CITROEN DS4 2014 Instructieboekjes (in Dutch)

Page 81 of 431

79Comfort










Gebruiksadviezen voor de verwarming, ventilatie en airconditioning


Als de auto lange tijd in de zon heeft
gestaan en de temperatuur in het
interieur hoog is opgelopen, zet dan de
ruiten enige tijd open.
Zorg ervoor dat de aanjagersnelheid
voldoende hoog is ingesteld, zodat
de lucht in het interieur goed ver verst
wordt.
Het airconditioningssysteem is
chloorvrij en is niet schadelijk voor de
ozonlaag. Neem voor een optimale werking van de ver warming, ventilatie en airconditioning de
volgende gebruiksadviezen in acht:


)
Let erop dat voor een gelijkmatige verdeling van de lucht naar het interieur de
uitstroomopening onder de voorruit, de verschillende luchtkanalen, ventilatieroosters
en overige uitstroomopeningen alsmede de ventilatieopening in de bagageruimte vrij
blijven.

)
Let erop dat de zonnesensor op het dashboard niet wordt afgedekt. Deze sensor dient
voor de regeling van de automatische airconditioning.

)
Zet de airconditioning minstens één tot twee keer per maand vijf tot tien minuten aan
om het systeem in per fecte staat te houden.

)
Controleer regelmatig de staat van het interieur filter en laat de filterelementen
periodiek ver vangen.
Wij raden u een gecombineerd interieur filter aan. Dankzij het toegevoegde speciale
actieve middel draagt het bij tot een gezuiverde lucht voor de inzittenden en een
schoon interieur (vermindering van allergische reacties, stank en vetaanslag).

)
Laat om de per fecte werking van de airconditioning te garanderen het systeem
regelmatig controleren zoals voorgeschreven in het garantie- en onderhoudsboekje.

)
Gebruik de airconditioning niet als deze niet koelt en raadpleeg het CITROËN-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
Bij een zware belasting van de motor (trekken van een aanhanger op een steile helling bij
een hoge buitentemperatuur) kan de airconditioning tijdelijk worden uitgeschakeld voor een
optimale trekkracht van de motor.
Condensvorming in de airconditioning
kan ertoe leiden dat zich een klein
plasje water onder de auto vormt. Dit is
een normaal verschijnsel.




Stop & Start-systeem

De ver warming en de airconditioning werken uitsluitend bij draaiende motor. Als u het
thermische comfort in de auto op het door u gewenste niveau wilt houden, kunt u tijdelijk de
functie Stop & Start uitschakelen (zie de desbetreffende rubriek).

Page 82 of 431

Handbediende airconditioning











De airconditioning werkt uitsluitend bij draaiende motor.


1. Temperatuurregeling



)
Draai de knop van blauw
(koel) naar rood (warm) om de
temperatuur naar behoefte in te
stellen.



2. Luchtopbrengstregeling

Met deze knop kunt u de
aanjagersnelheid instellen.

3. Luchtverdeling

Met deze knop regelt u de verdeling van de
luchtstroom naar het interieur.

)
Als de knop van de
luchtopbrengstregeling in de
stand 0
staat, is de aanjager
uitgeschakeld. Er blijft door de
rijwind echter nog wel een kleine
luchtstroom gehandhaafd.


)
Draai de knop in een
van de vijf
standen,
om de gewenste luchtopbrengst te
verkrijgen. Voorruit en zijruiten.
Voorruit, zijruiten en beenruimte.
Beenruimte.
Middelste ventilatieroosters en
zijventilatieroosters.
De luchtstroom kan worden
gevarieerd door de knop in een
middenstand te zetten.
Rijd niet te lang met uitgeschakelde
aanjager om te voorkomen dat de
ruiten beslaan en de luchtkwaliteit
vermindert.

Page 83 of 431

81Comfort

4. Toevoer van buitenlucht/
luchtrecirculatie
De toevoer van buitenlucht voorkomt het
beslaan van de voorruit en zijruiten.


)
Druk op deze toets om de
lucht in het interieur te laten
recirculeren. Het lampje
brandt om aan te geven dat de
luchtrecirculatie is ingeschakeld. In deze stand kunt u de lucht in het
interieur snel opwarmen of afkoelen.


5. Airconditioning aan/uit

De airconditioning kan tijdens
alle seizoenen effectief gebruikt
worden, mits de ruiten zijn gesloten.

Aan



)
Druk op de toets "A /C "
: het lampje van de
toets gaat branden.
De airconditioning werkt niet als de
aanjagerknop 2
in de stand "0"
staat .

Om de toevoer van koele lucht te
versnellen kunt u gedurende enkele
ogenblikken de recirculatie van de
interieurlucht inschakelen. Schakel
daarna weer over op de toevoer van
buitenlucht. De recirculatiestand dient om de luchttoevoer
af te sluiten bij stank en stofoverlast.
Schakel zo snel mogelijk de toevoer van
buitenlucht weer in om te voorkomen dat de
luchtkwaliteit in het interieur achteruitgaat en
de ruiten beslaan.

)
Druk nogmaals op de toets om de toevoer
van buitenlucht weer in te schakelen. Het
lampje gaat uit.

Het systeem stelt u in staat:


- de temperatuur in het interieur 's zomers te
verlagen,

- in de winter bij temperaturen boven 3°C
beslagen ruiten snel te ontwasemen.



Uit



)
Druk nogmaals op de toets "A /C "
: het
lampje van de toets gaat uit.
Door het uitschakelen van de airconditioning
kan hinder ontstaan (vocht, beslaan van ruiten).

Page 84 of 431






Automatische airconditioning met gescheiden regeling
De airconditioning werkt uitsluitend bij draaiende motor.


Automatische werking


1. Automatisch programma
"comfort"
Wij raden aan om een van de drie
AUTO -standen te gebruiken: het
systeem zorgt voor een aangenaam
klimaat in de auto op basis van de
door u ingestelde waarde.
In alle drie de standen regelt het systeem zelf
de luchttoevoer om zo snel mogelijk het door u
gewenste klimaat te verkrijgen.

)
Druk herhaaldelijk op de toets "AUTO "
.


- één lampje brandt; milde instelling,

- twee lampjes branden; gemiddelde
instelling,

- drie lampjes branden; intense instelling.
Om bij koud weer en een koude motor
te voorkomen dat er koude wind in
uw gezicht geblazen wordt, wordt de
aanjagersnelheid in dergelijke situaties
geleidelijk verhoogd tot het gewenste
niveau is bereikt.
Als de temperatuur in de auto bij
het instappen veel lager of hoger
is dan de ingestelde waarde, heeft
het geen zin om voor het gewenste
comfort de ingestelde waarde te
wijzigen. Het systeem compenseert
automatisch en zo snel mogelijk het
temperatuurverschil.
Het systeem kan in alle jaargetijden effectief
gebruikt worden, mits de ruiten zijn gesloten.

Page 85 of 431

83Comfort

2. Regeling bestuurderszijde
4. Automatisch programma
"zicht"
Om het interieur maximaal te verkoelen
of te ver warmen is het mogelijk de
minimale waarde 14 of de maximale
waarde 28 te overschrijden.


)
Draai de knop 2
of 3
naar links
totdat "LO"
verschijnt of naar
rechts totdat "HI"
verschijnt. Zie " Voorruitontwaseming -
Ontdooien".



3. Regeling passagierszijde

De bestuurder en de voorpassagier
kunnen de temperatuur afzonderlijk
naar wens instellen.
De op het display weergegeven
waarde heeft betrekking op een bepaald
comfortniveau en niet op de werkelijke
temperatuur in graden Celsius of Fahrenheit.


)
Draai de knop 2
of 3
naar links of naar
rechts om deze waarde te verlagen of te
verhogen.
Voor een optimaal comfort wordt de waarde
21 aanbevolen. Niettemin is afhankelijk
van uw wensen een afstelling tussen 18 en
24 gebruikelijk.
Voor een optimaal comfort is het raadzaam
dat het verschil in instelling links en rechts niet
meer dan 3 bedraagt.


Handmatig verstellen

Als u dat wenst, kunt u de automatische
bediening van het systeem handmatig
aanpassen. De controlelampjes in de toets
"AUTO "
gaan uit; de overige functies blijven
automatisch geregeld.


)
Druk op de toets "AUTO "
om het systeem
weer volledig automatisch te laten
functioneren.






Bij auto's met een Stop & Start-systeem
geldt dat zolang de voorruitontwaseming
in werking is, de STOP-functie niet
beschikbaar is.

Page 86 of 431


5. Airconditioning aan/uit



)
Druk op deze toets om de
airconditioning uit te schakelen.
Als de airconditioning wordt uitgeschakeld,
wordt het thermische comfort niet meer
geregeld (vocht, beslagen ruiten).


)
Druk de toets nogmaals in zodra dit
mogelijk is om de automatische werking
van de airconditioning te her vatten. Het
lampje van de toets "A /C "
gaat branden



6. Regeling luchtverdeling



)
Druk op één of meer toetsen
om de luchtstroom te verdelen
naar:


- de voorruit en de zijruiten (ontwasemen
of ontdooien),

- de centrale en zijventilatieroosters,

- de beenruimte van de passagiers.

U kunt de drie luchtstromen ook naar eigen
wens combineren.


7. Regeling luchtopbrengst



)
Draai deze knop naar links
om de luchtopbrengst te
verminderen of naar rechts om
deze te verhogen.


8. Toevoer van buitenlucht/
luchtrecirculatie


)
Druk op deze toets om de
lucht in het interieur te laten
recirculeren. Het lampje van de
toets gaat branden. De lampjes van de luchtopbrengst, tussen
de twee propellers, gaan afhankelijk van de
ingestelde waarde geleidelijk branden.


9. "REST"-functie: ventilatie bij
afgezette motor
Nadat de motor is afgezet, kunt u
de ventilatie nog enkele minuten
laten werken.
De luchtrecirculatie dient om de toevoer van
buitenlucht bij stank en stofoverlast af te sluiten.


)
Druk de toets, zodra de luchtrecirculatie niet
meer nodig is, nogmaals in om de toevoer
van buitenlucht te her vatten en het beslaan
van de ruiten te voorkomen. Het lampje van
de toets gaat uit.
Als u bijvoorbeeld uit de auto stapt, hebben de
achterblijvers in de auto voldoende verse lucht,
zonder dat de motor hoeft te draaien.
Deze functie is beschikbaar als het contact aan
is en de motor niet draait.
De duur en de beschikbaarheid van deze
functie hangt af van de staat van de accu.
U kunt de "REST"-functie activeren zo lang de
controlesignaleringen van de airconditioning
aan staan.

Laat de lucht in het interieur niet te
lang recirculeren om te voorkomen dat
de ruiten beslaan en de luchtkwaliteit
vermindert.

Page 87 of 431

85Comfort

Uitschakelen van het systeem



)
Draai de knop van de
luchtopbrengst naar links tot
alle lampjes uitgaan.
Deze schakelaar heeft geen invloed op de werking van de automatische airconditioning,
alleen op de aanjagersnelheid.
Tijdens de "REST"-functie kunt u de temperatuur, de luchthoeveelheid en de luchtverdeling
niet wijzigen: deze worden automatisch geregeld, afhankelijk van de buitentemperatuur.
Deze functie is niet aanwezig in de STOP-stand van het Stop & Start-systeem.
Vermijd het te lang rijden met
ingeschakelde luchtrecirculatie of
een uitgeschakeld systeem om te
voorkomen dat de ruiten beslaan of de
luchtkwaliteit vermindert.
Bij het aanzetten van het contact



- De signaleringen lichten op: de functie is
beschikbaar.

- Druk op de toets REST
om deze functie
voor enkele minuten in te schakelen. Dit
wordt aangegeven door twee streepjes in
de controlesignaleringen en het branden
van vier lampjes voor de aanjagersnelheid.

- De functie is uit- en dan weer in te
schakelen zolang de controlesignaleringen
branden.

- Aan het einde van de beschikbaarheid van
deze functie, gaan de signaleringen uit.
Bij het afzetten van de motor



- De displays zijn verlicht zolang de functie
beschikbaar is.

- Druk op de toets REST
om de ventilatie
voor enkele minuten in te schakelen. Dit
wordt aangegeven door twee streepjes
in de controlesignalering en het branden
van vier lampjes voor de kracht van de
aanjager.
De functie blijft gehandhaafd, ook als de
auto vergrendeld is.

- De signaleringen gaan aan het einde van
de beschikbaarheid van de functie uit
Als u nog een keer op de toets drukt
vóór het einde van de beschikbaarheid
schakelt u de ventilatie definitief uit: de
signaleringen verdwijnen en de functie is
niet meer beschikbaar. Alle functies van de airconditioning en het
ventilatiesysteem worden dan uitgeschakeld.
De temperatuur wordt dan niet meer
geregeld, maar er blijft een kleine luchtstroom
gehandhaafd.


)
Wijzig de instellingen (temperatuur,
luchthoeveelheid en luchtverdeling) of druk
op de toets "AUTO "
om het systeem weer
met de laatst ingestelde waarden in te
schakelen.

Page 88 of 431

Ontwasemen - Ontdooien voorruit en zijruiten


Deze opdruk op het bedieningspaneel geeft aan in welke stand de knoppen moeten
staan om de voorruit en de zijruiten snel te ontwasemen of te ontdooien.


Met handbediende
airconditioning


)
Zet de knoppen van de luchttemperatuur,
de aanjagersnelheid en de luchtverdeling
in de met de desbetreffende opdruk
weergegeven stand.

)
Zet de knop van de luchttoevoer in de
stand "Toevoer van buitenlucht"
(controlelampje op de knop gedoofd).

)
Schakel de airconditioning in door de toets
"A /C "
in te drukken; het controlelampje in
de toets gaat branden.



Met automatische airconditioning
en gescheiden regeling

Als bij auto's met Stop & Start de
ontwaseming, de airconditioning en
de aanjager zijn ingeschakeld, is de
STOP-stand niet beschikbaar.


Automatisch programma
"Zicht"


)
Selecteer dit programma om de voorruit
en de zijruiten snel te ontwasemen of te
ontdooien.
Het systeem werkt volledig automatisch
en regelt de luchttemperatuur, de
aanjagersnelheid, de luchttoevoer en stelt de
luchtverdeling zodanig in dat de voorruit en de
zijruiten zo snel mogelijk schoon worden.


)
Druk nogmaals op de toets "Zicht"
of op
"AUTO "
om deze functie uit te schakelen;
het controlelampje in de toets gaat uit en
dat van de toets "AUTO "
gaat branden.
Het systeem keert terug naar dezelfde
instellingen als die van vóór het uitschakelen.






Bij auto's met een Stop & Start-systeem
geldt dat zolang de voorruitontwaseming
in werking is, de STOP-functie niet
beschikbaar is.

Page 89 of 431

87Comfort








Achterruitverwarming

De achterruitver warming kan worden ingeschakeld met de toets op het bedieningspaneel
van de airconditioning.

Aan

De achterruitver warming werkt uitsluitend bij
draaiende motor.


)
Druk op deze toets om de achterruit
en de buitenspiegels (afhankelijk van
de uitvoering) te ontwasemen. Het
controlelampje van de toets gaat branden.



Uit

De achterruitver warming wordt automatisch
uitgeschakeld om onnodig stroomverbruik te
voorkomen.


)
U kunt de achterruitver warming ook eerder
uitschakelen door nogmaals op de toets te
drukken. Het controlelampje van de toets
gaat uit.

)
Schakel, zodra de omstandigheden
het toelaten, de achterruit- en
buitenspiegelver warming uit,
omdat een geringer stroomverbruik
leidt tot een verlaging van het
brandstofverbruik.

Page 90 of 431









Vo or stoelen
De zitting, de rugleuning en de hoofdsteun zijn verstelbaar voor een optimale zitpositie.


Handmatig verstellen


In lengterichting



)
Til de beugel op en schuif de stoel in de
gewenste stand.



Hoogte van de bestuurders- en
passagiersstoel


)
Trek de hendel omhoog of duw deze
omlaag tot de gewenste stand bereikt is.



Hoek van de rugleuning



)
Verdraai de knop om de rugleuning te
verstellen.


Verstel omwille van de veiligheid de
stoelen alleen als de auto helemaal
stilstaat.

Page:   < prev 1-10 ... 41-50 51-60 61-70 71-80 81-90 91-100 101-110 111-120 121-130 ... 440 next >