display CITROEN DS3 CABRIO 2014 Instructieboekjes (in Dutch)

Page 181 of 384

179Rijden
)Draai de knop 1
in de stand "LIMIT": desnelheidsbegrenzer is geselecteerd, maar nog niet ingeschakeld (PAUSE). Er kan een snelheid worden ingesteld zonder
de begrenzer in te schakelen. )Stel de snelheid in door op de toets 2of 3te drukken (bijv.: 90 km/h).


Programmeren
U kunt de ingestelde snelheid ver volgens wijzigen met de toetsen 2 en 3:


- +/- 1 km = kort indrukken,

- +/- 5 km = lang indrukken,

- +/- in stappen van 5 km = ingedrukt houden. )Inschakelen van de snelheidsbegrenzer: druk op de toets 4
. )Uitschakelen van de snelheidsbegrenzer: druk nogmaals op de toets4
: het uitschakelen wordt bevestigd op het display (PAUS E). )Weer inschakelen van de snelheidsbegrenzer: druk nogmaals op de
toets 4.

Overschrijden van de ingestelde snelheid
Als het gaspedaal geleidelijk wordt ingetrapt, wordt de snelheid niet
verhoogd. Als het gaspedaal met krachtwordt ingetrapt, tot voorbijhet zware punt, wordt de begrenzer tijdelijk uitgeschakeld en gaat deingestelde snelheid op het display knipperen.
Het knipperen van de ingestelde snelheid stopt automatisch als het gaspedaal wordt losgelaten.

Bij een steile afdaling of bij het krachtigintrappen van het gaspedaal kan desnelheidsbegrenzer niet voorkomen dat de ingestelde snelheid wordtoverschreden. Om te voorkomen dat de pedalenblijven hangen:


- controleer of de mat goed op zijn plaats ligt,

- leg nooit meerdere matten op elkaar.


Uitschakelen van de
snelheidsbe
grenzer ) Draai de knop 1in de stand "0"
: de selectie van de snelheidsbegrenzer wordtongedaan gemaakt. Op het display wordtg
weer de kilometerteller weergegeven.



Storing
In het geval van een storing in desnelheidsbegrenzer wordt de ingestelde snelheid gewist en knipperen de streepjes ophet display.
Laat het systeem controleren door hetCITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.

Page 182 of 384






Snelheidsregelaar
Met behulp van de snelheidsregelaar kan
de bestuurder met een constante ingestelde
snelheid rijden zonder gas te hoeven geven.
Het inschakelen
van de snelheidsregelaar
geschiedt handmatig waarbij de ingestelde
snelheid minimaal 40 km/h dient te bedragen en:
- de vierde versnelling moet zijn ingeschakeld
bij een handgeschakelde versnellingsbak,
- de tweede versnelling moet zijn ingeschakeld
bij rijden in de handmatige stand bij een
elektronisch gestuurde versnellingsbak o
f automatische versnellingsbak,
- bij een elektronisch gestuurde
versnellingsbak moet stand
AzijnAgeselecteerd en bij een automatische
versnellingsbak moet stand Dzijn
geselecteerd.
H
et uitschakelen
van de snelheidsregelaar
geschiedt handmatig met de hendel, door het
rem- of koppelingspedaal in te trappen of, uit
veiligheidsover wegingen, door activering van het
ESP.
Door het gaspedaal in te trappen, kan de
ingestelde snelheid tijdelijk worden overschreden.
N
a het afzetten van het contact worden alle
ingestelde snelheden gewist. Om weer terug
te keren naar de ingestelde snelheid is het
voldoende het gaspedaal los te laten.
Bij het gebruik van de snelheidsregelaar moet
de bestuurder te allen tijde de snelheidslimiet in
acht nemen, zijn aandacht op het verkeer blijven
vestigen en zijn verantwoordelijkheid nemen.
De bediening van de snelheidsregelaar is ondergebracht
in de hendel A. 1.Knop voor het selecteren van de snelheidsregelaar
2.Toets voor het verlagen van de ingestelde snelheid3. Toets voor het verhogen van de ingestelde snelheid4.
Toets voor het in-/uitschakelen van de
snelheidsregelaar



Stuurkolomschakelaars
Bij het gebruik van de snelheidsregelaar moet de bestuurder te allen tijde desnelheidslimiet in acht nemen, zijn aandacht op het verkeer blijven vestigen en zijn verantwoordelijkheid nemen.


De informatie van de snelheidsregelaar
wordt weergegeven op het display van het
instrumentenpaneel.
5
. Snelheidsregelaar A AN/UIT
6. Snelheidsregelaar geselecteerd7.Ingestelde snelheid


Weergave op het display

Page 183 of 384

181Rijden

Programmeren
)Draai de knop 1in de stand "CRUISE":de snelheidsregelaar is geselecteerd, maar nog niet ingeschakeld (PAUSE).)Stel de snelheid in door de
wagensnelheid op het gewenste niveau
te bren
gen en vervolgens op de toets 2 of
3te drukken (bijv.: 110 km/h).

U kunt de ingestelde snelheid ver volgens wijzigen met de toetsen 2 en 3:

- +/- 1 km = kort indrukken,

- +/- 5 km = lang indrukken,

- +/- in stappen van 5 km = ingedrukt houden. )Uitschakelen van de snelheidsregelaar: druk op de toets 4: het
uitschakelen wordt bevestigd op het display (PAUS E).
)Weer inschakelen van de snelheidsregelaar: druk nogmaals op de
toets 4.

Overschrijden van de ingestelde snelheid
Als de ingestelde snelheid wordt overschreden, gaat de ingestelde snelheid op het display knipperen.
Het knipperen van de ingestelde snelheid stopt automatisch als de snelheid weer is gedaald tot de ingestelde snelheid.


Uitschakelen van de snelheidsregelaar
)Draai de knop 1in de stand "0"
: de selectie van desnelheidsregelaar wordt ongedaan gemaakt. Op het display wordt
weer de kilometerteller weergegeven.

Storing

In het geval van een storing in de snelheidsregelaar wordt de ingestelde snelheid gewist en knipperen de streepjes op het display.
Laat het systeem controleren door het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

Let tijdens het gebruik van desnelheidsregelaar op wanneer u de snelheid met de toetsen instelt; dit kan een plotselinge verandering van dewagensnelheid veroorzaken. Gebruik de snelheidsregelaar niet opgladde wegen of bij zeer druk verkeer.
Bij een steile afdaling kan de snelheidsregelaar niet voorkomendat de ingestelde snelheid wordtoverschreden. Om te voorkomen dat de werking van de pedalen wordt geblokkeerd:


- controleer of de mat goed op zijn plaats ligt,

- gebruik nooit meer dan één mat
per plaats.

Page 184 of 384






Parkeerhulp achter
Dit systeem bestaat uit vier parkeerhulpsensoren die zijn aangebracht in deachterbumper.
Het systeem waarschuwt de bestuurder voor elk obstakel (persoon, auto, boom, hek, …) dat
zich achter de auto bevindt.
Het systeem waarschuwt echter niet voor objecten die zich direct onder de bumper bevinden. Paaltjes, pionnen bij wegwerkzaamheden of gelijksoortige voor werpen worden waargenomenbij aanvang van de manoeuvre, maar niet meer wanneer de auto te dicht genaderd is.
De parkeerhulp is een hulpmiddelvoor de bestuurder die desondanks waakzaam moet blijven en verantwoordelijk is. Het systeem wordt geactiveerd zodra u de
achteruitversnelling inschakelt. Dit wordt
aangegeven door een geluidssignaal. De
a
fstand tot het obstakel wordt aangegeven door:


- geluidssignalen die elkaar sneller opvolgen
naarmate de de auto dichter bij het obstakel
komt,

- een grafische weergave (volgens uitvoering) op het multifunctionele display, met blokjes
die steeds dichter bij de auto komen.


Inschakelen
Als de achterzijde van de auto minder dan 30 centimeter van het obstakel ver wijderd is, is het
geluidssignaal continu hoorbaar en verschijnt het
symbool "Gevaar" op het multifunctionele display.
Het systeem wordt gedeactiveerd als de
versnellingsbak in een andere stand wordt geschakeld.

Page 185 of 384

183Rijden

Instellen Storing
Als er een storing is opgetreden,
zal bij het achteruitrijden ditwaarschuwingslampje gaan branden op het instrumentenpaneel in combinatie met eengeluidssignaal (kor t piepje) en een melding op U kunt het s
ysteem via het configuratiemenu
van het multifunctionele display in- of
uitschakelen. Bij het afzetten van het contact
wor
dt de status van het systeem opgeslagen.
Raadpleeg, voor meer informatie over de
toegang tot het menu van de parkeerhulp
de rubriek "Configuratie van de auto" of
"Parameters van de auto" die overeenkomt met het multifunctionele display in uw auto.
Het systeem wordt automatisch uitgeschakeld bij het trekken van een aanhangwagen of de montage van eenfietsendrager (auto uitgerust met eendoor CITROËN goedgekeurde trekhaak of fietsendrager).
het multifunctionele display. Zorg ervoor dat de sensoren in dewinter of bij slecht weer niet bedekt zijnmet modder, ijs of sneeuw.

Page 195 of 384

193Onderhoud
Niveau brandstofadditief
(diesel met roetfilter)

Bijvullen

Laat het bijvullen zo spoedig mogelijk uitvoeren
door het CITROËN-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.

Afgewerkte producten
Ver mijd langdurig huidcontact met afgewerkte olie en andere vloeistoffen.De meeste van deze vloeistoffenzijn bijtend en schadelijk voor degezondheid.
Gooi afgewerkte olie en anderevloeistoffen niet in het riool, in het water
of op de grond.Deponeer afgewerkte olie in de daarvoor bestemde containersbij het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Een te laa
g niveau in het
additiefreservoir wordt aangegeven
door het permanent branden van dit lampje
in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het multifunctionele display.

Page 196 of 384








Controles
12V- accu Luchtfilter en interieurfilter
Oliefilte
r Roetfilter
(diesel)
Raadpleeg, tenzij anders aangegeven, de bladzijden in het garantie- en onderhoudsboekje die betrekking hebben op de motoruitvoering van uw auto
voor het controleren van bepaalde onderdelen.
Laat de controles eventueel uitvoeren door het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.

De accu is onderhoudsvri
j.
Niettemin is het raadzaam om
regelmatig te controleren of de
accupolen en -klemmen schoon zijn,Laat de filters periodiek ver van
gen
volgens de in het garantie- en
onderhoudsboekje aangegevenintervallen.
Laat bi
j het olie ver versen tevens het
oliefilter vervangen.
Raadpleeg het garantie- en
onderhoudsboekje voor het
ver van
gingsinterval van dit onderdeel. Deze sticker, die hoort bi
j het Stop & Star t-systeem, geeft aan dat er een speciale
12V-loodaccu is gebruikt die alleen
losgekoppeld en/of ver vangen mag wordendoor het CITROËN-netwerk of door eengekwalificeerde werkplaats. Als het roetfilter ver vuild is, wordt u
hierop
geattendeerd door het tijdelijk
branden van dit lampje in combinatie met eenmelding op het multifunctionele display.
Ga om het roetfilter te regenereren, zodra de
omstandigheden het toelaten, met een snelheid
van minimaal 60 km/h rijden tot het lampje dooft.
Als het lampje blijft branden is het minimum
brandstofadditiefniveau bereikt: raadpleeg deparagraaf "Niveau brandstofadditief ".
Bij een nieuwe auto kunt u de eerste paar keer dat het roetfilter geregenereerd wordt een brandluchtruiken; dit is volkomen normaal.
Als langdurig met zeer lage snelheidwordt gereden of de motor langdurigstationair draait, kan bij gasgeven soms rook uit de uitlaat waargenomen worden. Dit heeft geen invloed op deprestaties en heeft geen gevolgen voor het milieu. voora
l bij warm weer en in de winter. Raadpleeg voordat u de accukabels losneemtde rubriek "12V-accu" voor meer informatieover de te nemen voorzorgsmaatregelen. Als de om
geving (veel stof...) en het gebruik (veel stadsverkeer...) daartoe aanleidinggeven, moeten de filters twee keer zo vaak
worden vervangen
.
Een verstopt interieur filter kan de prestaties
van de airconditionin
g verstoren en
onaangename geuren veroorzaken.

Page 225 of 384

223Praktische informatie
ZekeringAmpèreFuncties
F
820 AMultifunctioneel display, autoradio, autoradio/navigatiesysteem, alarmcomputer, sirene inbraakalarm.
F
930 A12V- aansluiting, voeding steun por table navigatiesysteem.
F10 15
AStuurkolomschakelaars.
F1
115 AContactslot, diagnose-aansluiting, computer automatische
versnellingsbak.
F1
215 ARegen-/lichtsensor, trekhaakmodule.
F1
35 AHoofdremlichtschakelaar, servicecentrale motor.
F1415 AComputer parkeerhulp, airbagcomputer,
instrumentenpaneel, automatische airconditioning, USB Box, hifi-versterker.
F15
30 AVergrendeling.
F1
6-Niet gebruikt.
F1740 A Achterruit- en buitenspiegelver warming.
S
H-Shunt tijdens opslag.

Page 233 of 384

231Praktische informatie







Eco-modus
De eco-modus bepaalt de maximale gebruiksduur van een aantal functies om te voorkomen dat de accu ontladen raakt.
Nadat de motor is afgezet, kunt u een aantal elektrische functies zoals radio, ruitenwissers, dimlichten, plafonniers, enz. nog in totaal maximaal
30 minuten gebruiken.
Deze tijdsduur kan sterk wordenbeperkt als de accuspanning laag is.
Als de accu ontladen is, kan demotor niet gestart worden (zie de desbetreffende paragraaf).
Als u op het moment dat de eco-moduswordt ingeschakeld aan het telefonerenbent via het audio-/navigatiesysteem eMyWay, wordt de verbinding na 10 minuten verbroken.
Inschakelen van de eco-
modus
Na deze tijdsduur geeft een melding op het
multifunctionele display aan dat de eco-modusis ingeschakeld. De actieve functies worden in de ruststand gezet.

Uitschakelen van de eco-
modus

Deze functies worden automatisch weer
ingeschakeld als de motor gestar t wordt.
) Start om de functies direct weer te kunnen gebruiken de motor en laat deze gedurende enige tijd draaien.
De beschikbare tijd bedraagt het dubbele van
de tijd dat de motor heeft gedraaid. Deze tijd
zal echter altijd tussen de 5 en 30 minuten bedragen.

Page 262 of 384

01


- vorige/volgende radiozender (automatisch). gggg

- vorige/volgende nummer van een CDof mediaspeler.gggg

- linker of rechter gedeelte van hetscherm als er een menu wordt gg
weergegeven.
Links/rechts voor de functie " De kaart
verplaatsen".
Huidige bewerkingafbreken, terug naar
vorige map.
Lan
g indrukken: terugnaar vorige weergave.
Toegang tot het menu " Configuratie".
Lang indrukken:
toegang tot het GPS-bereik en dedemo-modus.
Toegang tot het menu " Verkeersinformatie TMC
" en weergave
van de actuele
verkeersinformatie.
Selecteren:


- vori
ge/volgende item in een lijst of eenmenu.

- vori
ge/volgende mediabestand.

- vorige
/volgende radiofrequentie (stap
voor stap).

- vori
ge/volgende MP3-bestand.

Omhoog/omlaag voor de functie " De kaartverplaatsen".

BASISFUNCTIES

Toegang tot het menu" Navigatie" en
weergave van de laatste
bestemmingen. Kort indrukken
(motor afgezet): aan/uit.
Kort indrukken
(draaiende
motor): uit-/inschakelen
van geluidsbron.
To ets MODE: Selecteren
van het type permanente
w
eergave.
Lang indrukken: Black
panel-functie (DARK).
Draaiknopje voor selecteren en bevestigen:
Selecteren van een item op het display en bevestigen
van uw keuze door het knopje kort in te drukken.
Als er geen menu o
f lijst wordt weergegeven: druk
het knopje kort in om een contextmenu op te vragen,afhankelijk van de weergave op het scherm.
Draaien bi
j weergave van de kaart: in/-uitzoomen op dekaart.
Instellen
geluidsvolume (het geluidsvolume
van elke geluidsbron
wordt afzonderlijkingesteld, ook dat van de
verkeersinformatie en denavigatie-aanwijzingen).

Page:   < prev 1-10 ... 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 61-70 71-80 81-90 90 next >