CITROEN DS4 2014 Instructieboekjes (in Dutch)

Page 131 of 431

129Zicht












Instapverlichting

Wanneer u bij duisternis de auto ontgrendelt met de afstandsbediening wordt de verlichting aan
de buitenzijde en de interieur verlichting ingeschakeld om het instappen te vergemakkelijken. De
verlichting gaat branden afhankelijk van de lichtsterkte die door de lichtsensor wordt gedetecteerd.

Inschakelen
Uitschakelen

De instapverlichting aan de buitenzijde gaat
na een bepaalde tijd automatisch uit of gaat
uit bij het aanzetten van het contact of het
vergrendelen van de auto.
De instapverlichting in het interieur gaat na een
bepaalde tijd automatisch uit of gaat uit bij het
openen van een van de portieren.



)
Druk op het ontgrendelknopje (open
hangslot) van de afstandsbediening;
uw auto wordt ontgrendeld.

Aan de buitenzijde gaan de dimlichten, de
parkeerlichten en de instapverlichting aan de
zijkant (onder de buitenspiegels) branden. In het interieur gaan de beenruimteverlichting
en de plafonniers branden.
Het in- en uitschakelen en de
duur van het branden van de
instapverlichting kunnen worden
ingesteld via het configuratiemenu
van de auto.



Programmeren

Page 132 of 431










Automatische verstelling van de
xenonkoplampen
Raak de xenonlampen niet aan.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats. Om verblinding van andere weggebruikers te
voorkomen corrigeert dit systeem automatisch
en bij stilstaande auto de hoogte van de
lichtbundel van de xenonlampen, afhankelijk
van de belading van de auto.
In het geval van een storing
verschijnt dit pictogram op het
instrumentenpaneel, in combinatie
met een geluidssignaal en een melding op het
display.
Het systeem zet in dat geval de koplampen in
de lage stand.







Halogeen koplampen
handmatig verstellen

Verstel de koplampen met halogeenlampen
afhankelijk van de belading van uw auto
om verblinding van medeweggebruikers te
voorkomen.

0.
1 of 2 personen op de voorstoelen.

-.
3 personen.

1.
5 personen.

-.
Tu s s e n s t a n d .

2.
5 personen + maximaal toegestane
belading.

-.
Tu s s e n s t a n d .

3.
Bestuurder + maximaal toegestane
belading.
Stand "0"
: basisinstelling.

Page 133 of 431

131Zicht






Meedraaiende koplampen


Als het dimlicht of grootlicht is ingeschakeld,
volgen de lichtbundels van de meedraaiende
koplampen de richting van de weg.
Deze functie is alleen mogelijk in combinatie
met xenonlampen en zorgt voor een aanzienlijk
beter zicht in bochten.
Deze functie werkt niet:


- bij stilstand of zeer lage snelheden,

- als de achteruit is ingeschakeld.

Standaard is deze functie ingeschakeld.

met meedraaiende koplampen


zonder meedraaiende koplampen



Programmeren

U kunt deze functie
desgewenst uitschakelen via
het configuratiemenu op het
multifunctionele display.
Bij het afzetten van het contact blijven de
instellingen gehandhaafd.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.



Storing

In het geval van een storing knippert
dit pictogram op het display in
combinatie met een melding op het
multifunctionele display.

Page 134 of 431








Statische bochtverlichting


Tijdens het rijden met dim- of grootlicht
wordt de mistlamp vóór ingeschakeld om de
binnenkant van de bocht extra te verlichten bij
snelheden tot 40 km/h (handig in de stad, op
bochtige wegen, kruispunten, parkeergarages
enz.).

Statische bochtverlichting ingeschakeld



met statische bochtverlichting


zonder statische bochtverlichting




Statische bochtverlichting
werkt niet
De verlichting werkt in de volgende gevallen
niet:


- bij een geringe stuuruitslag,

- bij snelheden boven 40 km/h,

- als de achteruit is ingeschakeld.

Standaard is de statische bochtverlichting
ingeschakeld.



Programmeren

U kunt de statische bochtverlichting
desgewenst uitschakelen via het
configuratiemenu van de auto. De bochtverlichting wordt in de volgende
gevallen ingeschakeld:


- bij het inschakelen van een
richtingaanwijzer,
of

- als het stuur wiel ver genoeg wordt
verdraaid.

Page 135 of 431

133Zicht
Met behulp van de ruitenwisserschakelaar kunt
u de ruitenwissers vóór en achter inschakelen
om regen en vuil van de ruit te wissen.
De ruitenwissers voor en achter zorgen
voor een optimaal zicht voor de bestuurder,
ongeacht de weersomstandigheden.
De ruitenwissers vóór bedient u met de
schakelaar A
; de ring B
is voor de bediening
van de achterruitenwisser.








Ruitenwisserschakelaar


Instellen



Uitvoering zonder automatisch
wissen


Afhankelijk van de uitvoering zijn de volgende
automatische functies van de ruitenwissers
mogelijk:


- automatische werking van de
ruitenwissers vóór,

- automatisch inschakelen van de
ruitenwisser achter bij het inschakelen
van de achteruitversnelling.




Uitvoering met automatische ruitenwissers



Ruitenwissers vóór



A.
Selecteren van de wissnelheid: zet de
schakelaar in de gewenste stand.
Eén keer wissen (de hendel omlaag
duwen of kort naar u toe trekken en
vervolgens loslaten).

Automatisch wissen (omlaag
duwen en vervolgens loslaten).
Eén keer wissen (de hendel even
naar u toe trekken). Wissen op hoge snelheid (hevige
neerslag).
Wissen op normale snelheid (matige
regen).
Intervalwissen (wissnelheid
afhankelijk van de rijsnelheid).
Uit.






of

Page 136 of 431













Automatische ruitenwissers
vóór
De ruitenwissers worden automatisch
ingeschakeld als de sensor achter de
binnenspiegel regen detecteert. De snelheid
van de ruitenwissers wordt aangepast aan de
hoeveelheid neerslag.

Inschakelen

Duw de hendel A
één keer omlaag.


Ter bevestiging wissen de
ruitenwissers één keer, gaat
het controlelampje op het
instrumentenpaneel branden en/
of verschijnt er een bericht dat de
functie geactiveerd is.


Uitschakelen

Duw de hendel A
nog een keer omlaag.


Ter bevestiging gaat dit controlelampje
op het instrumentenpaneel uit en/
of er verschijnt een bericht op het
multifunctionele display dat de functie
is uitgeschakeld.

Elke keer als het contact meer
dan 1 minuut is afgezet, moet u
de automatische werking van de
ruitenwissers opnieuw activeren.


Storing

In het geval van een storing in de automatische
werking van de ruitenwissers werken deze in
de intervalstand.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Dek de regensensor, die zich
gecombineerd met de lichtsensor in
het midden van de voorruit achter de
binnenspiegel bevindt, niet af.
Schakel de automatische werking van
de ruitenwissers uit als de auto wordt
gewassen in een wasstraat.
Wacht 's winters met het inschakelen
van de automatische ruitenwissers tot
de voorruit ontdooid is.

Page 137 of 431

135Zicht









Ruitensproeiers vóór en koplampsproeiers


Ruitensproeiers vóór



)
Trek de ruitenwisserschakelaar naar u
toe. De ruitensproeiers treden in werking,
waarna enige tijd de ruitenwissers worden
ingeschakeld om de ruit schoon te wissen.
Alleen de ruitensproeiers vóór worden
ingeschakeld als het dimlicht of het grootlicht is
uitgeschakeld of als de auto stilstaat.



Minimumniveau vloeistof
ruitensproeiers/koplampsproeiers
Indien uw auto voorzien is van
koplampsproeiers kunt u het minimumniveau
van deze vloeistof meten via een pipet die
geplaatst is in de vulopening van het reser voir,
onder de motorkap.
Het controleren en bijvullen van deze vloeistof
mag alleen worden uitgevoerd bij stilstaande
auto en afgezette motor.
Het niveau van de
koplampsproeiervloeistof moet
regelmatig worden gecontroleerd,
vooral in de winter.
Raadpleeg de rubriek "Controles - § Niveau
vloeistof ruitensproeiers/koplampsproeiers"
voor het controleren van het niveau.



Koplampsproeiers

De koplampsproeiers werken samen met de
ruitensproeiers als de auto rijdt en het dimlicht
of het grootlicht brandt
.

Om het verbruik van
koplampsproeiervloeistof te beperken
werken de koplampsproeiers tijdens
één en hetzelfde traject slechts elke
zevende keer dat de ruitensproeiers
worden gebruikt of elke 40 km.

Page 138 of 431


Om een goede werking van de flat-
blade ruitenwissers te behouden,
adviseren wij u:


- voorzichtig met de ruitenwissers
om te gaan,

- de ruitenwissers regelmatig te
reinigen met zeepsop,

- de ruitenwissers niet te gebruiken
om een stuk karton tegen de
voorruit te houden,

- de ruitenwissers te ver vangen
zodra ze tekenen van slijtage
vertonen.

Deze stand maakt het mogelijk de
ruitenwissers los te zetten van de voorruit.
In deze stand kunnen de ruitenwisserbladen
worden gereinigd of de ruitenwissers worden
vervangen. In de winter kan deze stand tevens
worden gebruikt om de ruitenwissers los te
zetten van de voorruit.









Speciale stand van de
ruitenwissers voor



)
Als de ruitenwisserschakelaar binnen een
minuut nadat het contact is afgezet wordt
bediend, worden de ruitenwissers in de
verticale stand gezet.

)
Zet het contact aan en bedien de
ruitenwisserschakelaar om de
ruitenwissers na de werkzaamheden weer
in de ruststand te zetten.

Page 139 of 431

137Zicht

B.
Ring voor de selectie van de ruitenwisser
achter: draai de ring tot het symbooltje
tegenover de markering staat.

Schakel de automatische werking van
de ruitenwisser achter uit bij sneeuwval
of strenge vorst en bij montage van
een fietsendrager op de achterklep.
Dit kan worden uitgevoerd via het
configuratiemenu van de auto. Uit.
Interval.
Sproeien en wissen.
Draai de ring tot deze niet verder kan;
de ruitensproeier achter werkt en
ver volgens zal de wisser gedurende
enige tijd wissen.


Achteruitversnelling

Als de ruitenwissers vóór zijn geactiveerd
op het moment dat u de achteruitversnelling
inschakelt, treedt automatisch ook de
ruitenwisser achter in werking.


Programmeren













Ruitenwisser achter

Deze functie kan worden
geactiveerd of gedeactiveerd via het
configuratiemenu van de auto.
Deze functie is standaard
geactiveerd.

Page 140 of 431



1.
Plafonnier vóór


2.
Kaartleeslampjes vóór


3.
Plafonnier achter


4.
Kaartleeslampjes achter














Plafonniers

In deze stand gaat de
interieur verlichting geleidelijk
branden:

Plafonniers vóór en achter



- als de auto wordt ontgrendeld,

- als de sleutel uit het contact wordt ver wijderd,

- als er een portier geopend wordt,

- als op de ontgrendelingsknop van de
afstandsbediening wordt gedrukt om de auto
te lokaliseren.
De interieur verlichting gaat geleidelijk uit:


- als de auto wordt vergrendeld,

- als het contact wordt aangezet,

- 30 seconden na het sluiten van het laatste
portier.
Permanent uit.
Permanent aan. Als de interieur verlichting permanent
is ingeschakeld, blijft deze gedurende
een bepaalde tijd branden:


- bij afgezet contact: ongeveer
10 minuten,

- in de eco-modus: ongeveer
30 seconden,

- bij draaiende motor: onbeperkt.
Als de plafonnier vóór permanent is
ingeschakeld, zal de plafonnier achter
ook branden tenzij deze op "permanent
uit" staat.
Zet de plafonnier achter op "permanent
uit" als u deze wilt uitschakelen.


Kaartleeslampjes vóór en
achter


)
Druk bij aangezet contact op de
desbetreffende schakelaar.

Let op dat u niet tegen de plafonniers
stoot.

Page:   < prev 1-10 ... 91-100 101-110 111-120 121-130 131-140 141-150 151-160 161-170 171-180 ... 440 next >