CITROEN C5 2014 Instructieboekjes (in Dutch)

Page 171 of 333

X!
169
ONDERHOUD

Motor V6 HDi 240 (met
roetfilter)


V6 HDi 240


1.
Reservoir ruitensproeier en kop-
lampwissers.

2.
Reservoir vloeistof stuurbe-
krachtiging en vering.

3.
Koelvloeistofreservoir.

4.
Oliepeilstok.

5.
Vulopening voor motorolie.

6.
Luchtfi lter.

7.
Remvloeistofreservoir.

8.
"+" en "-" pool voor het starten
met een hulpaccu.

Vanwege de hoge druk in
het brandstofsysteem van de
dieselmotor geldt:


- Ingrepen aan het circuit zijn
niet toegestaan.

- HDi-motoren maken gebruik
van geavanceerde technolo-
gie.
Elke ingreep aan deze motor ver-
eist specialistische kennis; bij het
CITROËN-netwerk is deze gega-
randeerd aanwezig.

Page 172 of 333

X
!
170
ONDERHOUD






NIVEAUS CONTROLEREN
















Motorolieniveau


Het motorolieniveau kan bij
aangezet contact worden
gecontroleerd via de mo-
torolieniveaumeter op het
instrumentenpaneel, of met
de oliepeilstok.
Een handmatige controle van het
motorolieniveau is alleen betrouw-
baar als de auto op een vlakke, hori-
zontale ondergrond staat en de mo-
tor minstens 30 minuten niet heeft
gedraaid.
Het is normaal dat u tussen twee
onderhoudsbeurten door olie moet
bijvullen. CITROËN adviseert u om
elke 5000 km het olieniveau te con-
troleren en, indien nodig, olie bij te
vullen.
Na het bijvullen zal de olieniveaume-
ter op het dashboard bij het aanzet-
ten van het contact na 30 minuten
de juiste waarde aangeven.
Laat in het geval van een sterk gedaald
niveau het desbetreffende circuit con-
troleren door het CITROËN-netwerk of
door een gekwalifi ceerde werkplaats.
Controleer de onderstaande niveaus
regelmatig en vul indien nodig bij,
tenzij anders aangegeven.

Let bij werkzaamheden onder de
motorkap goed op, want bepaalde
delen van de motor kunnen zeer
heet zijn (kans op brandwonden).


Olie verversen
Raadpleeg het onderhoudsboekje
voor het verversingsinterval voor uw
auto.
Om een verminderde betrouw-
baarheid van de motor en de
emissieregeling te voorkomen,
is het gebruik van additieven in
de motorolie niet toegestaan.

Type motorolie
Gebruik de door de fabrikant aan-
bevolen motorolie voor uw auto en
motoruitvoering.












Remvloeistofniveau

Het remvloeistofniveau dient
zich zo dicht mogelijk bij het
merkteken "MAXI" te bevin-
den. Controleer indien dit
niet het geval is of de rem-
blokken van uw auto zijn versleten.

Remvloeistof verversen
Raadpleeg het onderhoudsboekje
voor het voorgeschreven verver-
singsinterval.

Type remvloeistof
Gebruik de door de fabrikant voor-
geschreven remvloeistof die voldoet
aan de DOT4-norm.












Stuurbekrachtigingsvloeistofniveau
of niveau vloeistof
stuurbekrachtiging en vering
Neem voor het bijvullen van
het niveau contact op met het
CITROËN-netwerk of een
gekwalifi ceerde werkplaats.















Oliepeilstok
2 merktekens op de peil-
stok:

A
= maxi; overschrijd nim-
mer dit niveau.

B
= mini; vul het niveau bij
via de olievuldop. Gebruik
de motoroliesoort die is
voorgeschreven voor het
type motor in uw auto.

Page 173 of 333

X
!
171
ONDERHOUD









Niveau brandstofadditief
(diesel met roetfilter)

Bijvullen
Laat het bijvullen zo spoedig mo-
gelijk uitvoeren door het CITROËN-
netwerk of door een gekwalifi ceerde
werkplaats.









Afgewerkte producten

Vermijd langdurig huidcontact
met afgewerkte olie en ande-
re vloeistoffen.
De meeste van deze vloeistoffen
zijn bijtend en schadelijk voor de
gezondheid.
Gooi afgewerkte olie en ande-
re vloeistoffen niet in het riool,
in het water of op de grond.
Deponeer afgewerkte olie in de
daarvoor bestemde containers bij
het CITROËN-netwerk of een ge-
kwalifi ceerde werkplaats. Een te laag niveau in
het additiefreservoir
wordt aangegeven
door het permanent
branden van dit lampje in combinatie
met een geluidssignaal en een mel-
ding op het multifunctionele display.










Koelvloeistofniveau



Het koelvloeistofniveau dient
zich zo dicht mogelijk bij het
merkteken "MAXI" te bevin-
den, maar mag beslist niet
hoger zijn.
Als de motor warm is, wordt de tem-
peratuur van de koelvloeistof gere-
geld door de koelventilator. Deze
kan ook bij afgezet contact werken.

Koelvloeistof verversen
De koelvloeistof behoeft niet te wor-
den ververst.

Type koelvloeistof
Gebruik de door de fabrikant voor-
geschreven koelvloeistof.






Bij auto's met een roetfi lter kan
de
koelventilator
ook nog werken
nadat de motor is afgezet, zelfs
bij koude motor.


Wacht bovendien alvorens werk-
zaamheden aan het koelsysteem
uit te voeren ten minste 1 uur nadat
de motor gedraaid heeft, omdat het
koelsysteem onder druk staat.
Draai om brandwonden te voorkomen
de dop eerst 2 omwentelingen los om
de druk te laten dalen. Verwijder, als
de druk eenmaal gedaald is, de dop
en vul koelvloeistof bij.






















Niveau ruiten- en
koplampsproeiervloeistof

Wanneer uw auto is voor-
zien van koplampsproeiers,
wordt een te laag vloeistof-
niveau van de ruiten- en
koplampsproeiers aangegeven door
een geluidssignaal en een melding
op het display.
Vul bij de eerstvolgende gelegen-
heid het reservoir bij.

Type ruiten- en
koplampsproeiervloeistof
Voor een optimale reiniging en om
het bevriezen van de sproeiers te
voorkomen is het (bij)vullen van het
reservoir met water niet toegestaan.



Inhoud reservoir (volgens uitvoering):



- ruitensproeiervloeistof: circa 3,5 liter,


- vloeistof ruitensproeiers en kop-
lampwissers: circa 6,15 liter.

Page 174 of 333

X
172
ONDERHOUD
CONTROLES










12V-accu

De accu is onderhoudsvrij.
Niettemin is het raadzaam
om regelmatig te controle-
ren of de accupolen en -
klemmen schoon zijn,
vooral bij warm weer en in
de winter.
Raadpleeg voordat u de accukabels
losneemt de rubriek "Praktische in-
formatie" voor meer informatie over
de te nemen voorzorgsmaatregelen.










Roetfilter (diesel)

Als aanvulling op de katalysator le-
vert dit fi lter een actieve bijdrage
aan het verbeteren van de luchtkwa-
liteit door het tegenhouden van niet-
verbrande vuildeeltjes. Ook wordt
zwarte uitlaatrook voorkomen.
Nadat u langdurig met lage snelhe-
den hebt gereden of nadat de motor
langdurig stationair heeft gedraaid,
kan het in uitzonderlijke gevallen
voorkomen dat waterdamp bij de
uitlaat zichtbaar is bij het gas geven.
Dit is niet van invloed op de werking
van de auto of het milieu.
Bij het gevaar van verstopping van
het roetfi lter verschijnt een melding
op het display van het instrumen-
tenpaneel, vergezeld van een ge-
luidssignaal en het branden van het
waarschuwingslampje SERVICE.
Deze waarschuwing wijst op een
beginnende verzadiging van het
roetfi lter (veelvuldige stadsritten:
lage snelheden, verkeersopstoppin-
gen…).
Om het fi lter te regenereren wordt
aangeraden zo spoedig mogelijk, als
de verkeerssituatie dit toelaat, gedu-
rende ten minste 5 minuten met een
snelheid van meer dan 60 km/h te
gaan rijden (tot de waarschuwing
verdwijnt).
Raadpleeg als de waarschuwing aan-
wezig blijft het CITROËN-netwerk of
een gekwalifi ceerde werkplaats.





Deze sticker, die hoort bij het Stop &
Start-systeem, geeft aan dat er een
speciale 12V-loodaccu is gebruikt die
alleen losgekoppeld en/of vervangen
mag worden door het CITROËN-
netwerk of door een gekwalifi ceerde
werkplaats.

Raadpleeg, tenzij anders aangegeven, de bladzijden
in het onderhoudsboekje die betrekking hebben op de
motoruitvoering van uw auto voor het laten controleren
van bepaalde onderdelen volgens het onderhouds-
schema van de constructeur.
Laat de controles eventueel uitvoeren door het
CITROËN-netwerk of een gekwalifi ceerde werkplaats.




















Luchtfilter en interieurfilter


Laat de fi lters periodiek
vervangen volgens de in
het onderhoudsboekje
aangegeven intervallen.
Als de omgeving (veel
stof...) en het gebruik (veel stads-
verkeer...) daartoe aanleiding ge-
ven, moeten de fi lters twee keer
zo vaak worden vervangen
.
Een verstopt interieurfi lter kan de
prestaties van de airconditioning
verstoren en onaangename geuren
veroorzaken.

Laat bij het olie verversen
tevens het oliefi lter vervan-
gen.













Oliefilter

Raadpleeg het onderhoudsboekje
voor het vervangingsinterval.

Page 175 of 333

X
!
173
ONDERHOUD




















Remblokken

De slijtage van de rem-
blokken is sterk afhanke-
lijk van de rijstijl, vooral bij
stadsverkeer en veel korte
ritten. Hierdoor kan het
noodzakelijk blijken om de remblok-
ken vaker, tussen twee onderhouds-
controles door, te laten controleren.
Als het remsysteem vrij is van lek-
kages, duidt een te laag remvloei-
stofniveau erop dat de remblokken
versleten zijn.







Handgeschakelde versnellingsbak

De versnellingsbak is on-
derhoudsvrij (olie verver-
sen niet noodzakelijk).






Automatische
versnellingsbak
De automatische versnel-
lingsbak is onderhoudsvrij
(olie verversen niet nood-
zakelijk).

Staat van remschijven /
remtrommels

Raadpleeg het CITROËN-
netwerk of een gekwali-
fi ceerde werkplaats voor
informatie over het contro-
leren van de slijtage van
de remschijven.


Handrem


Als de handrem een te gro-
te slag heeft of als het sy-
steem minder goed werkt,
moet de handrem zelfs
tussen twee onderhouds-
controles door worden af-
gesteld.
Laat het systeem controleren door
het CITROËN-netwerk. Gebruik uitsluitend door
CITROËN aanbevolen pro-
ducten of gelijkwaardige kwa-
liteitsproducten.
Gebruik voor het onderhoud van
de aluminium delen geen droge
doek in combinatie met een schu-
rend middel, maar een spons in
combinatie met een waterige sopje
met autoshampoo.
Om de werking van belangrijke
organen als het remsysteem te
optimaliseren, selecteert en biedt
CITROËN specifi eke producten
aan.
Vanwege de kans op beschadiging
van het elektrisch systeem is het rei-
nigen van de motorruimte met een
hogedrukreiniger niet toegestaan
. Raadpleeg het onderhoudsboekje
voor het interval van de niveaucon-
trole.
Raadpleeg het onderhoudsboekje
voor het interval van de niveaucon-
trole.

Page 176 of 333

XI
174
PRAKTISCHE INFORMATIE
NOODREPARATIESETVOOR BANDEN
Gebruik van de set

De noodreparatieset bevindt zich
onder de vloerplaat van de bagage-
ruimte.

)
Zet het contact af.

)
Plak de bijgeleverde sticker met
de snelheidslimiet op het stuur-
wiel om u er aan te herinneren
dat u met een tijdelijk gerepa-
reerd wiel rijdt.

)
Controleer of de schakelaar A
in
de stand "0"
staat.

)
Sluit de slang van de fl acon
1
aan op het ventiel van de lekke
band.

)
Sluit de stekker van de compres-
sor aan op de 12V-aansluiting in
de auto.

)
Start de motor en laat deze
draaien. De volledige set voor de reparatie van
een band bestaat uit een compres-
sor en een fl acon met afdichtmiddel.
Hiermee kunt u de band tijdelijk re-
pareren
, zodat u de dichtstbijzijnde
garage kunt bereiken.
Deze reparatieset is verkrijgbaar
bij het CITROËN-netwerk of bij een
gekwalifi ceerde werkplaats.
Met deze reparatieset kunnen ga-
ten met een diameter van maxi-
maal 6 mm in het loopvlak of de
hiel van de band worden gedicht.
Haal scherpe voorwerpen die in de
band steken er niet uit.

Page 177 of 333

XI
!
175
PRAKTISCHE INFORMATIE

)
Verwijder de compressor, maak
de fl acon los en berg deze op in
een waterdichte zak, zodat res-
tanten van de vloeistof niet in de
auto terecht kunnen komen.

)
Rijd onmiddellijk ongeveer drie
kilometer met beperkte snelheid
(tussen 20 en 60 km/h), zodat
het afdichtingsproduct het lek
kan dichten.

)
Zet de auto stil en controleer de
reparatie en de bandenspanning.

)
Sluit de slang van de compres-
sor direct aan op het ventiel van
de gerepareerde band.
)
Activeer de compressor door de
schakelaar A
in de stand "1"
te
zetten, tot de bandenspanning
2,0 bar bedraagt. Als deze spanning niet binnen
ongeveer vijf tot tien minuten
bereikt kan worden, kan de
band niet worden gerepareerd.
Roep in dat geval de hulp in van
het CITROËN-netwerk.

Page 178 of 333

XI
!
176
PRAKTISCHE INFORMATIE

)
Sluit de stekker van de compres-
sor weer aan op de 12V-aanslui-
ting in de auto.

)
Start de motor opnieuw en laat
de motor draaien.

)
Breng de band met behulp van
de compressor op de voorge-
schreven spanning (spanning
verhogen: schakelaar A
in stand
"1"
; spanning verlagen: scha-
kelaar A
in stand "0"
en knop B

indrukken), zoals vermeld op de
bandenspanningssticker in de
opening van het bestuurderspor-
tier, en controleer of het lek goed
gedicht is (de bandenspanning
mag na enkele kilometers niet
zijn afgenomen).

)
Verwijder de compressor en berg
de reparatieset op.

)
Rijd niet harder dan 80 km/h
over een afstand van maximaal
ongeveer 200 km.

)
Neem zo snel mogelijk contact
op met het CITROËN-netwerk of
een gekwalifi ceerde werkplaats
om de band door een specialist
te laten repareren of vervangen. Let op: de fl acon met vloeistof
bevat ethyleenglycol. Dit middel
is schadelijk bij inname en irrite-
rend voor de ogen. Houd het middel
buiten het bereik van kinderen.
De uiterste gebruiksdatum staat op
de fl acon vermeld.
De fl acon kan slechts één keer ge-
bruikt worden en moet na gebruik
dus worden vervangen, ook al is
de fl acon nog niet geheel leeg.
Werp de fl acon na gebruik niet
weg, maar lever deze in bij het
CITROËN-netwerk of een offi cieel
inzamelpunt.
Vergeet niet om bij het CITROËN-
netwerk of een gekwalifi ceerde
werkplaats een nieuwe fl acon af-
dichtmiddel te kopen.
Als de auto is voorzien van een con-
trolesysteem voor de bandenspan-
ning zal het waarschuwingslampje
te lage bandenspanning na de re-
paratie blijven branden totdat het
systeem door het CITROËN-net-
werk of een gekwalifi ceerde werk-
plaats opnieuw is geïnitialiseerd.

Page 179 of 333

XI
177
PRAKTISCHE INFORMATIE
WIEL VERWISSELEN

Toegang tot het gereedschap

Het gereedschap is opgeborgen in
een gereedschapsdoos in het reser-
vewiel.


)
Maak de spanband los om erbij
te komen.
Lijst van aanwezig gereedschap
Dit gereedschap is specifi ek voor uw
auto en kan variëren afhankelijk van
de uitvoering van uw auto. Gebruik
het niet voor andere doeleinden.

1.
Slinger

2.
Krik

3.
Gereedschap voor het verwij-
deren/monteren van de doppen
van de wielbouten

4.
Sleepoog

5.
Stut

Page 180 of 333

XI
!
178
PRAKTISCHE INFORMATIE

Toegang tot het reservewiel


Reservewiel uitnemen


)
Sedan: til de vloerplaat van de
bagageruimte op en vouw het
ene deel over het andere.

)
Tourer : licht de vloerplaat van
de koffer op en haak deze vast
met behulp het uittrekbare hand-
vat. Vergrendel de haak aan het
bovenste deel van de koffer.

)
Maak de spanband los, druk het
resevewiel naar voren en til het
dan uit de auto.

Reservewiel terugplaatsen


)
Plaats het wiel plat in de bagage-
ruimte en schuif het naar u toe.

)
Plaats de gereedschapsdoos in
het wiel en zet dan alles vast met
de spanband.

)
Neem de vloerplaat los uit de be-
vestiging en plaats deze terug in
de oorspronkelijke stand.
De bandenspanning staat
vermeld op de sticker op de
middenstijl bij het linker por-
tier. Op die sticker staat de span-
ning afhankelijk van de belasting
vermeld.

Page:   < prev 1-10 ... 131-140 141-150 151-160 161-170 171-180 181-190 191-200 201-210 211-220 ... 340 next >