air condition CITROEN C5 2015 Instructieboekjes (in Dutch)

Page 75 of 344

73
c5_nl_ chap03_ergo-et-confort_ed01-2014
Automatische airconditioning
(met gescheiden regeling)
De airconditioning werkt uitsluitend bij draaiende motor.
Gescheiden regeling: de regeling van de temperatuur en de luchtverdeling voor bestuurders- en
passagierszijde is gescheiden.
De bestuurder en de voorpassagier kunnen de temperatuur en de luchtverdeling afzonderlijk naar wens instellen.
De symbolen en meldingen van de verschillende instellingen van de automatische airconditioning verschijnen op
het multifunctionele display.Dit is de normale stand voor het
gebruik van het systeem. Druk
op deze toets (het lampje A
gaat branden) om het systeem,
afhankelijk van het ingestelde
comfortniveau, de volgende
functies automatisch te laten
regelen:
1a-1b. Automatische
werking
1a. Automatische werking bestuurderszijde
1b. A
utomatische werking passagierszijde
2a.


t
e
mperatuurregeling bestuurderszijde
2b.


t
e
mperatuurregeling passagierszijde
3a.

L
uchtverdeling bestuurderszijde
3b.
L

uchtverdeling passagierszijde 4a. D
isplay bestuurderszijde
4b. D isplay passagierszijde
5.

A
anjagersnelheid
6.
A

irconditioning in- en uitschakelen
7.
L

uchtrecirculatie - Aanvoer van buitenlucht
8.


Achterruitverwarming
9.


o
n
tdooiing - ontwaseming vóór-


Luchthoeveelheid.
-

Luchttemperatuur.
- Luchtverdeling.
- Airconditioning.
-
A

utomatische luchtrecirculatie.
Aangeraden wordt om alle ventilatieroosters
open te houden. Als u op een van de toetsen
drukt, behalve die voor de temperatuurregeling
2a en 2b , gaat het systeem over op handmatige
bediening. Het controlelampje A zal uitgaan.
3
ergonomie en comfort

Page 76 of 344

74
c5_nl_ chap03_ergo-et-confort_ed01-2014
2a-2b. Temperatuurregeling Handmatige werking3a-3b. Luchtverdeling
F Druk op de toets 3b om de luchtverdeling
aan passagierszijde te wijzigen.
De bijbehorende controlelampjes tonen de
gekozen stand van de luchtverdeling:
-

V
oorruit en zijruiten vóór.
-
V

entilatie vóór (centrale ventilatieroosters,
zijventilatieroosters en rooster voor de
zachte luchtstroom (indien open)) en achter.
-

V
oetenruimte voor en achter.
Het is niet mogelijk om gelijktijdig de
luchtverdeling naar de voorruit en de zijruiten
en de ventilatie voor en achter weer te geven.
F

D

raai aan de knop 2a
om de temperatuur
aan bestuurderszijde in te stellen en
aan knop 2b voor de instelling aan
passagierszijde: rechtsom om de
temperatuur te verhogen en linksom om
deze te verlagen.
De gewenste temperatuur wordt weergegeven.
De op het display weergegeven waarde heeft
betrekking op een bepaald comfortniveau en niet
op een temperatuur in graden
c
e
lsius of Fahrenheit
(afhankelijk van de instelling van het display).
Instelling op een waarde van ongeveer
21 biedt een optimaal comfort. Desgewenst
kunt u een andere waarde instellen, die
gebruikelijk tussen 18
en 24 ligt.
Als de temperatuur in de auto vlak na het
instappen veel lager of hoger is dan de
ingestelde waarde, heeft het geen zin de
ingestelde waarde te wijzigen om sneller het
gewenste comfort te bereiken.
De automatische airconditioning zal op volle
kracht gaan werken om het temperatuurverschil
zo snel mogelijk te overbruggen. F

D
ruk op de
toets 3a om de
luchtverdeling aan
bestuurderszijde te
wijzigen.
F
D
ruk op een van de toetsen, maar niet op
2a en 2b van de temperatuurregeling. De
controlelampjes A van de toetsen “AU TO ”
zullen doven.
Het is mogelijk één of meer functies van de
airconditioning handmatig in te stellen, terwijl de
overige functies automatisch worden geregeld.
In de handbediende stand kunnen
onaangename verschijnselen optreden
(temperatuur, vocht, stank, beslagen ruiten) en
is het comfort niet optimaal.
Druk op de toetsen 1a en 1b om terug te keren
naar de stand “AU TO ” . De controlelampjes A
gaan branden.
ergonomie en comfort

Page 77 of 344

75
c5_nl_ chap03_ergo-et-confort_ed01-2014
5. Aanjagersnelheid
De aanjagersnelheid wordt weergegeven op
het display: hoe hoger de snelheid, hoe meer
ventilatorschoepen zichtbaar zijn.
De airconditioning wordt uitgeschakeld
(OFF) als de aanjagersnelheid op het
minimumniveau wordt ingesteld.
Zorg altijd voor voldoende ventilatie om het
beslaan van de ruiten te voorkomen.
6. Airconditioning
De airconditioning werkt alleen
bij draaiende motor. De aanjager
(regeling aanjagersnelheid)
moet geactiveerd zijn om de
airconditioning te laten werken.
7. Recirculeren interieurlucht - aanvoer van buitenlucht
Automatische stand van de
luchttoevoer
D

eze standaard ingestelde functie
maakt deel uit van de automatisch
geregelde comfortstand.
De automatische stand treedt in
werking als de achteruitversnelling
is ingeschakeld of tijdens het
sproeien van de ruiten. Luchttoevoer afsluiten
F

D
ruk op de toets 7 om de
buitenluchttoevoer af te
sluiten.
Zet deze functie zo snel mogelijk weer uit zodra
de omstandigheden dit toelaten, om de lucht in
het interieur te verversen en om te voorkomen
dat de ruiten beslaan.
Aanvoer van buitenlucht
F

D
ruk één keer op de toets
7
om de aanvoer van
buitenlucht te herstellen.
Met deze stand kan de bestuurder op elk moment
voorkomen dat stank of uitlaatgas het interieur
kan binnendringen, zonder dat dit consequenties
heeft voor de overige instellingen.
F
D
ruk op de toets om de
aanjagersnelheid te regelen:
-

o

m de aanjagersnelheid te
verhogen,
-

o

m de aanjagersnelheid te
verlagen.
Deze functie zorgt ervoor dat de interieurlucht
wordt gerecirculeerd, ter wijl de toevoer van
buitenlucht in verband met stank- en stofoverlast
wordt geblokkeerd. Deze functie kan niet
actief zijn bij temperaturen lager dan 5°
c; d

it
om het risico van het beslaan van de ruiten te
voorkomen.
u

kunt de instellingen van de
airconditioning opslaan.
r
a
adpleeg de
rubriek "
op

slaan van de instellingen
tijdens het rijden".
F

D

ruk op toets 6 . Het controlelampje gaat
branden.
Voor een doeltreffende werking van de
airconditioning moeten alle ruiten gesloten zijn.
3
ergonomie en comfort

Page 78 of 344

76
c5_nl_ chap03_ergo-et-confort_ed01-2014
9. Ontdooiing - Ontwaseming
voor
In sommige gevallen (bijv.
regen, veel inzittenden, vorst)
is het programma "AUTO"
niet toereikend om de ruiten
condens- en ijsvrij te houden.
8. Achterruitverwarming
schakel, zodra de omstandigheden
het toelaten, de achterruit- en
buitenspiegelverwarming uit om onnodig
stroomverbruik en dus brandstofverbruik te
voorkomen. De achterruitverwarming
werkt onafhankelijk van de
airconditioning.
F
D
ruk bij draaiende motor op de toets 8 om
de achterruitverwarming en de verwarming
van de buitenspiegels in te schakelen. Het
controlelampje gaat branden.
Afhankelijk van de buitentemperatuur wordt
de achterruit- en buitenspiegelverwarming
automatisch uitgeschakeld om onnodig
stroomverbruik te voorkomen.
Druk opnieuw op de toets 8 of zet de motor af
om de achterruit- en buitenspiegelverwarming
uit te schakelen.
In dat geval wordt deze opnieuw ingeschakeld
als de motor binnen een minuut weer wordt
gestart. F
D
ruk op de toets 9 om de ruiten snel te
ontwasemen. Het controlelampje gaat
branden.
Het systeem regelt de temperatuur, de
aanjagersnelheid en de luchttoevoer. Het
stuurt de luchtstroom naar de voorruit en de
zijruiten vóór.
Door de handmatige bediening te gebruiken
wordt de functie “
on
twasemen” uitgeschakeld.
Zet deze functie zo snel mogelijk weer uit zodra
de omstandigheden dit toelaten, om de lucht in
het interieur te verversen en om te voorkomen
dat de ruiten beslaan.
Druk op een van de toetsen 1a en 1b om terug
te keren naar de stand “AU TO ” .
bi

j auto's met een s
t
op & s
t
art-
systeem geldt dat zolang de
voorruitontwaseming in werking is, de
s

to
P
-functie niet beschikbaar is.
na h
et starten bij koude motor bereikt
de aanjager pas na enige tijd zijn
maximale snelheid, om te voorkomen
dat er een te grote hoeveelheid koude
lucht wordt aangevoerd.
Het heeft geen zin om de ingestelde
temperatuur te veranderen als de
auto langere tijd stil heeft gestaan en
de temperatuur in het interieur sterk
afwijkt (kouder of warmer) van wat als
comfortabel wordt ervaren. Het systeem
werkt automatisch met de maximale
capaciteit om het temperatuurverschil
zo snel mogelijk op te heffen.
co
ndenswater van de airconditioning
wordt langs de onderzijde van de
auto afgevoerd. Daardoor kan er een
waterplasje onder de auto ontstaan.oo k in koude seizoenen is het gebruik
van de airconditioning nuttig. Het
systeem onttrekt vocht aan de lucht
en voorkomt daarmee het beslaan van
de ruiten.
r
i
jd niet te lang zonder de
airconditioning te gebruiken.
ergonomie en comfort

Page 124 of 344

122
c5_nl_ chap04_conduite_ed01-2014
- met de selectiehendel in de stand A of M ,
laat het rempedaal los,
-

m
et de selectiehendel in de stand N
en het rempedaal niet ingetrapt, zet de
selectiehendel in de stand A of M ,
-

o
f schakel de achteruit in.
Overgang naar de START-stand
Het verklikkerlampje "ECO" gaat
uit en de motor wordt automatisch
gestart (elektronisch gestuurde
versnellingsbak) :
Bijzonderheden: automatisch
activeren van de START-stand
Het verklikkerlampje "ECO" knippert
een paar seconden en gaat dan uit.
Dat onder deze omstandigheden de
START-stand wordt geactiveerd, is
volkomen normaal. De
st
Ar

t
-
stand wordt automatisch
geactiveerd als:
-
he

t bestuurderportier wordt geopend,
-
de

veiligheidsgordel van de bestuurder
wordt losgemaakt,
-

d

e snelheid van de auto hoger is
dan 11 km/h (elektronisch gestuurde
versnellingsbak),
-

d

e elektrische parkeerrem wordt
aangetrokken,
-
e

r bepaalde bijzondere omstandigheden
zijn (laadtoestand accu, motortemperatuur,
rembekrachtiging, instelling
airconditioning...).
u
kunt deze functie op elk willekeurig moment
uitschakelen door de schakelaar "ECO OFF" in
te drukken.
Het verklikkerlampje in de schakelaar gaat
branden en er verschijnt een melding op het
display.
Uitschakelen
Als het systeem in de stoP -stand
wordt uitgeschakeld, dan wordt de
motor direct weer gestart.
rijden

Page 215 of 344

213
c5_nl_ chap08_information_ed01-2014
Zekeringkast C
Zekeringnr.StroomsterkteFunctie
F1 15


A Achterruitenwisser (
tou

rer)
F2 30

A
re

lais vergrendeling en supervergrendeling
F3 5

A Airbags
F4 10


A Automatische versnellingsbak - Module extra verwarming (diesel) -
e
l
ektrochrome spiegels
F5 30

A
ru

itbediening voor -
s
c

huif-/kanteldak - Instapverlichting voorpassagier - Verstelling buitenspiegel aan passagierszijde
F6 30

A
ru

itbediening achter
F7 5

A Verlichting make-upspiegel - Verlichting dashboardkastje - Plafonniers - Zaklamp (
to

urer)
F8 20

A Autoradio -
c
D

-wisselaar -
b
e

dieningstoetsen op het stuurwiel - Display -
ba
ndenspanningcontrole - c
o
mputer
elektrisch bediende achterklep
F9 30

A Aansteker - 12V-aansluiting vóór
F10 15


A Alarm -
b
e

diening op het stuurwiel, verlichting en ruitenwissers
F11 15


A
co

ntactslot met circuit lage stroomsterkte
F12 15


A
elektrisch verstelbare bestuurdersstoel - Instrumentenpaneel - Waarschuwingslampjes niet-vastgemaakte veiligheidsgordels - be diening airconditioning
F135 Ab sM - ond erbrekingsrelais pomp hydraulische vering - Voeding van de airbagcomputer
F14 15


A
re
gen-/lichtsterktesensor - Parkeerhulp - e
l
ektrisch verstelbare passagiersstoel -Aanhangermodule - c
o
mputer
hifi-versterker - Handsfree kit - Lane Departure Warning
s
y
stem
F15 30
A
re
lais vergrendeling en supervergrendeling
F17 40
AAchterruitverwarming - Verwarmde buitenspiegels
FSH SHUNT
sHu

nt
t
ijdens opslag
8
Praktische informatie

Page 216 of 344

214
c5_nl_ chap08_information_ed01-2014
Zekeringen in het
motorcompartiment
Toegang tot de zekeringen
F Draai alle schroeven een kwartslag los.
F
V erwijder het deksel.
F

V
ervang de zekering. Zekeringnr.
StroomsterkteFunctie
F1 20

A Motormanagementcomputer
F2 15


A
cl

axon
F3 10


A
ru

itensproeierpomp
F4 10


A Pomp koplampsproeiers
F5 15


A
be

dieningsorganen motor
F6 10


A Luchtdebietmeter - Meedraaiende koplampen - Diagnoseaansluiting
F7 10


A
bl

okkering van de selectiehendel van de automatische
versnellingsbak -
s
tu

urbekrachtiging
F8 25

A
st

artmotor
F9 10


A
kop

pelingscontact -
r
e

mlichtschakelaar
F10 30

A
be

dieningsorganen motor
F11 40

A Aanjager airconditioning
F12 30

A
ru

itenwissers
F13 40

A Voedingsaansluiting
bs
I

(+ na contact)
F14 30

A -
F15 10


A Grootlicht rechts
F16 10


A Grootlicht links
F17 15


A Dimlicht rechts
F18 15


A Dimlicht links
F19 15


A
be

dieningsorganen motor
F20 10


A
be

dieningsorganen motor
F21 5

A
be

dieningsorganen motor
Sluit de kap na afloop van de
werkzaamheden zorgvuldig zodat er geen
water in de zekeringkast kan komen.
Ingrepen aan de hoofdzekeringen
in de zekeringkasten, die zorgen
voor een extra bescherming, zijn
uitsluitend voorbehouden aan
het CITROËN -netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Zekeringentabel
Praktische informatie

Page 241 of 344

239
c5_nl_ chap09_verification_ed01-2014
controles
12V-accu
De accu is onderhoudsvrij.ni
ettemin is het raadzaam om
regelmatig te controleren of de
accupolen en -klemmen schoon zijn,
vooral bij warm weer en in de winter.
Deze sticker, die hoort bij het
st

op &
s
t

art-systeem, geeft aan dat er een
speciale 12V-loodaccu is gebruikt die alleen
losgekoppeld en/of vervangen mag worden
door het
c
It
ro
Ën-
netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
ra

adpleeg, tenzij anders aangegeven, het onderhoudsschema van de fabrikant dat betrekking heeft op de motoruitvoering van uw auto voor het
controleren van bepaalde onderdelen.
Laat de controles eventueel uitvoeren door het c
It
ro
Ën-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Luchtfilter en interieurfilter
Als de omgeving (veel stof...) en het gebruik
(veel stadsverkeer...) daartoe aanleiding
geven, moeten de filters twee keer zo vaak
worden vervangen
.
ee

n verstopt interieur filter kan de prestaties
van de airconditioning verstoren en
onaangename geuren veroorzaken. Laat bij het olie verversen tevens het
oliefilter vervangen.
Oliefilter
raadpleeg het onderhoudsschema van de
f abrikant voor het vervangingsinterval van dit
onderdeel.
ra

adpleeg voordat u de accukabels losneemt
de rubriek "12V-accu" voor meer informatie
over de te nemen voorzorgsmaatregelen. Laat de filters periodiek vervangen
volgens de in het onderhoudsschema
van de fabrikant aangegeven
intervallen.
9
onderhoud

Page 334 of 344

332
c5_nl_ chap12_index-alpha_ed01-2014
Aanhanger ................................................... 222
Aanjager, regeling ................................... 69, 73
Aansluiting 12V
............................................. 89
Ab

s
m
et elektronische remdrukregelaar

.....15 6
Accessoires ................................................. 228
Accu


............................................ 216, 218, 239
Accu laden


.......................................... 216, 218
Achterbank


.................................................... 65
Achterruitverwarming


.............................69, 73
Achteruitrijcamera


....................................... 13 9
Achteruitrijlicht


....................................203, 205
Afmetingen
.................................................. 2

52
Afstandsbediening


............................39, 40, 43
Afstandsbediening, batterij
..................... 42

, 43
Afstandsbediening, batterij vervangen


.........42
Afstandsbediening synchroniseren


..............42
Afzetten van de motor
...................................97
Airbaglampjes


............................................... 32
Airbags


.......................................................... 32
Airbags vóór
...............................

.................167
Airconditioning
...............................

.........13, 6 8
Airconditioning met centrale regeling


...........69
Airconditioning met gescheiden regeling


.....73
Alarmknipperlichten


.................................... 15 4
Alarmsysteem


............................................... 44
Algemeen menu
...............................

.....16, 316
Allesdragers


................................................ 224
Allesdragers monteren


...............................224
Antiblokkeersysteem (A
b

s
) ........................15

6
Antislipregeling


..................................... 28, 157
Armleuning achter
......................................... 89
A

rmleuning vóór
...............................
.............88
Audio-aansluitingen


............................320, 322
Automatische ruitenwissers


................150, 152
cD M

P3 .......................................................319
cD

-/MP3 -speler

.........................................319
cen

trale vergrendeling

...........................40, 49
cHec

k
................

..........................................20
ci

troën Hulpoproep gelokaliseerd

..............258
ci

troën n
o
odoproep gelocaliseerd

............258
cl

axon

.........................................................155
co

nfiguratie van de auto ................34, 37, 326
co

ntact

..........................................................99
co

ntrolelampjes
...............................
.26, 31, 33
co

ntroles

.............................232, 233, 239, 241br
andstof .......................................13, 183, 185br
andstofaddititiefniveau ............................238
br

andstofniveaumeter
.................................18

3
br

andstofsysteem ontluchten

.....................18 6
br

andstoftank

......................................183, 18 4
br

andstoftankdop

........................................183
br

andstof tanken

..................................183 -185
br

andstoftank (inhoud)

...............................183
br

andstoftankklep

...............................183, 18 4
bra

ndstoftank leeg (diesel)

.........................18 6
br

andstoftanklep openen

...........................183
br

andstofverbruik

.........................................13
bu

itenspiegels............................................... 63
A
B
C
bagageafdekking ............................... ...........93bag
agenet voor hoge belading .....................94
bag

ageruimte

.......................................... 52, 53
bag

ageruimte, indeling

...........................91, 92
ba

gageruimte openen

..................................39
ba

nden

.......................................................... 13
ba

ndenreparatieset

.................................... 188
ban

denspanning

................................... 13, 25 6
ban

denspanning, detectie
.................. 12

4, 197
ban

denspanning te laag (detectie)
............. 12

4
ban

dreparatieset

........................................ 188
be

kerhouder

........................................... 88, 89
be

laden

......................................................... 13
b

enzinemotor

...................................... 185, 232
be

stuurdersplaats (instellingen)

...................61
bi

nnenspiegel
............................................... 64bl

uetooth (handsfree set)
................... 28

2, 323
b

luetooth (telefoon)

..................................... 282
bo

chtverlichting
................................... 14

7-149
bo

ordcomputer

....................................... 18, 19
br

ake Assist s
y
stem (
bAs)
........................15 6
Automatisch inschakelen
alarmknipperlichten

..................................
15 4
Automatisch inschakelen verlichting
..... 14
3, 146
Autoradio

.....................................
313, 315, 326
A
uX
-aansluiting

..................................
299, 322
Aux-aansluitingen
...............................
........
320
Aux-ingang
...............................
..
299, 320, 322
trefwoordenregister

Page:   < prev 1-10 11-20