CITROEN DS4 2011 Instructieboekjes (in Dutch)

Page 111 of 402

109Toegang tot de auto




Alarm *
Dit systeem beveiligt uw auto tegen inbraak en diefstal. Het systeem bestaat uit de volgende typen beveiliging:


- uitwendige beveiliging
Dit systeem houdt de te openen carrosseriedelen van de auto in de gaten.
Het alarm gaat af als iemand een por tier, de
achterklep of de motorkap probeert te openen.




- interieurbeveiliging

Dit systeem treedt in werking als er bewegingen in het interieur worden waargenomen.
Het alarm gaat af als er een ruit wordt
ingeslagen, als iets of iemand de auto
binnendringt of als iets of iemand in de auto
beweegt.
Vergrendelen van de auto met
volledig ingeschakeld alarm

- wegsleepbeveiliging
Dit systeem treedt in werking als er
veranderingen in de wagenhoogte worden
waargenomen.
Het alarm gaat af als de auto wordt opgetild,
verplaatst of aangestoten.




Automatische beveiligingsfunctie

Dit systeem treedt in werking als iemand probeert het alarm te saboteren.
Het alarm gaat af als iemand probeer t de accu,
de bedieningseenheid of de kabels van de sirene uit te schakelen of te beschadigen.

Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats alvorens u wijzigingen aan het alarmsysteem aanbrengt.
Inschakelen
)
Zet het contact af en verlaat de auto. )
Druk op de vergrendelknop van de
afstandsbediening. Het alarmsysteem is geactiveerd: het
verklikkerlampje van de knop zal één keer per
seconde knipperen.
De uitwendige beveiliging wordt5 seconden nadat de vergrendelknop van de afstandsbediening is ingedrukt, geactiveerd. De interieur- en wegsleepbeveiliging worden
45 seconden nadat de vergrendelknop van deafstandsbediening is ingedrukt, geactiveerd.

Uitschakelen
)
Druk op de ontgrendelknop van de
afstandsbediening.
Het alarmsysteem wordt uitgeschakeld; het
verklikkerlampje van de knop gaat uit.


Indien een portier of de achterklepniet goed is gesloten, wordt de auto niet vergrendeld, maar worden de uitwendige beveiliging,de interieurbeveiliging en de wegsleepbeveiliging na 45 secondenwel ingeschakeld.

*
Vol
gens land van bestemming.

Page 112 of 402

Schakel de interieur- en wegsleepbeveiliging uit
om te voorkomen dat het alarm onnodi
g wordt
ingeschakeld als bijvoorbeeld:
- een huisdier in de auto wordtachtergelaten,
- een ruit op een kier blijft staan,
- de auto wordt gewassen,
- een wiel wordt ver wisseld,
- de auto wordt
gesleept,
- de auto op een boot wordt ver voerd.
Vergrendelen van de auto
met alleen de uitwendige
beveiliging ingeschakeld

Uitschakelen van de interieur- en
wegsleepbeveiliging
) Zet het contact af. )
Druk binnen 10 seconden op de knop tot
het verklikkerlampje blijft branden.) Verlaat de auto. )
Druk onmiddellijk op de vergrendelknop
van de afstandsbediening.
Alleen de uitwendige beveiliging wordt ingeschakeld; het verklikkerlampje van de knop zal één keer per seconde knipperen.

De interieur- en wegsleepbeveiliging worden uitsluitend uitgeschakeld als deze procedure elke keer na het afzettenvan het contact wordt uitgevoerd.


Opnieuw inschakelen van de interieur- en wegsleepbeveiliging
)Druk op de ontgrendelknop van deafstandsbediening om de uitwendige
beveiliging uit te schakelen. )Druk op de vergrendelknop van de afstandsbediening om alle alarmsystemen
in te schakelen.
Het verklikkerlampje van de knop zal opnieuwéén keer per seconde knipperen.

Page 113 of 402

111Toegang tot de auto

Afgaan van het alarm

Als het alarm afgaat, treedt de sirene in werking en knipperen de richtingaanwijzers gedurende
dertig seconden.
Als het alarm voor de 11e keer afgaat, worden
de alarmsystemen uitgeschakeld.
Als het verklikkerlampje van de knop snelknippert bij het ontgrendelen van de auto met
de afstandsbediening, is het alarm tijdens uw
afwezigheid afgegaan. Het lampje stopt met
knipperen als het contact wordt aangezet.

Storing afstandsbediening
Om de alarmsystemen uit te schakelen:
Vergrendelen van de auto
zon
der het alarm in te
schakelen
) Vergrendel de auto of schakel de supervergrendeling in met de sleutel in hetslot van het bestuurdersportier.


)
ontgrendel de auto met de sleutel in hetslot van het bestuurdersportier,)
open het por tier; het alarm gaat af, )
zet het contact aan: het alarm stopt en het
verklikkerlampje van de knop gaat uit.

Storing

Als bij het aanzetten van het contact het
verklikkerlampje van de knop blijft branden,
duidt dit op een storing in het systeem.
Laat dit controleren door hetCITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.

Page 114 of 402









Por tieren
Openen
Van buitenaf
)Ontgrendel de auto met deafstandsbediening of de sleutel en trek aan de por tiergreep.




Van binnenuit
)
Trek aan de binnenpor tiergreep van een portier; de auto wordt dan volledig ontgrendeld.


Sluiten
Als een portier niet goed is gesloten:


-
bij draaiende motor
gaat dit rlampje branden in combinatie
met een waarschuwingsmelding die enkele seconden verschijnt,
-tijdens het rijden(snelheid hoger dan
10 km/h) gaat dit lampje branden in combinatie met een geluidssignaal en een
waarschuwingsmelding die gedurende
enkele seconden verschijnt.

Als het selectief ontgrendelen is geactiveerd en één keer op deontgrendelknop van de afstandsbediening wordt gedrukt, kan alleen hetbestuurdersportier worden geopend.

Als het selectief ontgrendelen isgeactiveerd:- wordt bij het openen van hetbestuurderspor tier alleen hetbestuurderspor tier ontgrendeld (als de auto nog niet volledig ontgrendeld was). - wordt bij het openen van een van de andere portieren de auto volledig ontgrendeld.

Page 115 of 402

113Toegang tot de auto
Functie die het mogelijk maakt om de por tieren mechanisch te vergrendelen of te ontgrendelen
bij een lege accu of in het geval van een storingin de centrale vergrendeling.





Noodbediening

Vergrendelen van het
bestuurdersportier
)Steek de sleutel in het por tierslot en draai deze rechtsom.
U kunt deze procedure ook bij het andere
voorportier uitvoeren.

Ontgrendelen van het
bestuurdersportier
)Steek de sleutel in het por tierslot en draai deze linksom.

Vergrendelen van het portier aan passagierszijde en degpp
achterportierenpgpg
)
Open de portieren. )
Controleer of de kinderbeveiliging van de
achterportieren niet geactiveerd is (zie het
hoofdstuk "Kinderbeveiliging"). ) Verwijder met behulp van de sleutel het zwar te dopje op de smalle zijde van het
portier.
) Steek de sleutel voorzichtig in de opening en duw de hendel zonder de sleutel te
verdraaien, naar de binnenzijde van het portier. ) Ver wijder de sleutel en plaats het kapje
terug.) Sluit de portieren en controleer van buitenaf of de auto goed is vergrendeld.


Ontgrendelen van het portier aan passagierszijde en de achterportieren
)
Trek aan de por tiergreep aan de binnenzijde.

Page 116 of 402













Achterklep

Hiermee kan bij een lege accu of een eventuele storing in het systeem van de centrale
vergrendeling de achterklep mechanisch
ontgrendeld worden.





Noodbediening


Ontgrendelen
)Klap de achterbank naar voren om bij het slot in de bagageruimte te komen.)Steek een kleine schroevendraaier in de
opening A van het slot om de achterklep te
ontgrendelen.)Verplaats de nok naar links.

)Ontgrendel de achterklep of de auto met de afstandsbediening of de sleutel, druk op de knop en til de achterklep omhoog.

Openen
Sluiten
)
Trek de achterklep omlaag aan de
handgreep aan de binnenzijde.


-
bij draaiende motor
gaatrhet controlelampje branden
in combinatie met een
waarschuwingsmelding gedurende enkele seconden,
-tijdens het rijden
(snelheid hoger dan
10 km/h) gaat het controlelampje branden
in combinatie met een geluidssignaal en een waarschuwingsmelding gedurendeenkele seconden.


Vergrendeling na het sluiten

Wanneer de achterklep weer wordt gesloten,
wordt deze weer vergrendeld als het probleem niet is verholpen.
Als de achterklep niet
goed is gesloten:

Page 117 of 402

115
Toegang tot de auto
1.Schakelaar ruitbedieningbestuurderszijde.2.Schakelaar ruitbedieningpassagierszijde.

-
handmatig)
Duw of trek de schakelaar tot het zwarepunt. De ruit stopt zodra de schakelaar
wordt losgelaten.

- automatisch)
Duw of trek de schakelaar voorbij het
zware punt. Als u de schakelaar hebt
losgelaten, opent of sluit de ruit volledig.) Bedien de schakelaar opnieuw om het openen of sluiten te stoppen.
Nadat u het contact hebt afgezet, kunnende ruiten nog ongeveer 45 secondenworden bediend, tenzij binnen deze45 seconden een por tier wordt geopend en de auto wordt vergrendeld.
Probeer de ruit aan passagierszijde, wanneer deze niet met het bedieningspaneel van het bestuurdersportier kan worden bediend,te bedienen met het bedieningspaneelvan het portier aan passagierszijde, enomgekeerd.











Elektrisch bedienbare ruiten De ruiten zijn voorzien van een beveiliging tegen beknellen.
Eentraps ruitbediening
U hebt twee mogelijkheden:
Om defect raken van de motoren vande ruitbediening te voorkomen, treedt wanneer een ruit tien keer in korte tijdvolledig wordt geopend en gesloteneen beveiliging in werking die alleen het sluiten van de ruit toestaat.
Als de ruit in dat geval wordt gesloten, zal de ruitbediening na ongeveer 40 minuten weer beschikbaar zijn.

Page 118 of 402

Beveiliging tegen beknellen
Als de ruit sluit en tegen een obstakel stuit,stopt de ruit en gaat deze gedeeltelijk weer
open.

Resetten

Als een ruit niet automatisch kan worden gesloten, moet de ruitbediening wordengereset:)
trek de schakelaar omhoog tot de ruit stopt
met bewegen,) laat de schakelaar los en trek hem opnieuwomhoog totdat de ruit volledig is gesloten,)
houd de schakelaar na het sluiten nog ongeveer 1 seconde vast,)
druk op de schakelaar om de ruit
automatisch te openen,
) druk als de ruit volledig is geopend
nogmaals op de schakelaar en houd deze
nog ongeveer 1 seconde vast. Tijdens deze handelingen is de beveiliging
tegen beknellen uitgeschakeld.
Als de ruit (bijvoorbeeld bij vorst) niet wil sluiten, voer dan als de ruit weer opent het volgende uit:)druk op de schakelaar tot de ruitvolledig is geopend,)trek vervolgens direct de schakelaar omhoog tot de ruit volledig is gesloten,)houd de schakelaar na het sluitennog ongeveer 1 seconde vast. Tijdens deze handelingen is de beveiliging tegen beknellenuitgeschakeld.


Neem bij het verlaten van de auto, zelfs voor een korte duur, altijd de sleutel uit het contact.
Als er tijdens het bedienen van deruit iets tussen de ruit en de sponningbekneld raakt, moet u de ruit meteen weer openen. Druk daar voor op de desbetreffende schakelaar.
Als u als bestuurder de ruit aan passagierszijde bedient, zorg er dan voor dat niets het correcte sluiten vande ruit verhindert.
Zorg er voor dat de passagiers op de juiste manier gebruik maken van de elektrische ruitbediening. Zorg ervoor dat kinderen zich tijdens het bedienen van de ruit niet kunnenbezeren.

Page 119 of 402

11 7Toegang tot de auto














Brandstoftank Inhoud van de brandstoftank: ongeveer 60 liter.


Minimumbrandstofvoorraad

Ta n k e n
Als er minder dan 5 liter brandstof getankt wordt,
wordt deze stijging van het brandstofniveau niet
weergegeven op de brandstofmeter.
Tijdens het openen van de tankdop kan een
geluid van aangezogen lucht hoorbaar zijn.Dit wordt veroorzaakt door de onderdruk
die ontstaat door de afdichting van het
brandstofcircuit. Dit geluid is normaal.
) Druk de toets A
in tot u de tankklep hoort openen.
Dit is gedurende enkele minuten na het
a
fzetten van het contact mogelijk. Zet het contact nog een keer aan om deze functie
opnieuw te activeren (indien nodig). ) Kies bij het tankstation de juiste brandstofpomp.
)
Steek het vulpistool in de vulopening en druk hierbij de metalen klep Bin.)
Steek het vulpistool tot de aanslag naar
binnen alvorens dit te bedienen (kans opspatten). ) Houd het vulpistool in deze positie tijdens het vullen.)
Druk de klep van de tankdop dicht. Wanneer het vulpistool bij het vullen van de
brandstoftank voor de derde keer afslaat,
moet u niet verder tanken. Anders kunnen
storingen in de werking van uw auto
o
ptreden.
Als de minimumbrandstofvoorraadis bereikt, gaat dit
waarschuwingslampje branden,
vergezeld van een geluidssignaal en een melding op het display.
Als dit lampje gaat branden, zit er nog ongeveer 6 liter brandstof in de tank.
Ga zo snel mogelijk tanken om te voorkomen dat u zonder brandstof komt te staan.





Tank nooit als de motor door het Stop & Start-systeem is afgezet; zet in dat geval altijd het contact af met de sleutel.

Page 120 of 402










Brandstofkwaliteit voor
benzinemotoren

Auto's met benzinemotoren kunnen
probleemloos rijden op biobrandstoffen van het
type E10 en E24 (deze bevatten resp.
10% en 24% ethanol) die voldoen aan de
Europese richtlijnen EN 228 en EN 15376.
Brandstoffen van het type E85 (deze bevatten
tot 85% ethanol) zijn uitsluitend geschikt voor
auto's die speciaal bestemd zijn voor dit type brandstof (BioFlex-auto's). De kwaliteit van de ethanol moet voldoen aan de Europese richtlijn
EN 15293.
Auto's die kunnen rijden op brandstoffen met een ethanolgehalte tot 100% (type E100),
worden alleen verkocht in Brazilië.









Brandstofkwaliteit voor
dieselmotoren

Auto's met dieselmotoren kunnen probleemloos
rijden op biobrandstoffen die aan de huidigeen toekomstige Europese richtlijnen voldoen(diesel die voldoet aan de richtlijn EN 590
gemengd met biobrandstof die voldoet aan de
richtlijn EN 14214) en die aan de pomp getankt
kunnen worden (met een gehalte aan methyl-estervetzuren van 0 tot 7%).
Het gebruik van biobrandstof B30 is mogelijk
bij bepaalde dieselmotoren op voor waarde dat
de bijzondere onderhoudsvoorschriften strikt
worden nageleefd. Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Het gebruik van elk ander type (bio)brandstof (zuivere of verdunde plantaardige of dierlijke
olie, stookolie ...) is nadrukkelijk verboden (kans op schade aan de motor en het
brandstofcircuit). Uw auto is voorzien van een katal
ysator, die deschadelijke bestanddelen in de uitlaatgassen
vermindert.Bij benzinemotoren mag uitsluitendloodvrije benzine worden gebruikt.Door de vernauwde vulpijp kan alleen loodvrije
benzine worden getankt.
Onderbreking
brandstoftoevoer

Uw auto is voorzien van een beveiliging die bij een aanrijding onmiddellijk de brandstoftoevoer afsluit.
Indien u per vergissing de verkeerdebrandstof voor uw auto tankt, moet de tank beslist worden afgetaptvoordat de motor kan wordengestart.

Page:   < prev 1-10 ... 71-80 81-90 91-100 101-110 111-120 121-130 131-140 141-150 151-160 ... 410 next >