sensor CITROEN DS3 CABRIO 2015 Instructieboekjes (in Dutch)
Page 161 of 404
159
DS3_nl_Chap08_securite_ed01-2014
Grenzen van het systeem
Het systeem detecteert slechts stilstaande 
voertuigen of voertuigen die in dezelfde richting 
rijden.Het detecteert geen kleine voertuigen 
(fietsen, motorfietsen), voetgangers 
of dieren en ook geen stilstaande 
voorwerpen die niet reflecteren.ond er zeer slechte 
weersomstandigheden (zware 
regenval, sneeuw, mist, hagel enz.) 
neemt de remweg toe waardoor het 
systeem minder efficiënt een aanrijding 
kan voorkomen.
De bestuurder moet dus altijd bijzonder 
oplettend blijven.
Laat nooit sneeuw op de motorkap 
liggen, voor werpen boven de motorkap 
uitkomen of voor werpen op het dak 
naar voren uitsteken: ze zouden in het 
gezichtsveld van de sensor kunnen 
komen en de detectie van voertuigen 
kunnen hinderen.
Het systeem treedt niet in werking of wordt 
uitgeschakeld als de bestuurder:
-
 
h
 et gaspedaal diep intrapt
-
 
o
 f een ruk aan het stuur geeft 
(uitwijkmanoeuvre).
Veiligheid  
Page 163 of 404
161
DS3_nl_Chap08_securite_ed01-2014
Storingen
Als de voorruit ter hoogte van de 
sensor beschadigd is, schakel het 
systeem dan uit en neem contact op 
met het CI
t
ro
Ën-
 netwerk of een 
gekwalificeerde werkplaats om de 
voorruit te laten vervangen.
Ver wijder de sensor niet, stel de sensor 
niet af en test de sensor niet.
Werkzaamheden aan de sensor mogen 
alleen door het CIt roËn- netwerk of een 
gekwalificeerde werkplaats worden uitgevoerd.
bij het trekken van een aanhanger of 
als uw auto wordt gesleept, moet het 
systeem worden uitgeschakeld.
Plak of bevestig geen voor werpen op 
de voorruit vóór de sensor.
Storing van de sensor
De werking van de lasersensor kan worden 
gehinderd door vuil op de voorruit of door het 
beslaan van de voorruit. In dat geval wordt een 
melding weergegeven om u te waarschuwen.
Schakel de voorruitontwaseming in en reinig de 
voorruit ter hoogte van de sensor regelmatig.
Storing van het systeem
bij een storing van het systeem wordt u 
door een geluidssignaal en de weergave 
van de melding "
Storing automatisch 
noodremsysteem " gewaarschuwd.
Laat het systeem controleren door het 
CI
t
ro
Ën-
 netwerk of een gekwalificeerde 
werkplaats.
Veiligheid  
Page 167 of 404
165
DS3_nl_Chap08_securite_ed01-2014
Airbags
De airbags zijn speciaal ontworpen om de 
veiligheid van de inzittenden (uitgezonderd 
de middelste passagier achter) bij ernstige 
aanrijdingen te verbeteren. De airbags 
vormen een aanvulling op de werking van 
de veiligheidsgordels met spanbegrenzers 
(behalve bij de middelste passagier achter).
De elektronische schoksensoren registreren 
de frontale en zijdelingse aanrijdingen waaraan 
de registratiezones voor een aanrijding worden 
blootgesteld:
- 
b
 ij een ernstige aanrijding gaan de airbags 
onmiddellijk af om de inzittenden van de 
auto (uitgezonderd de middelste passagier 
achter) te helpen beschermen. Direct 
na de aanrijding ontsnapt het gas snel 
uit de airbags, zodat het zicht niet wordt 
belemmerd en de inzittenden de auto 
eventueel kunnen verlaten,
-
 
b
 ij een minder ernstige aanrijding of een 
aanrijding van achteren en in bepaalde 
gevallen waarbij de auto over de kop 
slaat, treden de airbags niet in werking. 
De veiligheidsgordels helpen u in deze 
situaties voldoende te beschermen. De airbags werken slechts eenmaal. 
Als er een tweede aanrijding 
plaatsvindt (tijdens hetzelfde of een 
volgend ongeval), worden de airbags 
niet meer opgeblazen.
Registratiezones voor een aanrijding
A. Impactzone vóór.
B. Imp
actzone opzij.
Het activeren van (een van) de airbags 
gaat gepaard met wat rook en een 
knal, als gevolg van de activering van 
de pyrotechnische lading die in het 
systeem is geïntegreerd.
De rook is niet schadelijk, maar kan 
voor personen die hier gevoelig voor 
zijn, irriterend zijn.
De knal die bij het afgaan wordt 
geproduceerd, kan het gehoor 
gedurende een korte periode enigszins 
verminderen.
De airbags werken alleen als het 
contact aan is.
Veiligheid  
Page 228 of 404
DS3_nl_Chap10_info-pratiques_ed01-2014
Zekering AmpèreFuncties
F8 20
  AMultifunctioneel display, autoradio, autoradio/
navigatiesysteem, alarmcomputer, sirene inbraakalarm.
F9 30
  A12V-aansluiting, voeding steun portable navigatiesysteem.
F10 15
 
AStuurkolomschakelaars.
F11 15
 
AContactslot, diagnose-aansluiting, computer automatische 
versnellingsbak.
F12 15
 
A
re
 gen-/lichtsensor, trekhaakmodule.
F13 5
  AHoofdremlichtschakelaar, servicecentrale motor.
F14 15
 
AComputer parkeerhulp, airbagcomputer, 
instrumentenpaneel, automatische airconditioning, 
u
Sb bo
x, hifi-versterker.
F15 30
  AVergrendeling.
F16 -
nie
t gebruikt.
F17 40
  AAchterruit- en buitenspiegelverwarming.
SH -Shunt tijdens opslag. 
Page 231 of 404
229
DS3_nl_Chap10_info-pratiques_ed01-2014
Zekering AmpèreFuncties
F12 30
  ALage/hoge snelheid ruitenwissers vóór.
F13 40
  AVoeding 
b
S
 I (+ na contact).
F14 30
  AVoeding Valvetronic (V
ti
)
F15 10
 
AGrootlicht rechts.
F16 10
 
AGrootlicht links.
F17 15
 
ADimlicht links.
F18 15
 
ADimlicht rechts.
F19 15
 
ALambdasondes en elektrokleppen (V
ti
), elektrokleppen 
(Diesel), 
e
Gr-
 elektroklep (Diesel).
F20 10
 
APompen, gestuurde thermostaat (V
ti
), elektroklep 
nokkenas (
tH
P), sensor water in brandstof (Diesel).
F21 5
  AVoeding bediening koelventilator, A
bS / 
e
S
 P, turbopomp 
(
tH
P).
Praktische informatie