CITROEN DS3 CABRIO 2013 Instructieboekjes (in Dutch)

Page 141 of 421

139Veilig vervoeren van kinderen

Page 142 of 421

008
Veili gheid
Dit hoofdstuk gaat over de richtingaanwijzers, de alarmknipperlichtenen de claxon, die dienen om andere weggebruikers te waarschuwen,
de Urgence- en Assistance-oproepen bij ongelukken en pech, de
verschillende remhulp- en stabiliteitscontrolesystemen voor een per fectecontrole over uw auto, en over de veiligheidsgordels en airbags die hetrisico op letsel bij een aanrijding beperken.

Page 143 of 421

Page 144 of 421










Richtingaanwijzers
Gebruik de richtingaanwijzers om een
verandering van rijrichting of rijstrook aan tegeven.)Links: duw de hendel helemaal omlaag, tot
voorbi
j de weerstand. )Rechts: duw de hendel helemaal omhoog,
tot voorbij de weerstand.
Functie "snelweg"
) Beweeg de schakelaar kort omhoog of omlaag, zonder deze door de
weerstand te drukken. De desbetreffenderichtingaanwijzers zullen drie keer knipperen.







Alarmknipperlichten
Gebruik de alarmknipperlichten om het overige
verkeer te waarschuwen in het geval van file,pech, slepen of een ongeval.)Druk deze knop in: de richtingaanwijzers
knipperen te
gelijker tijd.
De alarmknipperlichten werken ook als het
contact is afgezet.

Page 145 of 421

143Veiligheid
Automatisch inschakelen
van de alarmkni
pperlichten
Bij een noodstop worden de
alarmknipperlichten, afhankelijk van de mate
van remvertraging, automatisch ingeschakeld.
Zodra er weer gas wordt gegeven gaan de
alarmknipperlichten uit.)U kunt de alarmknipperlichten echter ook
uitschakelen door de knop in te drukken.







Claxon

Gebruik de claxon om medeweggebruikers
te waarschuwen bij gevaar.) Druk op een van de spaken van het stuur wiel.
Gebruik de claxon alleen wanneer hetecht nodig is, in de volgende gevallen:


- onmiddellijk gevaar,

- inhalen van fietsers of voetgangers,


- naderen van een onoverzichtelijke bocht.










Urgence-oproep of
Assistance-oproep
Hiermee kunt u een noodoproep of
hulpoproep doen naar de hulpdiensten of de
desbetreffende CITROËN-helpdesk.
Raadplee
g het hoofdstuk "Audio en datacommunicatie" voor meer informatie over
het gebruik van deze voorziening.

Page 146 of 421


















Hulpsystemen bij het remmen
Uw auto is voorzien van drie systemen die uhelpen om de auto in een noodsituatie veilig totstilstand te brengen:
- het antiblokkeersysteem (ABS),
- de elektronische remdrukregelaar (EBD),
- Brake Assist System (BAS).

Antiblokkeersysteem
(ABS) en elektronische
remdrukre
gelaar
Deze systemen zorgen tijdens het remmen voor een betere stabiliteit en bestuurbaarheid vanuw auto, vooral op een slecht of glad wegdek.

Inschakelen
Het antiblokkeersysteem treedt automatischin werking zodra een van de wielen dreigt te blokkeren.
Als het antiblokkeersysteem ingrijpt, is dat
merkbaar aan het trillen van het rempedaal; dit
is de normale werkin
g.
Trap het rempedaal bij een noodstop krachtig en volledig in en laat het niet los.


Storing
Als dit waarschuwingslampje gaatbranden in combinatie met de controlelampjes STOPen ABS, een geluidssignaal en een melding op het display,
duidt dit op een storing in de elektronische
remdrukre
gelaar. Door deze storing zou u
tijdens het remmen de controle over uw auto
kunnen verliezen.
Stop op een veilige plaats.

Zorg er bij ver vanging van de wielen (banden en velgen) voor dat er wielen worden gemonteerd die aan de voorschriften van de constructeur voldoen.

Als dit waarschuwingslampje gaatbranden in combinatie met een geluidssignaal en een melding ophet display, duidt dit op een storing in het
antiblokkeersysteem. Door deze storing zou u
ti
jdens het remmen de controle over uw auto
kunnen verliezen.
Raadplee
g in beide gevallen het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

Page 147 of 421

145
Veiligheid
Brake Assist System (BAS)
Dit systeem zorgt ervoor dat in noodgevallen de
optimale remdruk sneller wordt bereikt, zodat de remafstand kleiner wordt.

Inschakelen

Het systeem wordt ingeschakeld als het
rempedaal sneller wordt ingetrapt dan een
bepaalde grenswaarde.
Het systeem zorgt er dan voor dat de benodigdebedieningskracht minder wordt en dat deeffectiviteit van het remmen wordt vergroot.
Trap het rempedaal bij een noodstopzeer krachtig in en laat het pedaal niet los.















Stabiliteitscontrolesystemen
Antislipregeling
(ASR) en elektronisch
stabiliteitspro
gramma (ESP)
De antislipregeling verbetert de tractie van de wielen om doorslippen te voorkomen, door in
te grijpen op de remmen van de aangedreven wielen en op het motorkoppel.
Het elektronisch stabiliteitsprogramma grijptin via de remmen van één of meer wielen en
via het motorkoppel om de auto (binnen degrenzen van de natuurkundige wetmatigheden) weer in de juiste koers te brengen.


Inschakelen

De systemen worden automatisch ingeschakeld
zodra de motor wordt gestart.
De systemen worden geactiveerd zodra de
wielen te weinig grip hebben of de koers van
de auto afwijkt van de door de bestuurder gewenste richting.
In dat
geval gaat dit controlelampje ophet instrumentenpaneel knipperen.

Page 148 of 421

Uitschakelen
In bijzondere omstandigheden (als de auto
vastzit in de modder, sneeuw, in mulle grond,...)
kan het nuttig zijn de systemen ASR en ESP uit
te schakelen, zodat de wielen kunnen spinnen
en weer grip kunnen krijgen.)Druk op de knop "ESP OFF", die zich links onder het stuur bevindt.

Als dit controlelamp
je op het
instrumentenpaneel en het
controlelampje van de knop branden, zijn de systemen ASR en ESP uitgeschakeld.


Opnieuw inschakelen:

Deze systemen worden automatisch weer ingeschakeld als het contact opnieuw wordt
aangezet of vanaf 50 km/h, behalve bij uitvoeringen met een 1,6 liter benzinemotor
(THP 155, THP 150, THP 160) en de RACING. ) Druk nogmaals op de knop "ESP OFF"om de systemen handmatig weer in te schakelen.



Storing

De systemen ASR en ESP zorgenvoor meer veiligheid tijdens het rijden.De bestuurder mag zich echter nooit laten verleiden tot het nemen van meer risico's of tot te hard rijden.
De goede werking van de systemenwordt verzekerd door het naleven van de voorschriften van de constructeur ten aanzien van:


- de wielen (banden en velgen),

- de onderdelen van het remsysteem,

- de elektronische componenten,

- procedures voor montage enwerkzaamheden.
Laat de systemen na een aanrijdingcontroleren door het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Als dit lamp
je gaat branden in combinatie
met een geluidssignaal en een meldingop het multifunctionele display, duidt dit
op een stor
ing in deze systemen.
Laat de systemen controleren door het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.

Page 149 of 421

Veiligheid
Veiligheidsgor dels

Veiligheidsgordels vóór


De veiligheidsgordels vóór zijn voorzien van een pyrotechnische gordelspanner en eenspankrachtbegrenzer.
Deze systemen zorgen voor extra
bescherming van de bestuurder en passagier
bij frontale en zijdelingse aanrijdingen. Bij een krachtige aanrijding zorgen depyrotechnische gordelspanners er voor dat de
veiligheidsgordels stevig tegen de lichamen
van de inzittenden worden getrokken.
De pyrotechnische gordelspanners zijn actief
zodra het contact wordt aangezet.
De spankrachtbegrenzer beperkt de kracht
waarmee de gordel tegen het lichaam van de inzittenden getrokken wordt en bevordert daarmee de veiligheid.

Omdoen
)
Trek aan de gordel en steek de gesp in degordelsluiting.)
Controleer of de gordel goed is
vastgemaakt door even aan de riem te
tr
ekken.
Losmaken
) Druk op de rode knop van de gordelsluiting.)
Houd de gordel vast ter wijl deze zich
oprolt.


Waarschuwingslampje
veiligheidsgordel losgemaakt/
niet vastgemaakt
Als het contact wordt aangezet, gaat dit waarschuwingslampje op het
instrumentenpaneel branden om aan
te geven dat de bestuurder en/of voorpassagier
zijn gordel nog niet heeft vastgemaakt.
Als de wagensnelheid hoger is dan 20 km/h,
knipper t het waarschuwingslampje gedurende
2 minuten in combinatie met een steeds sterker
wordend geluidssignaal. Na deze 2 minuten
blijft het waarschuwingslampje branden
zolang de bestuurder en/of voorpassagier zijn
veiligheidsgordel niet heeft vastgemaakt.

Page 150 of 421

Veiligheidsgordels achter

Omdoen
)
Trek aan de gordel en steek de gesp in de gordelsluiting.)
Controleer of de gordel goed is
vastgemaakt door even aan de riem te
trekken.



Losmaken
)Druk op de rode knop van de gordelsluiting. )Houd de gordel vast ter wijl deze zich
oprolt. De zitplaatsen achter zi
jn voorzien van een
driepuntsveiligheidsgordel met oprolautomaat.

Page:   < prev 1-10 ... 101-110 111-120 121-130 131-140 141-150 151-160 161-170 171-180 181-190 ... 430 next >