sensor CITROEN C5 2015 Instructieboekjes (in Dutch)

Page 146 of 344

144
C5_nl_Chap05_visibilite_ed01-2014
- schakelaar één stand naar voren draaien: inschakelen mistachterlichten.
-

s
chakelaar één stand naar achteren
draaien: uitschakelen mistachterlichten. -
s chakelaar één stand naar voren draaien:
inschakelen mistlampen voor.
-

s
chakelaar twee standen naar voren
draaien: inschakelen mistachterlicht.
-

s
chakelaar één stand naar achteren
draaien: uitschakelen mistachterlicht.
-

s
chakelaar twee standen naar achteren
draaien: uitschakelen mistlampen voor.
Uitvoering met alleen
mistachterlichten Uitvoering met mistlampen
voor en achter
bij helder of regenachtig weer,
zowel overdag als 's nachts,
zijn de mistlampen vóór en de
mistachterlichten verblindend voor
medeweggebruikers en daarom niet
toegestaan. Gebruik de mistlampen
vóór en de mistachterlichten uitsluitend
bij mist of sneeuwval.
ond

er deze weersomstandigheden
dient u de mistlampen vóór en het
dimlicht handmatig in te schakelen,
omdat de lichtsensor voldoende licht
kan waarnemen.
Vergeet niet de mistlampen uit te zetten
zodra ze niet meer nodig zijn.
Zicht

Page 148 of 344

146
C5_nl_Chap05_visibilite_ed01-2014
In combinatie met de
automatische follow me
home-verlichting
De combinatie van de automatische follow
me home-verlichting met de automatische
verlichting biedt de volgende extra
mogelijkheden:
-
i
nstellen van de duur van de follow me
home-verlichting (15, 30
of 60 seconden)
via het configuratiemenu van de auto op
het display van het instrumentenpaneel,
-

a
utomatische inschakeling van de follow
me home-verlichting als de automatische
verlichting is ingeschakeld.
Storing
bij een storing in de lichtsensor gaat
de verlichting branden en verschijnt
een melding op het display van het
instrumentenpaneel, in combinatie met een
geluidssignaal.
ra

adpleeg het c
It
ro
Ën-
netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Automatische verlichting
Inschakelen
F Draai de ring A in de stand "AUTO" . Het
inschakelen wordt bevestigd door een melding
op het display van het instrumentenpaneel.
Uitschakelen
F Draai de ring A in een andere stand dan de stand "AUTO" . Het uitschakelen wordt
bevestigd door een melding op het display
van het instrumentenpaneel.
Het parkeerlicht en het dimlicht worden
automatisch ingeschakeld als de lichtsterkte
van de omgeving onvoldoende is of in
bepaalde gevallen dat de ruitenwissers worden
ingeschakeld.
De verlichting wordt uitgeschakeld als de
lichtsterkte van de omgeving weer voldoende is
of nadat het wissen is gestopt.
Als de lichtsensor bij mist of sneeuw
voldoende licht waarneemt, wordt de
verlichting niet automatisch ingeschakeld.
Dek de met de regensensor
gecombineerde lichtsensor die zich in
het midden van de voorruit achter de
binnenspiegel bevindt, niet af. De aan
de sensor gekoppelde functies worden
dan niet meer bediend.
Zicht

Page 154 of 344

152
C5_nl_Chap05_visibilite_ed01-2014
Automatische ruitenwissers
vóór
Inschakelen
Dit gebeurt handmatig door de hendel A naar
de stand "AUTO" te duwen.
Dit wordt bevestigd door een melding op het
display van het instrumentenpaneel.
Uitschakelen
beweeg de hendel A omhoog en vervolgens in
de stand "0" om de ruitenwissers handmatig te
bedienen.
Dit wordt bevestigd door een melding op het
display van het instrumentenpaneel.
Storing
In het geval van een storing in de automatische
werking van de ruitenwissers werken deze in
de intervalstand.
Laat dit controleren door het
c
It
ro
Ën-
n

etwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
De ruitenwissers worden automatisch
ingeschakeld als de sensor achter de
binnenspiegel regen detecteert. De snelheid
van de ruitenwissers wordt aangepast aan de
hoeveelheid neerslag.
Dek de regensensor, die zich
gecombineerd met de lichtsensor in
het midden van de voorruit achter de
binnenspiegel bevindt, niet af.
sc

hakel de automatische werking van
de ruitenwissers uit als de auto wordt
gewassen in een wasstraat.
Wacht 's winters met het inschakelen
van de automatische ruitenwissers tot
de voorruit ontdooid is.
Als het contact meer dan 1

minuut
afgezet is geweest, moet de
automatische werking van de
ruitenwissers opnieuw worden
geactiveerd door de hendel A kor t
omlaag te duwen.
Zicht

Page 165 of 344

163
c5_nl_ chap06_securite_ed01-2014
Airbags
De airbags zijn ontworpen om de veiligheid
van de inzittenden (uitgezonderd de middelste
passagier achter) te verbeteren bij ernstige
aanrijdingen. De airbags vormen een aanvulling
op de werking van de veiligheidsgordels met
gordelkrachtbegrenzers.
De elektronische schoksensoren registreren en
analyseren de krachten die vrijkomen bij een
frontale en zijdelingse aanrijding en waaraan
de detectiezones voor een aanrijding worden
blootgesteld:
-

b
ij een ernstige aanrijding worden de airbags
onmiddellijk opgeblazen om de veiligheid van
de inzittenden van de auto (uitgezonderd de
middelste passagier achter) te verbeteren.
Direct na de aanrijding ontsnapt het gas
snel uit de airbags, zodat het zicht niet
wordt belemmerd en de inzittenden de auto
eventueel kunnen verlaten,
-

b
ij een minder ernstige aanrijding of een
aanrijding van achteren en in bepaalde
gevallen waarbij de auto over de kop slaat,
treden de airbags mogelijk niet in werking.
De veiligheidsgordels zorgen in deze
situaties voor een afdoende bescherming
Detectiezones voor een
aanrijding
A. Impactzone vóór
B. Imp
actzone opzij
De airbags werken alleen
als het contact aan is.
De airbags werken slechts eenmaal.
Als er een tweede aanrijding plaatsvindt
(tijdens hetzelfde of een volgend
ongeval), werken de airbags niet meer. Het activeren van een airbag gaat
gepaard met rookvorming en een
knal, als gevolg van de activering van
de pyrotechnische lading die in het
systeem is geïntegreerd.
De rook is niet schadelijk, maar kan
voor personen die hier gevoelig voor
zijn, irriterend zijn.
De knal die bij het afgaan van een
airbag wordt geproduceerd, kan het
gehoor gedurende een korte periode
enigszins verminderen.
6
Veiligheid

Page 188 of 344

186
c5_nl_ chap08_information_ed01-2014
Aftappen van het brandstoffilter
Afdekkap
Afdekkap verwijderen
Aftappen van water uit het
brandstoffilter
tap het systeem regelmatig af (bij elke keer dat
de motorolie wordt ververst).
Draai de aftapplug of de sensor water in brandstof
aan de onderzijde van het brandstoffilter los om
het water weg te laten lopen.
Laat het water geheel weglopen.
Draai vervolgens de aftapplug of de sensor
water in brandstof weer vast.
HDi 115- en HDi 160-motor
F
t
rek

de afdekkap omhoog om deze te
verwijderen.
HDi 140-motor
F

V

erwijder de afdekkap door deze eerst bij
punt 3

los te maken en vervolgens bij punt
1

en 4 .
F

M

aak de kap bij punt 2

los door deze naar
u toe te trekken en vervolgens op te tillen.Terugplaatsen
F Maak de kap als eerste bij punt 2 weer
vast.
F
b
e
weeg de kap omlaag en gelijktijdig naar
het midden toe.
F

M
aak de kap bij de punten 3 en 4 vast
door deze omlaag en iets naar achteren te
drukken.
F

M
aak de kap bij punt 1 vast door deze
omlaag te drukken.
Praktische informatie

Page 199 of 344

197
c5_nl_ chap08_information_ed01-2014
Als uw auto is uitgerust met een
reservewiel met een afwijkende maat, is
het niet toegestaan sneller dan 80
km/h
te rijden als dit wiel is gemonteerd .
De wielbouten zijn specifiek voor elk
type wiel.
Informeer bij het
c
It
ro
Ën-
netwerk of
bij een gekwalificeerde werkplaats naar
de juiste wielbouten als u andere velgen
wilt monteren.
no

teer het nummer dat op de kop van
de antidiefstaldop is ingegraveerd.
Dit nummer heeft u nodig om in
voorkomende gevallen een nieuwe,
passende anti-diefstaldop te bestellen.
F

D

raai de slotbout vast met de wielsleutel
1

voorzien van de antidiefstaldop (volgens
uitvoering).
F

D

raai de overige wielbouten vast met
alleen de wielsleutel 1 .
F

M

onteer de doppen op de bouten
(volgens uitvoering).
F
b
e

rg het gereedschap op in de houder.
F

Z

et de auto in de normale rijstand.
F
b
r

eng de band zo snel mogelijk op de
juiste spanning en laat het wiel balanceren.Detectie te lage bandenspanning
Het reservewiel (noodreservewiel of
wiel met stalen velg) is niet voorzien
van een bandenspanningssensor.
Laat de lekke band altijd repareren door
het
c
It
ro
Ën-
netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
8
Praktische informatie

Page 214 of 344

212
c5_nl_ chap08_information_ed01-2014
Zekeringkast A
Zekeringkast B
Zekeringnr.StroomsterkteFunctie
G29 -
nie

t gebruikt
G30 5

A Verwarmde buitenspiegels
G31 5

A
re

gen-/lichtsterktesensor
G32 5

A Waarschuwingslampjes niet-vastgemaakte veiligheidsgordels
G33 5

A
ele

ktrochrome spiegels
G34 20

A Zonnescherm (
se

dan)
G35 5

A Instapverlichting voorpassagier - Verstelling buitenspiegel aan passagierszijde
G36 30

A
el

ektrisch bediende achterklep (
tou

rer)
G37 20

A
st

oelverwarming vóór
G38 30

A
el

ektrisch verstelbare bestuurdersstoel
G39 30

A
el

ektrisch verstelbare passagiersstoel - Hifi-versterker
G40 3

A Voedingsaansluiting aanhangermodule
Zekeringnr.
StroomsterkteFunctie
G36 15


A Automatische 6-versnellingsbak
5

A Automatische 4-versnellingsbak
G37 10


A Dagrijverlichting - Diagnoseaansluiting
G38 3

A
cDs/

A
sr
G3

9 10


A Hydraulische vering
G40 3

A
re

mlichtschakelaar
Praktische informatie

Page 215 of 344

213
c5_nl_ chap08_information_ed01-2014
Zekeringkast C
Zekeringnr.StroomsterkteFunctie
F1 15


A Achterruitenwisser (
tou

rer)
F2 30

A
re

lais vergrendeling en supervergrendeling
F3 5

A Airbags
F4 10


A Automatische versnellingsbak - Module extra verwarming (diesel) -
e
l
ektrochrome spiegels
F5 30

A
ru

itbediening voor -
s
c

huif-/kanteldak - Instapverlichting voorpassagier - Verstelling buitenspiegel aan passagierszijde
F6 30

A
ru

itbediening achter
F7 5

A Verlichting make-upspiegel - Verlichting dashboardkastje - Plafonniers - Zaklamp (
to

urer)
F8 20

A Autoradio -
c
D

-wisselaar -
b
e

dieningstoetsen op het stuurwiel - Display -
ba
ndenspanningcontrole - c
o
mputer
elektrisch bediende achterklep
F9 30

A Aansteker - 12V-aansluiting vóór
F10 15


A Alarm -
b
e

diening op het stuurwiel, verlichting en ruitenwissers
F11 15


A
co

ntactslot met circuit lage stroomsterkte
F12 15


A
elektrisch verstelbare bestuurdersstoel - Instrumentenpaneel - Waarschuwingslampjes niet-vastgemaakte veiligheidsgordels - be diening airconditioning
F135 Ab sM - ond erbrekingsrelais pomp hydraulische vering - Voeding van de airbagcomputer
F14 15


A
re
gen-/lichtsterktesensor - Parkeerhulp - e
l
ektrisch verstelbare passagiersstoel -Aanhangermodule - c
o
mputer
hifi-versterker - Handsfree kit - Lane Departure Warning
s
y
stem
F15 30
A
re
lais vergrendeling en supervergrendeling
F17 40
AAchterruitverwarming - Verwarmde buitenspiegels
FSH SHUNT
sHu

nt
t
ijdens opslag
8
Praktische informatie

Page:   < prev 1-10 11-20