakelen. Als de parkeerhulp
is uitgeschakeld, brandt het controle-
lampje in knop B
.


Parkeerhulp met grafische
weergave en geluidssignalen
Parkeerplaatsassistent

U kunt de functie “Parkeerplaatsassistent” selecteren door op de schakelaar A
te
drukken als de richtingaanwijzer aan
de kant van de parkeerplaats is inge-
schakeld, de wagensnelheid lager dan
20 km/h is en de auto zich op ongeveer
1,5 m van de parkeerplaats bevindt.
Een continu brandend controlelampje
geeft aan dat de functie ingeschakeld is.



157



159
Dit systeem is bedoeld voor het rijden
op auto- en autosnelwegen en werkt al-
leen bij snelheden hoger dan 80 km/h.
Wanneer u op de toets C
drukt, wordt
deze functie geactiveerd en gaat het
lampje in de toets branden.

Lane Departure Warning
System
Deze functie waarschuwt niet wan-
neer u uw richtingaanwijzer gebruikt
en gedurende de eerste 20 seconden
na uitschakelen van de richtingaanwij-
zer.



156

Page 26 of 340

24
ECO-RIJDEN
Door in de dagelijkse praktijk een aantal aanwijzingen op te volgen kunt u het brandstofverbruik en de CO2-uitstoot van
uw auto verminderen.

Maak optimaal gebruik van de
versnellingsbak

Als uw auto is voorzien van een hand-
geschakelde versnellingsbak, rijd dan
rustig weg, schakel zo snel mogelijk
de tweede versnelling in en schakel
bij voorkeur relatief snel over naar een
hogere versnelling. Volg de aanwijzin-
gen van de schakelindicator (indien
aanwezig) die op het instrumentenpa-
neel worden weergegeven.

Als uw auto is voorzien van een auto-
matische transmissie of een EGS-ver-
snellingsbak, laat de selectiehendel
dan in de stand Drive "D"
of Auto "A"

(afhankelijk van het type versnellings-
bak) staan en trap het gaspedaal niet
bruusk of diep in.



Kies voor een soepele rijstijl


Houd afstand van de auto's voor u,
rem bij voorkeur af op de motor in
plaats van het rempedaal te gebrui-
ken en trap het gaspedaal geleidelijk
in. Als u deze aanwijzingen naleeft,
neemt het brandstofverbruik en de
CO
2-uitstoot af en wordt de geluids-
overlast door het verkeer beperkt.

Als het verkeer goed doorstroomt, ge-
bruik dan vanaf een snelheid van on-
geveer 40 km/h de snelheidsregelaar
(indien aanwezig).



Gebruik op slimme wijze de
elektrische voorzieningen

Als bij het instappen blijkt dat de tem-
peratuur in de auto hoog is opgelopen,
open dan alle ruiten en de ventilatie-
roosters alvorens de airconditioning in
te schakelen.
Sluit vanaf een snelheid van 50 km/h
de ruiten, maar laat de ventilatieroos-
ters geopend.
Gebruik de voorzieningen in het interi-
eur die de temperatuurstijging kunnen
beperken (blinderingspaneel van het
panoramadak, zonneschermen, enz.).
Schakel de airconditioning uit zodra de
gewenste temperatuur is bereikt (be-
halve bij auto's met een automatische
airconditioning).
Schakel de achterruitverwarming en de
ontwaseming uit zodra deze niet meer
nodig zijn als deze niet automatisch
worden aangestuurd.
Schakel de stoelverwarming zo snel
mogelijk uit.

Schakel de verlichting en de mistlam-
pen uit als het zicht voldoende is.
Laat de motor vooral 's winters na het
starten niet stationair warmdraaien,
maar rijd zo snel mogelijk weg: uw
auto warmt sneller op als u rijdt.

Sluit als passagier zo min mogelijk
multimedia-apparatuur (DVD-speler,
MP3-speler, spelcomputer, enz.) op
de auto aan, teneinde het elektrici-
teitsverbruik, en dus het brandstofver-
bruik, te beperken.
Koppel externe apparatuur los als u
de auto verlaat.

Page 27 of 340

25

Beperk de oorzaken van een
hoger brandstofverbruik

Verdeel het gewicht evenwichtig over
de auto: plaats de zwaarste voorwer-
pen in de bagageruimte, zo dicht mo-
gelijk bij de achterbank.
Beperk de belading en de luchtweer-
stand (dakdragers, imperiaal, fi etsen-
drager, aanhanger, enz.) van uw auto.
Gebruik liever een dakkoffer.
Verwijder na gebruik de dakdragers
en de imperiaal.

Vervang na de winter zo snel mogelijk
de winterbanden door zomerbanden.



Houd u aan de
onderhoudsvoorschriften

Controleer regelmatig de bandenspan-
ning (bij koude banden), houd u daarbij
aan de bandenspanning die staat ver-
meld op de sticker op de portierspon-
ning aan bestuurderszijde.
Controleer de bandenspanning met
name:


- voor een lange rit,

- bij de wisseling van de seizoenen,

- als de auto gedurende langere tijd
niet is gebruikt.
Vergeet niet de bandenspanning van
het reservewiel en van de wielen van
de aanhanger of de caravan te contro-
leren.

Laat uw auto regelmatig onderhouden
(olie verversen, oliefi lter en luchtfi lter
vervangen, enz.) en houd u daarbij aan
het door de fabrikant voorgeschreven
interval.


Laat bij het tanken het vulpistool
niet meer dan drie keer afslaan; zo
voorkomt u dat brandstof uit de tank
stroomt.

U zult bij een nieuwe auto merken
dat pas na 3000 km het gemiddelde
brandstofverbruik zich stabiliseert.

Page 28 of 340

I
26
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
INSTRUMENTENPANEEL BENZINE - DIESEL MET HANDGESCHAKELDE OF AUTOMATISCHE VERSNELLINGSBAK
Het instrumentenpaneel bevat de meters en de controle- en waarschuwingslampjes.


A.
Brandstofmeter

B.
Meter:



Koelvloeistoftemperatuur



Informatie snelheidsregelaar/-
begrenzer

C.
Snelheidsmeter

D.
Toerenteller
E.
Meter:



Motorolietemperatuur



Stand selectiehendel en weer-
gave ingeschakelde versnel-
ling (Automatische versnel-
lingsbak)


F.
Bediening:



Dimmer dashboardverlichting


Resetten dagteller en on-
derhoudsintervalindicator
G.
Display van het instrumentenpa-
neel waarop wordt weergegeven:



Afhankelijk van de met de
linker rolknop van het stuur-
wiel geselecteerde pagina:


- Digitale weergave van de
snelheid

- Boordcomputer

- Herhaling van de navigatie-
informatie

- Waarschuwingsmeldingen

- Controle van het motorolie-
peil

- Onderhoudsintervalindicator


Continu:


- Dagteller

- Kilometerteller

Page 29 of 340

I
27
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN

Menu "Taalinstelling"

Via dit menu kunt u de taal van het
display en de spraaksynthese kiezen.


Menu "Keuze eenheden"

Met dit menu kunt u het metrieke
of Angelsaksische meetstelsel in-
stellen. Met het hoofdmenu kunnen be-
paalde functies van de auto en het
display van het instrumentenpaneel
geprogrammeerd worden:


Hoofdmenu

Het display van het instrumenten-
paneel A
bevindt zich in het midden
van het instrumentenpaneel.


- Als de auto
stilstaat, kan het
hoofdmenu van het display van
het instrumentenpaneel worden
weergegeven door kort op de lin-
ker rolknop B
van het stuurwiel
te drukken.

- Wanneer tijdens het rijden om
het weergeven van het hoofd-
menu wordt verzocht, wordt de
melding " Actie niet mogelijk
tijdens het rijden
" op het dis-
play van het instrumentenpaneel
weergegeven.


Menu "Parameters auto"

Via dit menu hebt u toegang tot het
programmeren van de functies die
te maken hebben met:


- de verlichting van uw auto.

- het comfort van uw auto.

Page 30 of 340

I
28
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN


Menu "Verlichting"
Wanneer u dit menu hebt geselec-
teerd, kunt u:


)
De appèlverlichting activeren/
deactiveren * .

)
De follow me home-verlichting
activeren/deactiveren en de
tijdsduur ervan instellen.

)
De meedraaiende bi-xenon kop-
lampen activeren/deactiveren.

Menu "Comfort"
Wanneer u dit menu hebt geselec-
teerd, kunt u:


)
De instapfunctie voor de be-
stuurder activeren/deactiveren.

)
Selecteren of alle portieren wor-
den ontgrendeld of alleen het
bestuurdersportier.

)
De automatische werking van de
elektrisch bediende handrem ac-
tiveren/deactiveren.




*
Volgens land van bestemming.

Page:   < prev 1-10 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 61-70 ... 340 next >